Menu

Premium

De leugenaar

Gij hebt het kwade lief boven het goede, leugen boven waarheid spreken.

Psalm 52:5

Psalm 52 is een vertrouwenslied van slachtoffers. De dichter is het slachtoffer van mensen die op geweld vertrouwen. Niets ontziend buiten zij anderen uit. Daarbij schuwen ze leugens en bedrog niet. Het beeld is ons maar al te bekend: hoeveel slachtoffers vallen er niet onder de macht van politieke heersers die het rechtstelsel naar hun hand zetten. Hoeveel vallen er niet onder de handigheid van een economische elite die altijd weer de mazen van de wet kent – of de wet weet te gebruiken voor het eigen voordeel? Dat is opvallend in deze psalm: het gaat niet om moord en marteling die duizenden slachtoffers maken. Moord en marteling zijn er ook genoeg in de wereld, maar hier gaat het om dat andere type geweld – dat miljoenen slachtoffers maakt: leugen, onrecht, sluwheid.

De dichter weet dat het onrecht uiteindelijk niet zal zegevieren. Want God staat aan de kant van de slachtoffers. De daders hebben God niet nodig, zij vertrouwen niet op Hem. De slachtoffers zijn in een andere positie: zijn roepen tot God en hopen op zijn bevrijdende woord. Zij weten van Gods ontferming en vertrouwen op zijn goedertierenheid. En zij zijn overtuigd dat die zal overwinnen. Eenmaal stort de waanwereld van de goddelozen in. Die is op schijn gebouwd. Het is een grote leugen en berust op leugens. Straks stort die als een kaartenhuis ineen als God recht gaat spreken en de waarheid aan het licht komt. Daarom kan de rechtvaardige zingen over Gods heil. De man die op leugen vertrouwt en God niet als zijn vesting heeft zal ten onder gaan en zijn slachtoffers zullen zijn als groene bomen in het huis van God.

Psalm 52 is een prachtig lied van vertrouwen en hoop voor de slachtoffers in de zekerheid dat hun recht zal worden gedaan.

De psalm is gedicht door David. Hij schreef hem ‘toen de Edomiet Doëg aan Saul mededeling was komen doen en tot hem gezegd had: David is in het huis van Achimelek gekomen’.

Dat opschrift is verbijsterend. Hoe is het mogelijk! Het gaat over de geschiedenis die we in 1 Samuël 18 vinden. David is op de vlucht voor zijn schoonvader Saul die hem als gevaar voor de staat wil laten ombrengen. Met een troepje mannen komt hij dan bij het heiligdom in Nob, waar de priester Achimelek de leiding heeft. Achimelek weet nog niet dat David persona non grata voor Saul is geworden en denkt dat de gevierde generaal van de koning bij hem op bezoek komt. David zegt er niets over en bedenkt een leugen om brood te krijgen: hij is op een geheime spoedmissie en heeft geen eten kunnen meenemen. Heeft de priester niets voor hen? De priester kan ook niet zomaar een voorraad brood tevoorschijn halen. Er zijn alleen de heilige broden die alleen priesters mogen eten. Maar ja, het staatsbelang waarop David wijst … Als de manschappen maar niet bij een vrouw hebben geslapen. ‘Nee, ze hebben zich allemaal onthouden,’ zegt David, met de geur van de parfum van Michal nog om hem heen nadat hij haastig bij haar het bed moest uitvluchten.

David krijgt het brood. Hij krijgt er zelf nog het aan God gewijde zwaard van Goliat bij. Zo vertrekken hij en zijn manschappen om te gaan werken aan de omwenteling die komen zal. Maar een hoveling van Saul, Doëg, heeft het allemaal gezien. Hij vertelt zijn baas dat Achimelek David, gezocht wegens staatsgevaarlijke activiteiten, heeft geholpen. Het gevolg is zoals dat gaat in dictaturen: Achimelek en zijn familie worden uitgemoord. Alleen één jonge priester, Abjatar, weet te ontkomen en vertelt het hele verhaal aan David.

Toen schreef David deze psalm: over eerlijk duurt het langst en dat de leugenaar ten onder zal gaan terwijl de slachtoffers God loven in zijn heiligdom. En dan in de ik-vorm. Hij is het slachtoffer en hij zal God loven om zijn bevrijding.

Hoe is het mogelijk dat dit lied in de psalmenbundel staat? Wie is er nu een leugenaar? Wie is de dader die slachtoffers maakt? Wie heeft geen medelijden met weerloze, kwetsbare mensen en offert hen op aan zijn eigenbelang. De psalm is zelf één grote leugen. David heeft zelf niet op God vertrouwd en daaraan anderen opgeofferd.

We hoeven niet te zeggen dat David het ook niet beter kon weten, dat hij zelf slachtoffer was en op de vlucht. Mag je dan anderen slachtoffer maken? En moet je zodra de gevolgen van je verzonnen verhaal – te verkopen als leugen om bestwil – zichtbaar worden, niet alles doen om te voorkomen dat die anderen door jouw schuld onschuldig worden opgeofferd? David wist wel degelijk wat de gevolgen van zijn leugens in Nob zouden zijn. Toen Abjatar het verhaal kwam vertellen zei hij: ‘Omdat de Edomiet Doëg daar was, begreep ik op die dag wel, dat hij het zeker aan Saul zou meedelen. Ik ben de oorzaak van de dood van al uw familieleden’ (1 Sam. 22:22). En dan dicht je vervolgens zo’n psalm – in plaats dat hij Doëg had onderschept toen die van Nob naar Gibea op weg was, desnoods met gevaar van eigen leven. En dan zo huichelachtig zingen van God loven als een groene boom in het huis van God, terwijl het bloed van de priesters daar vloeit die door jouw schuld zijn vermoord.

Als je inhoud en opschrift van de psalm bij elkaar brengt is het absurd. Nu wordt er vaak gesteld dat de opschriften later boven de psalmen zijn gezet, door mensen die veel later deze liederen hebben gebundeld. De psalm wordt aan David toegeschreven, maar is misschien niet door hem gedicht en al helemaal niet in de situatie die het opschrift aangeeft.

Maakt dat wat uit? Maakt dat de intensiteit van de paradox niet alleen maar groter? Want dat zou betekenen dat vrome Israëlieten die de psalmen bundelden zich afvroegen: bij welke situatie past deze psalm? Dit lied past bij David ‘toen de Edomiet Doëg aan Saul mededeling was komen doen en tot hem gezegd had: David is in het huis van Achimelek gekomen’. In zulke omstandigheden dichten mensen zo’n lied.

Dan hebben de verzamelaars van de psalmen geen hoge dunk van mensen. Ze zeggen: als mensen leugens bedenken en slachtoffers maken, dan maken ze mooie verzen en doen of ze zelf het slachtoffer zijn. Dat is de grootste leugen: dat de dader zich de positie van slachtoffer aanmeet. Zo doen mensen dat – en laat Israël dat maar uitzingen in zijn psalmen. Dan maakt het niet uit of het opschrift er nu later boven gezet is of dat David dit lied inderdaad in die situatie heeft gedicht. Het is een psalm die laat zien waartoe mensen in staat zijn.

In de combinatie van opschrift en inhoud is Psalm 52 helemaal geen vertrouwenspsalm. Het is veeleer een oordeelspsalm – of nog meer: een psalm van ontmaskering. Als mensen schuldig zijn en geconfronteerd worden met hun daden, dan keren ze alles om. Dan spelen gruwelijke daders ineens de rol van onschuldig slachtoffer. Dan zijn de verantwoordelijken voor de misdaad ineens vrome gelovigen. Het gebeurt in de grote politiek – en in de ruzie tussen partners.

Deze meditatie is afkomstig uit Hasselelponi. Verrassende meditaties over teksten uit de Bijbel

Nieuwe boeken