Menu

None

Inleiding: De catechismus van Heidelberg

Onderdeel van Heidelbergse Catechismus

De Heidelbergse Catechismus is vervaardigd op aandringen van keurvorst Frederik III van de Palts, die daarmee het bijzondere karakter van de hervorming in zijn land tot uitdrukking wilde brengen. De Duitstalige concept-tekst is naar alle waarschijnlijkheid vervaardigd door de Heidelbergse hoogleraar Zacharias Ursinus. Een theologencommissie heeft deze tekst eind 1562 herzien, waarna een door de keurvorst voorgezeten vergadering van superintendenten er begin 1563 haar goedkeuring aan hechtte. De catechismus werd in februari 1563 te Heidelberg gedrukt. Reeds in maart volgde er een tweede en een maand later de definitieve derde druk. In april 1563 verscheen tevens een Latijnse editie van de Heidelbergse Catechismus. De rol van Caspar Olevianus bij het tot stand komen van deze tekst is vermoedelijk beperkt gebleven tot enkele aanvullingen in vraag 36 en de toevoeging van vraag 80 (over het verschil tussen het protestantse avondmaal en de pauselijke mis), die pas in de laatste editie werd voorzien van een harde afwijzing van de rooms-katholieke mis. Of dat oordeel ook vandaag de dag nog zo geldt, hangt af van de vraag in hoeverre de rooms-katholieke opvatting hier fair is weergegeven. In november 1563 werd de Duitstalige catechismus officieel als onderdeel ervan opgenomen in de kerkorde van de Palts.

De Heidelbergse Catechismus is zowel bestemd voor hen die onderricht over het geloof ontvangen als voor hen die onderricht geven. Men kan zich afvragen of die combinatie van instructieboek en leerboek hem voor jongeren niet te moeilijk maakt. Om het leren te vergemakkelijken is deze catechismus opgezet in vraag- en antwoordvorm en om de 129 vragen en antwoorden het hele jaar door te behandelen, zijn ze verdeeld in 52 zondagen. De nummering dateert van 1573. Deze werd overgenomen uit de Latijnse editie van 1563 die van meet af aan de nummers bevatte.

Uit de Catechismus van Heidelberg spreekt een gereformeerde theologie waarbij ook de aanhangers van Melanchthon, een van Ursinus’ leermeesters trouwens, zich konden aansluiten. Deze theologie houdt het midden tussen het calvinisme en het lutheranisme. In de opbouw is niet alleen het gereformeerde schema ellende-verlossing-dankbaarheid, maar tevens het lutherse schema Wet-Evangelie (ellende-verlossing) te bespeuren. Het ontbreken van de predestinatieleer geeft de catechismus een on-calvinistisch aandoend karakter, terwijl de accentuering van het sacrament als versterking van het geloof (Zondag 25) – en niet als een middel om dit te bewerkstelligen – hem on-luthers maakt. Tegen de lutherse avondmaalsopvatting (Zondag 29 en 30) en vooral tegen de daarachter liggende christologie (Zondag 18) kiest de Heidelbergse Catechismus positie. Wat de tegenwoordigheid van Christus in het Avondmaal aangaat wordt namelijk het gereformeerde standpunt gehuldigd. De lutherse opvatting dat Christus ook naar zijn menselijke natuur daarbij aanwezig zou zijn vindt geen bijval.

Behalve door een sterke schriftuurlijkheid, zichtbaar in de vele bijbelcitaten, wordt deze catechismus gekenmerkt door een heldere structuur, waarbij kennis van de zonde, kennis en toe-eigening van het geloof (Apostolicum en sacramenten) en leven in dankbaarheid (Tien Geboden en het Onze Vader) logisch op elkaar volgen. Niet minder opmerkelijk is echter de existentiële betrokkenheid waarmee het christelijk geloof wordt ontvouwd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de indrukwekkende inzet in Zondag 1, waarin eigenlijk alles gezegd wordt waar het in het Evangelie van Jezus Christus op aankomt. De navolgende delen kunnen worden opgevat als een uitwerking van wat hier over de ‘enige troost in leven en in sterven’ naar voren wordt gebracht. Ook de eenheid van de drieslag ellende-verlossing-dankbaarheid komt er duidelijk door aan het licht. Dit schema moet immers niet worden gezien als een opsomming van achtereenvolgende fasen welke een christen dient te doorlopen, maar als een samenstel van de verschillende aspecten in het leven van de christen die uitsluitend met elkaar van kracht zijn.

Hoewel het als leerboek is bedoeld en die betekenis ook behoudt, kreeg de Heidelbergse Catechismus al snel het stempel van een belijdenisgeschrift dat verkondiging en onderwijs normeerde. Die status heeft veel te maken met de benarde positie waarin de gereformeerden in Duitsland in de zestiende eeuw verkeerden en die om een heldere plaatsbepaling vroeg. Echter ook buiten Duitsland genoot de Heidelbergse Catechismus al spoedig een grote populariteit in de gereformeerde wereld. Hij heeft die tot op de dag van vandaag weten te behouden. Tal van gereformeerde kerken in de wereld beroepen zich op de een of andere manier op de Heidelbergse Catechismus. Maar misschien heeft dit belijdenisgeschrift in Nederland nog wel het sterkst ingang gevonden. Reeds onmiddellijk in 1563 bracht Datheen (Petrus Dathenus) er een Nederlandse vertaling van uit. De in 1566 verschenen definitieve versie hiervan werd zeer snel overal in de gereformeerde kerken gebruikt. Het convent van Wezel (1568) heeft deze catechismus voor alle Nederlandse gemeenten aanvaard, hetgeen vervolgens door synodes is bevestigd en aangescherpt. Op de synode van Den Haag (1586) werd bepaald dat de Heidelbergse Catechismus verplichte preekstof biedt voor de middagdiensten en de synode van Dordrecht (1618-1619) heeft hem daadwerkelijk de status van een belijdenisgeschrift verleend.

Over een authentieke Nederlandstalige tekstvorm sprak de Dordtse synode zich niet uit. Op grond van de later verschenen uitgaven van de catechismus valt de in 1611 te Middelburg gepubliceerde, door Herman Faukelius verzorgde editie, als de meest authentieke te beschouwen. Bij een aanpassing van de catechismus aan het hedendaagse spraakgebruik moet de Datheen-Faukelius versie derhalve als basistekst gebruikt worden. Dit is voor de hier afgedrukte tekst van de Heidelbergse Catechismus dan ook gebeurd. Voor een goed begrip van het gebruikte Nederlandstalige origineel bleek het bovendien van belang te zijn op het daaraan ten grondslag liggende Duitse origineel van 1563 en de Latijnse weergave hiervan uit hetzelfde jaar acht te slaan. Na de invoering van de Statenvertaling in 1637 zijn de bijbelcitaten hieraan in nieuwe uitgaven van de Heidelbergse Catechismus aangepast. Hetzelfde proces deed zich na 1951 voor ten behoeve van de gebruikers van de toen door het Nederlands Bijbelgenootschap geïntroduceerde vertaling. Omwille van de getrouwheid aan de uitgave van 1611 sluiten de citaten uit de Schrift in de hier geboden tekst aan bij de vorm, die Faukelius – een gerenommeerd bijbelvertaler! – bezigde.

Vele generaties hervormden en gereformeerden zijn in hun begrip van kerk en geloof van jongs af aan gevormd door het onderwijs dat zij over de Heidelbergse Catechismus in de kerk en op school hebben genoten. Daardoor is deze catechismus een concentraat van diep-protestantse vroomheid geworden, die aan het belijdend karakter van een kerk welke zich erop baseert een onmisbare belevingsdimensie meegeeft.

Onderdeel van een uitgave van de Nederlandse Belijdenisgeschriften (KokBoekencentrum, 2020).

Nieuwe boeken