Verboom – Van doopvont naar avondmaalstafel
W.D. Kroese
Pastorale uitleg van de liturgische formulieren bij doop, belijdenis en avondmaal
De titel geeft het onderwerp en de opbouw van het boek weer: de ‘beproefde route’ van doop, belijdenis en avondmaal. Het is een route die voor veel (protestantse) christenen bekend is, al vanaf de reformatie. Deze route is in lijn met de oudste Nederlandse (gereformeerde) psalmboekjes. Daarin was tussen het ‘Formulier om de heilige doop uit te richten’ – een specifiek formulier voor kinderen en ‘bejaarden’ bestond nog niet – en het ‘Formulier om het heilig avondmaal te houden’ een ander document geplaatst. Dit document was gericht op de opname van de catechisanten in de gemeente: ‘Een korte onderzoeking van het geloof, voor degenen die zich tot de gemeente begeven willen’.
De titel van Verbooms boek geeft aan dat het boek een ‘pastorale uitleg’ wil zijn. Steeds volgt na de tekst van het betreffende formulier een toelichting. Verboom neemt de lezer mee in zijn toelichting middels kunstige wisseling van een inclusief ‘wij’, een uitnodigend ‘ik’ en een pastoraal ‘jou’. Een voorbeeld: ‘Als we dat leren, ontdekken we in het water van de doop het wonder van Gods genade. Het water zegt niet alleen dat ik gewassen moet worden. Het zegt ook: het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon reinigt jou van alle zonde’ (p. 23).
Verboom heeft de persoonlijke geloofsoefening op het oog, maar waakt voor een te individualistische toon: steeds is ook de bredere gemeente in het oog. Verboom stelt: ‘De doop: persoonlijk en gemeenschappelijk’ (p. 21). Hij expliciteert hiermee wat mij betreft dan ook terecht een stuk ‘goud van de erfenis van de Reformatie’ (p. 9). De idee om de dopeling te dopen in de samenkomst van de gemeente (cf. p. 59) is namelijk (her)uitgevonden in de verschillende gereformeerde doopformulieren uit de 16e eeuw. Het is te vinden in het doopformulier van Calvijn, die van de Nederlandse gereformeerde gemeente te Londen en ook van de Palts. In de kerkorde van de Palts (1563) – waar het Nederlandse klassieke gereformeerde formulier van afkomstig is – staat het als voorwaarde: de doop vindt plaats wanneer de gemeente Gods samenkomt ‘opdat zich eenieder zijn Doop weet te vermanen, en de christelijke Gemeente eendrachtig de naam van God over het kind aanroept’.
Verboom voert in zijn boek ‘een door levenservaring beproefde pastor voor ons geloofsleven’ (p. 9) op, die we ontmoeten in de liturgische formulieren. Dit werkt in zijn boek uit dat Verboom aan de hand van het formulier en de gereformeerde belijdenisgeschriften (en theologie) antwoorden formuleert op allerhande mogelijke (geloofs)vragen. Verboom gaat hierbij mijns inziens geen vraag uit de weg. De antwoorden zullen voor een lezer die bekend is met gereformeerde theologie een ‘klassieke’ indruk wekken; dit zal onder meer ook te maken hebben met de pastorale toonzetting van het boek. Anderzijds worden wel bewuste theologische keuzes gemaakt en argumenten opgevoerd.
Een voorbeeld van theologische keuze en argumentatie is te vinden rondom de verdediging van de kinderdoop. In de alinea over ‘Afwijzen van de kinderdoop’ (p. 42) gaat Verboom na het noemen van bezwaren tegen kinderdoop deze bezwaren niet uit de weg. Eén bezwaar is bijvoorbeeld dat kinderen niet zelf kunnen beslissen om gedoopt te worden. Als hoofdonderdeel van het theologische antwoord op dit bezwaar formuleert Verboom dat God de handelende is in de doop (p. 45). Het wordt in de gereformeerde kinderdooptheologie echter spannender als het gaat om de relatie tussen geloof van de kinderen en doop. Dit is namelijk in de gereformeerde theologie nogal eens op verschillende manieren uitgewerkt. Ik noem hier slechts dat de één na laatste zin onder het kopje ‘Een juweel’ (p. 42) ook daadwerkelijk een parel van een zin is.
Het boek is geschreven voor de gemeente, getuige de pastorale uitleg, het eenvoudig taalgebruik en de vele tussenkopjes. Daarnaast bevat het in de bijlagen zowel gespreksvragen bij de hoofdstukken voor kringverband, als ook een eigen hertaling van de liturgische formulieren waarbij het avondmaalsformulier is ingekort. Dit deed mij denken aan het boek uit 1525 van H. Zwingli, Vom dem Touff. Vom widertouff. Unnd vom kindertouff. Zwingli bood eveneens als laatste onderdeel van het boekwerk een formulier om kinderen te dopen, zoals men dat deed in Zürich. Dit formulier kan men – enigszins gewijzigd – in de jaren daarna ook vinden in de kerkorde van Zürich. Het is goed mogelijk dat Verbooms hertaling eenzelfde soort weg zal vinden.
W.D. Kroese.
W. Verboom. Van doopvont naar avondmaalstafel. Pastorale uitleg van de liturgische formulieren bij doop, belijdenis en avondmaal. Utrecht: KokBoekencentrum, 2021. 160 pp. €18,99. ISBN 9789043536646.
Benieuwd naar meer? Lees ook dit interview met de auteur van Van doopvont naar avondmaalstafel, Wim Verboom.
Verboom – Van doopvont naar avondmaalstafel
De titel geeft het onderwerp en de opbouw van het boek weer: de ‘beproefde route’ van doop, belijdenis en avondmaal. Het is een route die voor veel (protestantse) christenen bekend is, al vanaf de reformatie. Deze route is in lijn met de oudste Nederlandse (gereformeerde) psalmboekjes. Daarin was tussen het ‘Formulier om de heilige doop uit te richten’ – een specifiek formulier voor kinderen en ‘bejaarden’ bestond nog niet – en het ‘Formulier om het heilig avondmaal te houden’ een ander document geplaatst. Dit document was gericht op de opname van de catechisanten in de gemeente: ‘Een korte onderzoeking van het geloof, voor degenen die zich tot de gemeente begeven willen’.