Ambtstheologie in de praktijk
Wat heb je aan het ambt in de praktijk? Wat beleven ambtsdragers aan het ambt? Wat doet het ambt met hen? Dat is het type vragen waarop ik in mijn recent verschenen proefschrift langs de weg van empirisch kwalitatief onderzoek antwoord probeer te geven.
Methode en onderzoek
Als methode hanteerde ik de klassieke ‘grounded theory’ van Barney Glaser, een methode die op basis van in de praktijk verzamelde data nieuwe theorievorming mogelijk maakt. Omwille van de werkbaarheid is het onderzoek beperkt tot predikanten van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).
Het empirische deel van het onderzoek wordt voorafgegaan door een analytisch deel, waarin de historisch gegroeide visie van de beroepsgroep (VGVZ)1 op het ambt wordt geschetst en waarin een overzicht wordt gegeven van de ambtstheologische connotaties zoals die in de reformatorische traditie zijn gegroeid. Met behulp van de identiteitstheorie van Paul Ricoeur worden het empirische en analytische deel van het proefschrift met elkaar verbonden.
In dit artikel ga ik eerst in op een aantal ambtstheologische noties uit de Reformatie, zoals ik die in het analytische deel beschrijf. Vervolgens laat ik zien hoe enkele van deze noties terugkeren in de praktijk van het werk. Daarmee geef ik een inkijkje in het empirische deel. Ten slotte ga ik na welke voorwaarden nodig zijn voor een succesvol samengaan van praktijk en ambtstheologie.
Reformatorische ambtstheologie
Ambt is een dienst. Met het afgelopen Lutherjaar 2017 nog vers in het geheugen is het goed er nog eens bij stil te staan dat er voor Luther geen wezenlijk verschil is tussen het algemeen priesterschap en het geordineerde ambt. Iedere christen wordt door God geroepen tot dienst aan God en de kerk. Iedere christen ontvangt daartoe ook volmacht. Het algemeen priesterschap der gelovigen is daarom in de kern dezelfde dienst die ook door het ‘geordineerde ambt’ wordt uitgeoefend (Luther, 1980-1999).2 Voor de goede orde – letterlijk, anders wordt het een rommeltje – achtte echter ook Luther het geordineerde ambt noodzakelijk (Luther, 626, 12vv).
Van den Brink en Van der Kooi (2012) behandelen in hun dogmatiek het ambt op klassiek reformatorische wijze. Zij gaan uit van de roeping van de geloofsgemeenschap als geheel, die zij in lutherse zin verbinden met het ambt van alle gelovigen. Onder andere als gevolg van het conflict met de meer radicale en nauwelijks tot compromis bereid zijnde dopersen, die geen behoefte meer hadden aan een geordineerd ambt, ontwikkelde zich bij Calvijn en zeker ook bij Bucer, een reformatorische ambtstheologie.
Centraal daarin staat de gedachte van het samengaan van de vocatio interna, de innerlijke roeping en de vocatio externa, de bevestiging daarvan door de gemeenschap. Koffeman ziet dit als essentieel voor de reformatorische traditie: ‘In onderscheid van het ambt van alle gelovigen ziet zij dat naast de vocatio interna de vocatio externa komt, naast de roeping door God, de roeping die uitgaat van de gemeente (Koffeman 2009, 144). Hij spreekt over de geestelijke kern van het ambt, de geestelijke legitimiteit.
Belangrijk voor de Reformatie was ook de gedachte dat het ambt aan een bepaalde plaats (locus) gebonden was. Vooral Bucer is hierover helder: ‘The rule is: the office of the minister functions in the local church’ (Van ’t Spijker 1996, 102). Verbondenheid met een gemeenschap is dus essentieel in de reformatorische ambtstheologie.
Een verdergaande gedachte is dat de geordineerde ambtsdrager tegen de achtergrond van het legitimerende weefsel van persoonlijke roeping en de bevestiging daarvan door de gemeenschap ook Christus representeert. De ambtsdrager handelt in persona Christi en representeert Hem dus. Dit geldt al duidelijk voor Calvijn (1994, 54). En hij doet dit in de actuele context waarbinnen hij werkzaam is en binnen een kerkrechtelijk, juridisch legitimerend kader, ‘de buitenkant van het ambt’.
Ervaren werkelijkheid
In het empirisch deel van mijn onderzoek vroeg ik predikanten naar hun beleving van het ambt, onder andere of en zo ja hoe de in de bovenstaande paragraaf genoemde elementen van de reformatorische ambtstheologie een rol spelen in hun werk.
Ik was benieuwd naar de ‘binnenkant van het ambt’. Beleeft men er nog iets aan, werkt het door in hun werk? Dit zijn relevante vragen omdat het ambt door een deel van de beroepsgroep als niet-essentieel voor de uitoefening van het beroep geestelijk verzorger wordt gezien.
Met behulp van de methode van de klassieke ‘grounded theory’ van Barney Glaser kregen we de ervaren werkelijkheid van predikantgeestelijk verzorgers in beeld en konden we een eigen model ontwikkelen om deze werkelijkheid te beschrijven.
De ervaren werkelijkheid bleek beschreven te kunnen worden als bestaande uit drie zones: ‘spreken over’, ‘spreken met’ en ‘trialoog en innerlijke dialoog’. De ‘main concern’ van predikant-geestelijk verzorgers bleek vorm te krijgen in het oog en oor zijn voor spiritualiteit en existentie dat als ‘core category’ alle zones doortrekt, maar met wisselend succes.
In de (middelste) ‘zone van spreken met’ slaagt de predikant-geestelijk verzorger erin zijn ambt vruchtbaar te laten zijn. Daar kan hij daadwerkelijk oog en oor zijn voor spiritualiteit en existentie. Soms is het ambt lastig, maar vaak kan hij juist door zijn ambtsdragerschap een bemiddelende rol vervullen om patiënten en hun naasten te helpen hun eigen bron, dat wat hun Heilig is, te (her)vinden. Dat uit zich in gesprekken en in rituelen.
Voor de predikant-geestelijk verzorger blijkt het ambt ook een dragende motivatie bij meer ‘seculier werk’, zoals het deelnemen aan een moreel beraad. Noties als verbonden zijn met de kerkelijke gemeenschap, met de traditie, het representeren van Christus, bleken van belang. Dit zijn bronervaringen.
Een eigen oriëntatie op het Heilige in de ‘zone van trialoog en innerlijke dialoog’ bleek daarvoor een vereiste. Wie zich volledig richt op de mores van de instelling zonder aandacht voor de eigen bronervaringen heeft het in het werk eerder moeilijk (‘droogt op’). Staan in een traditie blijkt behulpzaam (Bras 2017).
Voor het gesprek over de ervaren ‘binnenkant van het ambt’ bleek in de institutionele verbanden van VGVZ en PKN nauwelijks ruimte of ondersteuning. Duidelijk werd dat het oog en oor zijn voor spiritualiteit en existentie en de rol die het ambt daarbij speelt in deze (buitenste) ‘zone van spreken over’, niet of in elk geval veel minder doordringt. Daar ligt de nadruk op de uiterlijkheid van het ambt. We lieten aan de hand van Ricoeur zien dat dit gebrek aan gefaciliteerde ‘narratieve ruimte’ een gemis is (Huijzer 2017, 405-414). Om het beroep verder te brengen is het belang van het gesprek over bronervaringen op institutioneel niveau groot.
Voorwaarden succesvol samengaan
Het centrale theoretische begrip ‘cyclisch balanceren tussen adaptatie en attestatie’ uit mijn proefschrift, maakt duidelijk dat elke predikant-geestelijk verzorger voor de opdracht staat het evenwicht tussen deze beide krachten in zijn persoon en werk te vinden (Stam & Egger 1997).
Oog en oor zijn voor spiritualiteit en existentie vereist van de predikant-geestelijk verzorger onder meer dat hij kan adapteren, dus kan inspelen op de mores van de zorginstelling zonder daarin op te gaan. Hij zal zijn werk dan moeten kunnen omschrijven in de dominante taal en uitgangspunten van de zorginstelling, met haar kenmerken als rationaliteit, meten en wegen en nut.
Tegelijkertijd stelt de predikant-geestelijk verzorger – zoals ons onderzoek laat zien – zich ook ten doel in de zorg een ‘tegenstem’ te laten horen. Hij wil zich niet alleen adapteren aan de norm van de zorginstelling, maar wil die ook beïnvloeden door ruimte te vragen voor het Heilige, voor ‘Otherness’. Dat is zijn ‘drive’, of, in de termen van Paul Ricoeur, zijn ‘attestation’ (Ricoeur 1992). Hij wil in woord en ritueel de ontmoeting met ‘Otherness’ gestalte geven, maar ook wil hij de geldende normen van de zorg verrijken met woorden als troost en hoop. Dit verrijkt volgens hem het concept van goede zorg.
Daarvoor is echter ondersteuning nodig van zowel de VGVZ als de PKN, steun in de vorm van facilitering van het gesprek over bronervaringen op institutioneel niveau. Deze steun ontbreekt momenteel.
Noten
1 De vereniging heeft in 2016 een andere naam gekregen, te weten: Vereniging van Geestelijk VerZorgers. In mijn proefschrift gebruik ik de naam Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen, omdat het onderzoek plaatsvond in de periode dat de vereniging deze naam droeg.
2 ‘Suntque prorsus omnes Christiani sacerdotes, et omnes sacerdotes sunt Christiani.’ LDStA 598, 27f. (‘Alle christenen zijn priesters en alle priesters zijn christenen.’)
Literatuur
Brink, G. van der & Kooi, C. van der (2012). Christelijke dogmatiek, een inleiding. Eigentijdse doordenking van een eeuwenoude geloofstraditie. Zoetermeer: Boekencentrum.
Bras, E. (2017). Eerste taal. Interview met prof.dr. Anne Vandenhoeck in Tijdschrift voor Geestelijke Verzorging, nr. 88 (december 2017), 4-9.
Calvijn, J. Institutie (editie Sizoo, 1994). Zoetermeer: Meinema.
Koffeman, L.J. (2009). Het goed recht van de kerk. Een theologische inleiding op het kerkrecht. Kampen: Kok.
Luther, M. Lateinisch Deutsche Studien Ausgabe. LDStA. Leipzig: Evangelische Verlagsanstalt 1980- 1999.
Ricoeur, P. (1992). Oneself as Another. Chicago: University of Chicago Press.
Stam, H.J. & Egger, L. (1997). ‘Narration and Life’. In: Joy, M. (red.). Paul Ricoeur and Narrative. Context and Contestation. Calgary: University of Calgary Press, 69-85.
Spijker, W. van ’t (1996). The Ecclesiastical Offices in the Thought of Martin Bucer. Leiden: Brill.
Richart (dr. R.) Huijzer is pastor en geestelijk verzorger bij de Dienst Geestelijke Verzorging en Pastoraat in het Radboudumc in Nijmegen.
ACTUEEL
• Op de Handelingen-website vindt u de actuele Agenda met cursusaanbod, seminars, workshops, congresdagen op het gebied van praktische theologie en religiewetenschap met de bijbehorende links voor opgave en meer informatie.
• Parallel aan het Trendbericht Diaconaat 2014- 2016 vindt u op de Handelingen-website het uitgebreidere Literatuurbericht, eveneens van de hand van prof.dr. Herman Noordegraaf. Dit is zonder kosten te downloaden, evenals alle eerder verschenen Literatuurberichten met boekbesprekingen en duidingen over andere deelthema’s.
• Ook op de Handelingen-website alle verschenen beeldmeditaties met de bijbehorende afbeeldingen in kleur. Ook deze zijn te downloaden voor gebruik en toepassing in allerlei ontmoetingen en bijeenkomsten.