Menu

Roding-Schilt en Hettema – Basisbakboek voor preken

Klaas Touwen

Leer een preek bakken die naar meer smaakt!

Wij hebben thuis een oud kookboek in de keuken staan, met basisrecepten. Het dateert van de jaren vijftig, uit de tijd dat groenten langer gekookt werden dan we nu smakelijk vinden, dus ik haal er altijd een paar minuten af. En ik gebruik minder zout. Maar in de basis deugt dat boek, het is een vraagbaak die vooraan op het plankje staat, naast de meer specifieke kookboeken: Italiaans, Grieks, Turks, Libanees, vegetarisch, veganistisch.

Annemarie Roding-Schilt en Theo Hettema schreven een Basisbakboek voor predikanten. Niet om preken te koken, maar te bakken, dat is de metafoor. Ze zijn lang bezig met het beslag, hebben een taartvorm gekozen, warmen de oven voor, ruimen ondertussen de keuken op. Hup, het bakblik de oven in. Dan af laten koelen, versieren en serveren. 

Ik zat in de trein van Karlsruhe naar Arnhem en had me voorgenomen om niet het hele boek te lezen, ik had nog meer te doen. Alleen de interessante stukken, voldoende om me een beeld te vormen. Maar na een paar uur had ik het hele boek uit. Het is bewonderenswaardig goed geschreven. Nog afgezien van de inhoud, de schrijfstijl is soepel, vrolijk, geestig. Bondig ook en ter zake, evenwichtig. 

Alleen het hoofdstukje 19 uit deel 4 ‘De lege taartschaal en de kruimels’ valt uit de toon. Dat gaat over ‘bidden’, bedoeld is de voorbede, maar het ontstijgt de anekdotiek niet van allerlei komische voorbeelden die duidelijk maken hoe de voorbede de voorganger uit de hand kan lopen, vooral uit de improviserende hand. Hier had een bureauredacteur moeten ingrijpen door de auteurs te vragen er een meer voldragen tekst van te maken. Maar toen had ik het boek al bijna uit.

Heel sterk vind ik het boek als de auteurs met het beslag in de weer zijn. Er gaan vier ingrediënten in. Raad eens welke. 

Ja, de lezingen van komende zondag. Maar nu niet meteen naar tijdschriftvoorverkondiging.org, De eerste dag of de commentaren grijpen. Er gaat een fundamentele vraag aan vooraf: wat staat hier op het spel? Wat helpt is een exegetische minddump of mindsweep. Je schrijft op een groot vel papier – niet op een beeldscherm, het moet fysieker – alles wat je triggert, wat je opvalt, wat vragen oproept, waarom staat het er zoals het er staat? Ook door je in te leven in de personages en nieuwsgierig te zijn naar waar ze vandaan komen en wat ze hierna gaan doen. Maar zonder te ordenen of terug te lezen, je moet blijven schrijven, kilometers maken, zonder te stoppen. Zodat je hand het doet en niet je beoordelende, zichzelf beperkende en blokkerende hoofd. Ja, heus bij deze fase hoort ambachtelijke exegese maar misschien ook wel dat je de tekst kalligrafeert, dat is: dat je je toewijdt aan een nutteloze omgang met de tekst.

Het tweede ingrediënt leert je af te zien van jezelf. Wat zou de hoorder eraan beleven? Niet de abstracte hoorder, maar nu toevallig net deze hoorder die je voor de geest komt en die je deze week in een fotolijstje zet. Volgende week weer iemand anders. Of je brengt de tekst deze week in tijdens de afwas of bij een vergaderopening. Je bent benieuwd naar wat anderen, die niet behept zijn met de witte vlekken van de geestelijkheid, in deze tekst lezen, wat ze zich erbij afvragen en waarbij ze zich achter de oren krabben. Let wel, die ander is net zo’n gekwalificeerde hoorder als jij, maar iemand die dingen in de tekst vanuit een andere discipline gewaar wordt dan waarin jij bent opgeleid, iemand met een andere biografie, iemand ook met andere verantwoordelijkheden. Het begrip ‘hoorder’ kan je hierbij in de weg zitten, want dat brengt toch ongemerkt een interactie met zich mee van: daar moet het Woord naartoe, terwijl het je er nu juist om gaat dat je bij je gesprekspartner iets ophaalt waarin hij of zij een subjectpositie inneemt.

Het derde ingrediënt zijn je eigen gedachtes en gevoelens. Bij het maken van een preek kun je zelf niet buiten schot blijven. Wat er in jou mee resoneert aan ontroering, vreugde, dankbaarheid of aan weerstand, verdriet en ergernis, doet ertoe. Alleen als dat allemaal meedoet wordt het een preek met een ziel, die authentiek is, waarin de persoonlijkheid van de predikant herkend wordt. Waar die authenticiteit ontbreekt, dus van een preek zonder bezieling, raakt niet alleen de predikant doodop, maar loopt ook de hoorder leeg.

Wat zou het vierde ingrediënt zijn? De ingrediënten die tot dusver in het beslag werden geklutst, kennen we uit de moderne communicatietheorieën van zender (ingrediënt 3), boodschap (ingrediënt 1) en ontvanger (ingrediënt 2). Zulke theorieën passen goed bij reclamebureaus en op marketingstrategieën, maar zijn te plat voor de bemiddeling van religie, kunst, liefde en humor. Niettemin hebben homiletieken van eind vorige eeuw zich met een cultuurfilosofische naïviteit veel te gemakkelijk van deze drieslag bediend. De preek is dan het vehikel waar de predikant zich van bedient om ‘overtuigend’ te preken. 

Een postmoderne argwaan echter, die zich wacht voor het geweld dat van het instrumentele denken uitgaat, vestigt de aandacht op wat niet in interne bemiddeling valt onder te brengen. Interne bemiddeling is alles wat de predikant in eigen beheer houdt, wat tot zijn systeem behoort, inderdaad: zender, boodschap en ontvanger. Maar in religie, kunst, liefde en humor doet zich ook een externe bemiddeling voor: een praxis die het roer overneemt, een storing die het systeem ontwricht, een belangeloosheid die ons ontregelt. Daar hebben deze auteurs oog voor. Hun vierde ingrediënt noemen zij ‘gezamenlijke belevingen’. Het is ‘het spel’ dat al onder het eerste ingrediënt werd vermeld: wat staat op het spel? Het is ‘het eigenlijke dat zich niet laat regisseren’ (citaat van Bert de Leede en Ciska Stark in Ontvouwen. Protestantse prediking in de praktijk). 

Annemarie Roding-Schilt en Theo Hettema noemen hun vierde ingrediënt ‘een nog amper ontdekt geheim’. Zij wijzen vooral op hoe het heil gevierd wordt in liturgie en ritualiteit, maar ook op de gezamenlijke reis van het volk van God (de lotgevallen van de lokale geloofsgemeenschap) en op wat in de katholieke theologie sinds Augustinus ‘natuur en genade’ heet (en zij bij Abraham Maslow vandaan halen). Veel in dit hoofdstukje is nog rudimentair, maar het feit dat zij van een vierde ingrediënt weten en het structureel in dit cursusboek inbrengen, is een wezenlijke stap vooruit in de protestantse homiletiek. 

Wat van gene zijde – dus afgezien van de drieslag zender, boodschap, ontvanger – meekomt, wordt traditioneel doordacht in de pneumatologie – het calvinisme immers neemt iedere theologische hobbel met behulp van de heilige Geest. Of er wordt gewezen – zoals de auteurs ook doen – op alles wat in de stilte, in liederen en gebeden, in ritueel en sacrament al zindert en mee resoneert. Of – en dat bevalt me nog het best – de hele eredienst (in het westen eucharistie genoemd, in het oosten liturgie) wordt bezien vanuit het perspectief van de Missio Dei, het is Gods werk, en Christos Diakonos is onze gastheer en onze gast. Van dat vierde ingrediënt kun je orthodox worden, en dat niet in de zin van de Veluwe maar van Byzantium.

Het Basisbakboek is geschreven in een pandemische tijd, maar beperkt zich tot fysieke kerkdiensten. Het boek heeft weinig oog voor wat er in de kerk te zien is (de paaskaars staat al gauw in de weg, alsof het een schemerlamp is) of voor kerkinrichting (de auteurs spreken van ‘het liturgisch centrum’, dat zijn alle heilige dingen op een kluitje, de kerkinrichting van de jaren vijftig uit de vorige eeuw). Wel wordt ingegaan op lichaamshouding en op (terughoudend gebruik van) de beamer. Maar dat een kerkdienst wordt uitgezonden, en dan niet als registratie van een analoge kerkdienst, maar als een speciaal voor kijkers en hoorders ontworpen uitzending met een korte spanningsboog, komt in het boek niet aan de orde. Of het moest een citaat zijn van de Amerikaanse president Woodrow Wilson toen hem gevraagd werd hoeveel tijd hij nodig had voor het voorbereiden van een toespraak: ‘Dat hangt van de lengte van de toespraak af. Als deze tien minuten moet zijn, dan heb ik daar twee weken voor nodig. Voor een toespraak van een half uur heb ik een week nodig. En wanneer ik net zo lang spreken kan als ik wil, dan hoef ik me helemaal niet voor te bereiden.’ 

Annemarie Roding-Schilt en Theo Hettema, Basisbakboek voor preken. Leer een preek bakken die naar meer smaakt!, Ekklesia 2022

Deze recensie is geschreven door Klaas Touwen en is eerder in verkorte vorm gepubliceerd in Tijdschrift voor verkondiging. Touwen is redactiesecretaris van tijdschriftvoorverkondiging.org, predikant van de Nederlandse Kerk in Duitsland, Dorpskerkenambassadeur van Zuid-Nederland en eindredacteur van In wind en vuur, alle liederen van Willem Barnard | Guillaume van der Graft.

Roding-Schilt en Hettema – Basisbakboek voor preken

Annemarie Roding-Schilt en Theo Hettema schreven een Basisbakboek voor predikanten. Niet om preken te koken, maar te bakken, dat is de metafoor. Ze zijn lang bezig met het beslag, hebben een taartvorm gekozen, warmen de oven voor, ruimen ondertussen de keuken op. Hup, het bakblik de oven in. Dan af laten koelen, versieren en serveren. 

Boekomslag Basisbakboek voor preken van Annemarie Roding-Schilt en Theo Hettema
Boekomslag Basisbakboek voor preken van Annemarie Roding-Schilt en Theo Hettema

Nieuwe boeken