Menu

Basis

Een prikkel tot wederzijds vertrouwen

Afgelopen vrijdag (3 september 2021) nam Mechteld Jansen afscheid van de Protestantse Theologische Universiteit, na zeven jaar haar rector te zijn geweest. Bij het afscheid werd haar boek Volk en elite. Samen schaatsen op glad ijs gepresenteerd. Hier doet ze de aanleiding tot deze missiologische cultuuranalyse uit de doeken. Opvolgend PThU-rector Maarten Wisse geeft een eerste reactie. Hoe kunnen volk en elite elkaar vinden?

De aanleiding (door Mechteld Jansen)

In Volk en elite: samen schaatsen op glad ijs, zet ik uiteen waar ik een verscherping van de scheidslijnen tussen ‘volk’ en ‘elite’ zie ontstaan en waarom ik daarover bezorgd ben. Het probleem is dat ‘volk’ en ‘elite’ elkaars leefwerelden niet goed kennen en beeldvorming over en weer gaan koesteren: het ‘volk’ houdt niet van wetenschap en wil vooral onwetend blijven; het ‘volk’ is benepen nationalistisch en wars van vreemde mensen; het ‘volk’ is woedend omdat de ‘elite’ dankzij financieel vermogen de huizenprijzen opdrijft. De ‘elite’ is waarheidminnend, denkt de betere posities volkomen op eigen verdiensten te kunnen schrijven, is sluw, nepotistisch en kosmopolitisch.

Het vergeten volk

Deze beeldvorming leidt tot vooroordelen en wantrouwen. Dit wantrouwen wordt gevoed door de ervaring van het volk dat de elite op hen neerkijkt. Als theoloog-missioloog en als liefhebber van de kerk put ik uit Bijbelse en theologische bronnen om de grenzen tussen ‘volk’ en ‘elite’ op een vreedzame manier te overschrijden. Theologen hebben immers – met alle wetenschappers – de taak om angst te reduceren en vooroordelen tegen te gaan. Vanuit Bijbelse bronnen slaat ‘het volk’ vooral op mensen die vergeten worden. Naamlozen die zich niet gezien en gekend weten. Daarom staat het ‘verlossen van het volk’ gelijk aan het ontrukken aan de vergetelheid. In het verhaal over de rijke man en de arme Lazarus (Lukas 16:19-31), heeft de rijke man geen chique dubbele naam gekregen, maar heeft juist Lazarus een naam (God heeft geholpen).

Theologische stemmen

Theologisch komen de joodse Jonathan Sacks en de paus Franciscus mij te hulp wanneer zij pleiten voor een steeds te vernieuwen sociaal verbond of sociaal-cultureel pact tussen ‘volk’ en ‘elite’. Sacks beschrijft hoe de aanvaarding van de Levenswet voorafging en constitutief was voor het ontstaan van het volk Israël. Parallel daaraan zouden ook huidige nationale eenheden zich vooral moeten verstaan als mensen die de wetten van een land internaliseren en zich interesseren voor de doorgaande vormgeving van die wetten.

Verder geeft hij aan dat joden en christenen zich kunnen inzetten voor een gezonde vorm van nationale eenheid, het samen te bouwen huis van de samenleving. Dat kunnen zij door hun religieuze verhalen in te brengen, waarop de samenleving kan steunen. En door extra ‘structuren van genade’ in te bouwen, waar de politiek alleen kan zorgen dat iedereen voor de wet gelijk is maar geen genade toepast. En ten slotte door vooral de religieuze feesten voor iedereen toegankelijk te maken.

Paus Franciscus pleit eveneens zeer nadrukkelijk voor het naar voren halen van de vreugde en het feest voor iedereen; ‘volk’ en ‘elite’ tezamen. Het ‘volk’ heeft daarbij de meer concrete toegang tot het evangelie; de ‘elite’ wordt uitgenodigd zich uit haar hoge bomen naar beneden te laten roepen en zich van haar abstracties te ontdoen.

Mechteld Jansen en Maarten Wisse bij de Opening Academisch Jaar van de PThU 2021
Mechteld Jansen en Maarten Wisse bij de Opening Academisch Jaar van de PThU 2021. Wisse is hier net beëdigd als rector van de instelling. Jansen deed na zeven jaar afstand van de positie. (foto: Wouter Muskee/ PThU)

Verzoeningsspiritualiteit

Dit alle past in een missiologie die zich richt op een verzoenigsspiritualiteit. Verzoening vereist het opnieuw bezoeken van je herinnering en de pijnlijke herinnering toelaten, de herinneringen laten helen. Slachtoffers hebben daarbij voorrang. Aan hen moet recht geschieden. In die lijn van zelfonderzoek ligt ook de verzoeningsarbeid tussen ‘volk’ en ‘elite’. Er moet een einde komen aan alle haatdragende en haatzaaiende taal over en weer.

Neen, de elite bestaat niet alleen maar uit arrogante kunstliefhebbers en huisjesmelkers. Neen, het volk is niet uit op gratis scootmobielen. Neen, het volk van het land is niet gebouwd op één oeroude traditie ontstaan zijn met één oeroude taal. Ik ben bang voor dat woord ‘oer’. Oorsprongmythes van ‘eigen’ volk en cultuur horen niet in de christelijke verkondiging thuis.

Viering

Waar is het feestje? Hier is het feestje, waar mensen die elkaar indelen in ‘volk’ en ‘elite’ uitgenodigd worden en elkaar uitnodigen om te vieren. Waar zij een gulle God ontmoeten. Daarvan kan iedereen weer anders getuigen en anders gaan zingen of rappen. Maar het slechtste idee is helemaal geen jubeltonen en helemaal geen feest.

Als ik maar op één ding zou mogen inzetten met het oog op het doorbreken van de grenzen tussen ‘volk’ en ‘elite’, zou ik inzetten op een feest en op wat in de theologie de doxologie wordt genoemd: God eren, lof toezwaaien voor het wonder van contact, muziek, beweging. Voor het wonder van troost, voor het wonder van grappen. Of God die lof nodig heeft of niet, acht ik niet zo’n interessante vraag. Het punt is dat onze ziel er wel bij vaart.

Verlangen naar een thuis

Juist geloofsgemeenschappen zouden het verlangen naar ‘thuis’ moeten begrijpen. Onder het verlangen naar thuis zit soms een afkeer van het vreemde, maar veel vaker nog een angst om zelf niet meer gekend te zijn.

Er bestaat een vorm van thuiskomen, een geworteld zijn, een gekend zijn, die onmiddellijk vrolijk maakt omdat je op je plek van bestemming bent én onmiddellijk die plek wil openbreken, zoals je in een goed café de kring opengemaakt ziet worden als jij binnenkomt.

Het doet denken aan die twee groepen schaatsers die elkaar tegenkwamen op het ijs. De beide groepen, die uit verschillende kringen afkomstig waren en elkaar in het maatschappelijk bestaan weinig tegenkwamen, openden zich naar elkaar. Het was de liefde voor het ijs, de wil elkaar voor scheuren te behoeden, het gezamenlijk beleefde gevecht met de elementen, die het sociale ijs deden smelten. Even geen spot met elkaars stijl, smaak, spraak en status. Je ziet hoe mensen, die elkaar in het dagelijks leven indelen in sjiek en sjofel, daarvan opknappen en er nog dagen verrast en glunderend op terugkijken.

Herstel  van vertrouwen

Missiologie die zich bezighoudt met wat op de grenzen tussen mensen gebeurt en hoe God daar aanwezig is, begint met vertrouwen dat mensen elkaar op zielsniveau kunnen ontmoeten. Van Christian Wiman hoor ik dat veel mensen daaraan twijfelen. Zelfs zijn eigen theologiestudenten vallen eerder de stelling bij dat mensen ten diepste altijd vreemdelingen voor elkaar blijven.

Natuurlijk er is allerlei misverstand, groot onbegrip, tegengestelde belangen en slecht luisteren. Toch zegt Wiman dat het christelijk geloof precies dát vertrouwen probeert vol te houden: ten diepste kunnen mensen elkaar op zielsniveau ontmoeten. Dat geldt dan ook voor ‘volk’ en ‘elite’.  

Mechteld Jansen is emeritus hoogleraar Missiologie aan de Protestantse Theologische Universiteit en was tot voor kort rector van diezelfde instelling.

Een eerste reactie (door Maarten Wisse)

Met plezier heb ik Volk en elite gelezen, geschreven door Mechteld Jansen, mijn collega aan de PThU en voorgangster als rector. Met evenveel plezier en waardering reageer ik er hier op.

Tijdens mijn rede bij de aanvaarding van het rectoraat heb ik gepleit voor de noodzaak van het opnieuw geboren worden van de academische theologie. We moeten de ziel van de theologie opnieuw terugvinden. Dat is uiteraard niet iets dat van de ene op de andere dag gebeurt. Ik heb daarom in die rede allerlei positieve signalen genoemd van het opnieuw ontdekt worden van de ziel van de theologie. Dat zal ik in deze reactie ook doen: wat zie ik collega Jansen in dit boek doen dat aan het opnieuw ontdekken van de ziel van de theologie bijdraagt?

Om het gesprek gaande te houden zal ik ten slotte natuurlijk ook iets noemen waarvan ik me afvraag of het niet anders zou kunnen of moeten om de vernieuwing van de theologie verder te versterken.

Zien wat God aan het doen is

Allereerst de missiologische inzet in Volk en elite. Jansen zet in bij missiologie als een wetenschappelijke discipline die waarneemt wat God aan het doen is. Dat geeft aan dat theologie niet zozeer eeuwige waarheden formuleert die aan iedereen gecommuniceerd moeten worden, maar altijd – om met Gutiérrez te spreken – een ‘tweede handeling’ is. God is al aan het werk en wij nemen dat waar. Daarmee is één belangrijke klip voor een zich vernieuwende theologie vermeden: zich verliezen in absolute uitspraken over wat we zouden moeten geloven. Maar daarmee dient zich direct ook een tweede klip aan voor een vernieuwende theologie: relativisme.

Als we geen ‘dit-is-de-enige-eeuwige-waarheid-theologie’ willen presenteren, hoe blijven we dan uit de buurt van een ‘kijk-eens-wat-er-allemaal-kan-theologie’? Ook die klip zie ik Jansen vermijden. Er zit weliswaar veel in het boek dat je inderdaad onder de noemer zou kunnen brengen van: kijk eens wat er allemaal zich tussen volk en elite afspeelt. Toch blijft Jansen niet alleen maar toeschouwer, maar is zij zeker ook een kritisch-constructieve gids. Die rol als gids neemt twee vormen aan.

De kritische gids

Enerzijds is het een kritische rol die voortdurend de vinger legt bij momenten waarop ofwel een deel van het volk ofwel de elite wordt vergeten en buitengesloten. Ook horen we haar kritisch reageren als volk of elite verabsoluteerd worden, uiteraard ten koste van anderen. In mijn eigen werk noem ik dat de rol van de ‘wet’ in de theologie. Het is een theologisch veld waarin de theoloog zich in allerlei opzichten op gedeelde grond bevindt met andere wetenschappen. In het geval van het boek van Jansen is dat het terrein van de sociologie waarop over volk en elite wordt nagedacht. Theologie heeft in dat veld een speciale bezorgdheid bij de verabsolutering van bepaalde groepen of individuen omdat een absolute rol altijd uitsluiting van anderen tot gevolg heeft, maar vooral omdat mensen of groepen daarbij een rol krijgen die gelovig gesproken alleen God toekomt.

De constructieve gids

Anderzijds is het een constructieve rol die, zoals Jansen dat zo mooi noemt, getuigt van het geloof in Jezus Christus en die van daaruit een scherp oog heeft voor alle plaatsen en momenten van hoop in de samenleving en in geloofsgemeenschappen. Bij de communicatie van het evangelie is het van cruciaal belang om het verschil tussen een afdwingende wet en een uitnodigend evangelie goed uit elkaar te houden. Anders verandert missie in dwang en geloofscommunicatie in eenrichtingsverkeer.

Daarom is de notie van ‘getuigenis’ ook zo waardevol;  die sluit in dat je daadwerkelijk communiceert wat je in Jezus Christus aan heil gevonden hebt, maar respecteert tegelijkertijd de ruimte die de ander nodig heeft om dat heil ook zelf al dan niet te kunnen aanvaarden. Het respecteren van die ruimte is geen teken van een verwaterde theologie die niet durft te zeggen waar het op staat, maar is theologisch gezien het respecteren van het feit dat wij als missionarissen geen gelovigen creëren, maar dat alleen God heil sticht. Van dat heil leggen we getuigenis af als iets dat niet van ons is, maar zowel aan anderen als aan ons vrijelijk door God geschonken wordt.

Een vraag om het gesprek verder te helpen

Een gulden middenweg dus, tussen enerzijds anderen opleggen wat ze moeten geloven omdat het de enige waarheid is en anderzijds alles wat er in de wereld te koop is maar onkritisch waarderen. Mooi! Theologie op weg naar de toekomst.

Tegelijkertijd kriebelt er ook wel iets. Dat heeft met name te maken met de problematiek waar collega Jansen op inhaakt: volk en elite. Ze hebben elkaar nodig en zijn minder een tegenstelling dan we vaak denken – zo betoogt zij. Ze zijn op hun best als ze samen schaatsen op glad ijs en dat kán, tegen alle verdelende krachten in de samenleving in. Het kan omdat God mensen bij elkaar brengt die onderling heel verschillend zijn.

Dat zal waar zijn, maar – zo kriebelt bij mij de kritische vraag –: is dat toch niet een wat elitaire benadering? Jansen betoogt dat ‘het volk’ met name moeite met de elite heeft omdat de elite niet luistert en dat is zeker in allerlei opzichten waar. Toch is het denk ik niet het enige. Zit de moeite van het volk met de hedendaagse elite niet tegelijkertijd bij de nuance, bij het verzoenende, bij het kosmopolitische van de elite? Ontlenen de hedendaagse populistische politieke partijen bijvoorbeeld niet veel van hun aantrekkelijkheid aan het feit dat ze standpunten neerzetten die hoewel evident onjuist, gewoon lekker zogenaamd zeggen waar het op staat? Verlangt het volk – en ook een flink deel van de elite trouwens – niet hartstochtelijk naar duidelijkheid, zelfs als het niet zoveel uitmaakt welke duidelijkheid dat is?

Iets om ons aan toe te vertrouwen

Vervolgens: wat betekent dat dan voor de theologie? Het is waar, theologen zijn zich voortdurend bewust van de gesitueerdheid van de theologie, van de relativiteit van grenzen tussen mensen, van het gevaar van het absoluteren van grenzen ten voordele van het eigen gelijk. Dat is terecht, maar – om het maar eens even op scherp te zetten –: kun je daarmee leven en sterven? Is er juist in deze tijd niet een opvallende overeenkomst tussen gelovigen en ongelovigen, namelijk dat ze zoeken naar een anker dat onbeweeglijk is? Iets waar we ons aan kunnen toevertrouwen zonder te hoeven vrezen dat het morgen niet meer bij de tijd is? Hoe gaan we daar als theologen zo antwoord op geven dat we niet terugvallen in de oude absolute antwoorden en tegelijkertijd werkelijk tegemoetkomen aan de bezorgdheid van de hedendaagse mensen en gelovigen?

Maarten Wisse is hoogleraar Dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit en is sinds 3 september jl. rector van diezelfde instelling.

Nieuwe boeken