Het tweede deel: de verlossing van de mens (vraag 12 t/m 25)
Onderdeel van de Heidelbergse Catechismus
ZONDAG 5
Vraag 12: Aangezien wij dus naar Gods rechtvaardig oordeel nu en eeuwig straf verdiend hebben, bestaat er dan nog een middel, waardoor wij deze straf zouden kunnen ontgaan en weer genade vinden?
Antwoord: God wil dat aan zijn gerechtigheid voldaan wordt. Daarom moeten wij of zelf of door middel van een ander er volkomen aan voldoen.
Vraag 13: Maar kunnen wij daar zelf aan voldoen?
Antwoord: Volstrekt niet. Wij maken de schuld zelfs nog dagelijks groter.
Vraag 14: Is er ergens enig schepsel te vinden dat voor ons kan voldoen?
Antwoord: Nee. Want ten eerste wil God niet een ander schepsel voor schuld straffen die de mens veroorzaakt heeft. Ten tweede kan ook geen enkel schepsel de last van Gods eeuwige toorn tegen de zonde dragen en andere schepselen daarvan verlossen.
Vraag 15: Wat voor een Middelaar en Verlosser moeten wij dan zoeken?
Antwoord: Een zodanige die waarachtig en rechtvaardig mens is, en toch krachtiger dan alle schepselen, dat wil zeggen, die tevens waarachtig God is.
ZONDAG 6
Vraag 16: Waarom moet Hij een waarachtig en rechtvaardig mens zijn?
Antwoord: Omdat Gods gerechtigheid eist dat de menselijke natuur die gezondigd had, voor de zonde zou voldoen, en omdat een mens, daar hij zelf zondaar is, voor anderen niet kon voldoen.
Vraag 17: Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn?
Antwoord: Om krachtens zijn goddelijke natuur in staat te zijn de last van Gods toorn in zijn menselijke natuur te dragen, voor ons de gerechtigheid en het leven te verwerven en ons terug te geven.
Vraag 18: Maar wie is deze Middelaar, die tegelijk waarachtig God en een waarachtig, rechtvaardig mens is?
Antwoord: Onze Here Jezus Christus, die ons door God tot wijsheid, gerechtigheid, heiliging en tot volkomen verlossing geworden is.
Vraag 19: Waaruit weet u dat?
Antwoord: Uit het heilig Evangelie, dat God zelf eerst in het paradijs geopenbaard heeft, daarna door de heilige aartsvaders en profeten heeft laten verkondigen en door de offers en andere ceremoniën van de Wet afgebeeld, en dat Hij ten slotte door zijn eniggeboren Zoon heeft vervuld.
ZONDAG 7
Vraag 20: Worden dan alle mensen weer door Christus behouden, zoals zij in Adam verloren zijn?
Antwoord: Nee, maar alleen degenen die in Hem door een oprecht geloof worden ingelijfd en al zijn weldaden aannemen.
Vraag 21: Wat is een oprecht geloof?
Antwoord: Een oprecht geloof is niet alleen een stellig weten of kennen waardoor ik alles voor waar houd wat God ons in zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, dat de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en gelukzaligheid door God geschonken zijn, uit louter genade, alleen omwille van Christus’ verdienste.
Vraag 22: Wat is dan voor een christen nodig te geloven?
Antwoord: Alles wat ons in het Evangelie beloofd wordt, dat is wat de artikelen van ons algemeen en onbetwijfeld christelijk geloof ons in een hoofdsom leren.
Vraag 23: Hoe luiden die artikelen?
Antwoord:
-
Ik geloof in God de Vader, de almachtige Schepper van hemel en aarde.
-
En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here.
-
Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria.
-
Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle.
-
Ten derden dage opgestaan van de doden.
-
Opgevaren ten hemel, zittend aan de rechterhand van God, de almachtige Vader.
-
Vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
-
Ik geloof in de Heilige Geest.
-
Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen.
-
Vergeving van de zonden.
-
Opstanding van het vlees.
-
En een eeuwig leven.
ZONDAG 8
Vraag 24: Hoe worden deze artikelen ingedeeld?
Antwoord: In drie delen. Het eerste gaat over God de Vader en onze schepping, het tweede over God de Zoon en onze verlossing, het derde over God de Heilige Geest en onze heiliging.
Vraag 25: Wanneer er maar één enig goddelijk wezen is, waarom noemt u er dan drie, de Vader en de Zoon en de Heilige Geest?
Antwoord: Omdat God zich in zijn Woord zo geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheiden personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn.
Onderdeel van de Heidelbergse Catechismus.
Ook onderdeel van een uitgave van de Nederlandse Belijdenisgeschriften (KokBoekencentrum, 2020).