Zijlstra — Authentiek in tijden van massamedia, egocultuur en consumentisme
Arjen Velema
Het woord authentiek wordt veel gebruikt en is beduimeld. In de supermarkt zijn er ‘authentieke vleeswaren’ te koop en pastores horen bij hun trainingen dat zij vooral ‘authentiek’ moeten zijn. Is hier helderheid te verschaffen? De filosoof Zijlstra doet een poging. Hij voert een pleidooi voor het ‘authenticiteitsideaal’ en onderscheidt dat van de ‘authenticiteitscultuur’, waarin het eigen gevoel en daar dichtbij blijven tot hoogste norm wordt verheven (11). Dit onderscheid is van belang. Eerst komt Rousseau aan de orde. Bij hem aandacht voor het ‘universele van de innerlijke stem van het geweten.
Ieder van ons hoort die stem alleen in zichzelf, maar zij is iets wat wij delen, mits we goed luisteren’ (18). De romantici zien dat anders en verlangen terug naar de eenheid van het authentieke, unieke volk (21). Existentialisme en tegencultuur nemen het op voor het ideaal jezelf te zijn, dat vervolgens ontspoort in massale authenticiteit die een product is van de markt. De kritiek daarop is van belang maar deelt niet per se het authenticiteitsideaal als zodanig (30).
Zijlstra bespreekt Taylor om dit ideaal te verdedigen. Taylor ziet authenticitiet als een ‘moreel ideaal’ (37). En dat neemt Zijlstra over en pleit voor een doordachte authenticiteit die uitgaat van communicatie, het delen van waarden en normen, het openstaan voor anderen. Zijlstra werkt dit uit door ‘post-Taylor’ een aantal noties aan de orde te stellen als: Geworteld en ingebed, Afhankelijk en sociaal, Actie en reflectie, Openheid, Geen nostalgie, maar kritiek en vernieuwing, Waarden en waarheid, Commitment. Deze thema’s vormen het hoofddeel van het boekje en hier komen een reeks van filosofen en hun denkbeelden aan de orde (43-61). Dat gebeurt zeer beknopt, maar het geheel geeft een pleidooi voor een oprechte authenticiteit waarbij Zijlstra met Taylor overeenstemt dat wij ‘de christelijke boodschap altijd blijven zien als kritiek op culturele zelfvoldaanheid’ (60).
Het is de kunst die hier verder helpt, een paradigma, voedingsplaats voor individuele authenticiteit (71). Dat hierna het populisme als vergaarbak van authenticitiet aan de orde komt, is logisch vanuit het voorafgaande. ‘Het beroep op de authentieke wensen en behoeften maken van het hele idee van verantwoording en kritiek een achterhaalde rariteit en van plurifiormiteit een ongewenst indringer’ (79). Dat is stevige taal en Zijlstra ziet ook wel dat er een ‘versteviging en herinrichting van het maatschappelijk middenveld (de civil society) nodig is’ (84).
Ik deel dat, maar maak er de opmerking bij dat nu dat maatschappelijke middenveld aan erosie onderhevig is en door grote delen van een bevolking niet meer herkend wordt. Het gaat om tallozen die zich buitengesloten voelen en de ervaring opdoen door de heersende elites genegeerd te worden, al dan niet op ‘politiek correcte’ gronden. Dan is het tijd om linkse en rechtse populisten niet weg te schuiven bij voorbaat als ‘achterhaalde rariteit’ of te demoniseren, maar een serieus, laten we zeggen, ‘burgerlijk authentiek discours’ aan te gaan. De tegenstellingen zijn dermate stevig dat daaraan grote behoefte is. Dat vraagt luciditeit en moed. Maar niettemin, een boekje dat veel biedt.
Deze recensie is geschreven door Arjen Velema en verscheen oorspronkelijk in Kerk en Theologie 2021, nr. 3, dat als thema ‘Heil’ heeft.
Onno Zijlstra. Authentiek in tijden van massamedia, egocultuur en consumentisme. Amsterdam: Boom, 2021. 96 pp. €12,50. ISBN 9789024434640.
Zijlstra — Authentiek in tijden van massamedia, egocultuur en consumentisme
Het woord authentiek wordt veel gebruikt en is beduimeld. In de supermarkt zijn er ‘authentieke vleeswaren’ te koop en pastores horen bij hun trainingen dat zij vooral ‘authentiek’ moeten zijn. Is hier helderheid te verschaffen? De filosoof Zijlstra doet een poging. Hij voert een pleidooi voor het ‘authenticiteitsideaal’ en onderscheidt dat van de ‘authenticiteitscultuur’, waarin het eigen gevoel en daar dichtbij blijven tot hoogste norm wordt verheven (11). Dit onderscheid is van belang. Eerst komt Rousseau aan de orde. Bij hem aandacht voor het ‘universele van de innerlijke stem van het geweten.