Augustinus en zijn opponenten

“Augustinus en zijn opponenten” door Laela Zwollo
ter gelegenheid van de boekenpresentatie Augustinus voor Mensen van Nu van Hans Alderliesten, op 30 oktober 2019 in de Lutherse kerk te Gouda.
Het nieuwe boek van Hans Alderliesten over Augustinus laat zien dat men de ideeën van een denker die meer dan zestienhonderd jaren geleden leefde gemakkelijk kan recyclen naar de 21ste eeuw. Augustinus schenkt ons een uniek beeld van het vroege Christendom dat nog steeds inspireert en ons tot nadenken brengt. Dan word je natuurlijk nieuwsgierig naar zo’n mens, de historische figuur, die zulke tijdloze ideeën wist over te brengen.
Waarom Augustinus boeiend blijft, kan ook liggen aan de tijd waarin we zelf leven. Bijvoorbeeld, onze tegenwoordige interesse in de diepte van het zelf en het begrijpen van de menselijke geest. En de vraag hoe om te gaan met een wereld waar zo veel mensen, religies en denkwijzen bestaan die bijna allemaal geloven de waarheid in pacht te hebben? Hoe gaan we met andersdenkenden om? En moet je wel of niet tolerant zijn tegenover andere opvattingen? Bereiken we door tolerant te zijn vrede …. of juist niet?
Op dit soort eigentijdse vragen kan men uitgebreide antwoorden vinden bij Augustinus.
Augustinus was geen Boeddha of goeroe die met een bepaalde leer die je dagelijkse leed zal oplossen te koop liep. Hij was wel volop bewust van zijn talent als schrijver, retor en ras-debater. Die talenten heeft hij volop ten dienste gesteld in zijn functie van bisschop en verdediger van het christendom. Hij ging met veel bevlogenheid in discussie met opponenten.
Augustinus had veel opponenten, zowel christelijke als niet-christelijke. Hij hoorde tot de groep christenen die zich achter de “Niceaanse geloofsbelijdenis” schaarde die in het jaar 325 tot stand was gekomen. De inhoud van dit document is onmiddellijk herkenbaar voor Christenen vandaag. Die geloofsbelijdenis ging voornamelijk over de Zoon van God, Jezus Christus, die mens is geworden.
Om te begrijpen waarom Augustinus zo veel opponenten had, moet ik eerst een korte schets geven van de tijd waarin Augustinus leefde.
Augustinus groeide op in het midden van de 4e eeuw – ca. een half eeuw nadat keizer Constantijn als alleenheerser aan de macht was gekomen in 324. Constantijn was de eerste Romeinse keizer die de christenen goedgezind was. Hij was een van de “soldaten-keizers” die een eigen leger had om zijn positie te beschermen-aan de macht te blijven- en ook om invasies aan de Rijkgrenzen te bestrijden. Keizers werden toen vaak vermoord of sneuvelden op het slagveld. Maar Constantijn was een ervaren commandant die een paar decennia vrede wist te bereiken in het Romeinse Rijk. Dat was hard nodig want het Rijk werd aldoor geteisterd door oorlogen en economische malaise. Constantijn was de eerste keizer die het christendom wilde bevorderen.
In die tijd bestond het christendom uit allerlei kerken en groeperingen die verschillende opvattingen hadden over Jezus Christus en over wat het betekende om het christen te zijn. In dit opzicht was de tijd toen vergelijkbaar met tegenwoordig. Constantijn hoopte dat het christendom eenheid in zijn rijk zou brengen. Hij vroeg zich oprecht af wat nou precies het christelijke geloof in hield. Van een conferentie van meer dan honderd bisschoppen (in 325 te Nicaea) kwam hierop geen duidelijk antwoord waarmee iedereen tevreden was. Toch lukte het die bisschoppen om tot een overeenkomst te komen over de formulering van de geloofsbelijdenis. Maar de inhoudelijke details (met name de precieze relatie tussen Jezus Christus en God de Vader) bleven een onderwerp van heftige discussies tot ca. het einde van de 4e eeuw.
Augustinus groeide dus op met het fenomeen van “christelijke keizers”. Tot zijn jonge volwassenheid had het Romeinse Rijk een groot scala van meestal christelijke keizers gehad die hun macht niet goed wisten te stabiliseren. Verschillende keizers wisselden in snel tempo met elkaar af.
Nu maken we even een sprong in de geschiedenis naar het jaar 380. In dat jaar was de meerderheid van het Romeinse Rijk christen. Maar net als in de tijd van Constantijn bestond er nog steeds een grote diversiteit van uiteenlopende religies.
Ook werden de keizers nog steeds geconfronteerd met invasies aan de rijksgrenzen. Ze hadden hun handen daar echt vol aan. Met de bedoeling om eenheid in het Romeinse Rijk te realiseren en het christendom te bevorderen kwam een nieuw edict rondom 380. Het christendom werd tot de officiële staatsgodsdienst van het hele rijk verklaard. De christelijke geloofsbelijdenis van 325 werd bevestigd, uitgebreid en als de nieuwe maatstaf uitgeroepen. Wie die geloofsbelijdenis niet kon onderschrijven, werd beschouwd als ketter. Dit edict kwam mede tot stand door de bestuurder Theodosius.
In datzelfde jaar (380) was Augustinus ongeveer midden 20. Als kind had hij een christelijke opvoeding genoten maar als jongvolwassene vond hij die niet meer bevredigend. Hij werd lid van een alternatieve kerk, van de Manicheeërs, een christelijk-gnostische groepering. Na negen jaar lidmaatschap van deze kerk en nu bijna 30 jaar oud had Augustinus twijfels over veel van zijn religieuze opvattingen. Vervolgens raakte hij in een persoonlijke crisis.
Als volwassene werd Augustinus op verschillende manieren met de overheid geconfronteerd. Ten eerste had hij wel notitie moeten nemen van het edict van 380 toen hij lid van de Manichese kerk was en geenszins aan de geloofsbelijdenis voldeed. Ten tweede was Augustinus in die tijd een getalenteerde professor retorica. Hij kreeg de meest prestigieuze baan denkbaar in de Romeinse wereld: aan het keizerlijke hof.
In plaats van dankbaar te zijn voor zijn nieuwe positie, voelde hij zich doodongelukkig. Vooral toen hij een lofrede voor de keizer moest uitspreken. Hij moest de keizer met vleierijen en superlatieven toespreken die hij allemaal leugenachtig vond. Augustinus zag zichzelf vooral als een hypocriete statuszoeker in deze functie.
Zijn persoonlijke crisis was compleet. Hij ging op zoek naar innerlijke vrede. Hij verliet de manichese kerk en ging de Griekse filosofie bestuderen. Later nam hij ontslag van zijn baan en bekeerde hij zich tot het christendom. Hij ervoer het orthodoxe christendom als een soort thuiskomen; ook als de plaats waar wereldse invloeden ver te zoeken waren en waar hij zich verder in rust kon ontplooien. Door een innige relatie met Christus vond hij voor het eerst in zijn leven vrede in zijn hart. Zes jaren later werd hij priester (in 391) en daarna (in 395) bisschop van Hippo.
Op het politieke vlak speelden op de achtergrond continu bedreigingen: nog steeds invasies door agressieve Germaanse stammen, een oorlog met Perzië, en politieke en maatschappelijke ontwrichtingen. We zien de centrale overheid in het Romeinse Rijk in dit tijdperk – toen Augustinus leefde – steeds instabieler worden.
Dit was de situatie toen de christelijke Theodosius als alleenheerser van het Romeinse Rijk in het jaar 391 op het toneel trad. Theodosius scherpte het edict aan zodat alle groeperingen die de geloofsbelijdenis niet aanvaardden, illegaal waren.
Even later stapelden de problemen zich op in het onmiddellijke milieu waarin bisschop Augustinus leefde en werkte. Ook binnen de groep van “gedoogde christenen” waren er veel onenigheden die vaak tot escalatie leidden. Sommige christelijke groeperingen gebruikten geweld om hun mening kracht bij te zetten (bijvoorbeeld, de Donatisten).
Als bisschop en begaafd redenaar ging Augustinus graag in debat met deze christenen. Voor Augustinus stond het belang van vrede voorop. Hij probeerde de vrede te bereiken door middel van de dialoog. Maar dat lukte niet altijd. Later werden de opvattingen van die christenen verboden omdat die voor concrete problemen of een onveilige omgeving in de samenleving zorgden.
Augustinus confronteerde zijn opponenten op verschillende manieren: schriftelijk of in een openbaar debat. Als eerste beschreef hij de opvattingen van zijn opponenten in detail en vervolgens, pakte hij de details aan met een breedsprakig betoog. Uiteindelijk was zijn bedoeling de christelijke kerk tot eenheid te smeden. Zijn boodschap luidde: “Ga niet weg…maar kom naar onze kerk omdat wij allemaal de ledematen van Christus zijn.”
De edicten die ik zojuist noemde klinken vooral in onze moderne oren heel betuttelend en zelfs afschrikwekkend. Ze waren bedoeld als pogingen om de samenleving kalm te houden toen de overheid steeds meer worstelde met haar grip op de maatschappij. Augustinus steunde in principe die edicten ook al had hij daarop zijn eigen genuanceerde antwoord.
Wij zouden nu dit beleid verwerpelijk vinden. Maar de manier waarop Augustinus hiermee om ging, kan toch interessant zijn voor mensen van vandaag. In de turbulente jaren waarin hij leefde, kon universele tolerantie niet meer bestaan. Maar het uitroeien van andersdenkenden was zeker ook niet de bedoeling. Augustinus zag het belang in van een rechtvaardige staat die straffen uitdeelden, maar alleen aan degenen die anderen schade toebrachten.
Wie waren dan de opponenten van Augustinus? Onder de Christenen waren dat groeperingen die volgens Augustinus hun eigen opvattingen voorop wilden stellen om ten einde “een elitaire kerk” te vestigen-zoals de Donatisten. Die groepering wilde een kerk van alleen maar heiligen. Mensen die ernstige zonden in het verleden hadden gepleegd, waren niet welkom. Een andere christelijke groepering (de Pelagianen) vond dat het mogelijk was voor een mens in dit leven spirituele volmaaktheid te bereiken. Ook zo’n opvatting creëert arrogantie en een elitaire houding, vond hij.
Hoewel Christenen nu in de meerderheid waren, waren er nog steeds aanhangers van de oeroude Romeinse religies: de voorchristelijke staatsgodsdienst van het Romeinse rijk. Zij hoopten op een terugkeer van die oude Romeinse rituelen. Ook zij hadden beroemde redenaren en filosofen met veel invloed aan hun kant. Augustinus zocht ook de confrontatie met deze groep mensen.
Alles bij elkaar zien we in Augustinus’ argumenten tegen zijn opponenten bepaalde patronen. Zelf zie ik twee rode draden die in al zijn debatten tegen verschillende groeperingen voorkomen. De eerste rode draad is hoe men Christus begrijpt, de tweede is zijn visie over hoogmoed.
Dit waren geen loze verwijten op zich of gewone beledigingen. In tegendeel hij schreef gedetailleerde theologische onderbouwingen en paste ze toe op de opvattingen van zijn opponenten. Met deze twee argumenten wilde Augustinus individuen helpen om innerlijke vrede te bereiken en om een meer humane, veilige samenleving tot stand te brengen. Voor hem betekende “fout zijn” meer een bepaald bewustzijn of houding.
Augustinus over hoogmoed
Augustinus spreekt vaak over de mens als “beeld van God”. Het eigenlijke “beeld van God” ligt in het diepste binnenste van de ziel van elk mens. Daar ligt de potentie om op God te lijken. Maar, zegt Augustinus, we moeten ons niet laten verleiden tot het idee dat we nu echt op God lijken. Bij bijna alle mensen is “het beeld van God” ofwel, de ziel, dof en stoffig, vol onwaarheden en lijdt die aan een gebrek aan wijsheid. Mensen willen niet met hun schaduwkanten geconfronteerd worden. Daarom troosten zij zichzelf door te denken dat het allemaal mee valt en dat zij eigenlijk geweldige mensen zijn, zelfs beter dan alle anderen.
Hoogmoed vormt, vond Augustinus, het grootste obstakel in de persoonlijke ontwikkeling. Hoogmoed is wanneer het ego van een individu de boventoon voert. Vervolgens kan de illusie van superieur te zijn steeds meer concrete vormen aannemen: het verlangen naar status, rijkdom en macht (heerszucht). Augustinus hamert erop dat hoogmoed de oorzaak is van alle kwaad in de wereld. Het gaat zo ver dat wanneer iemand macht wil verwerven, hij besluit geweld te gebruiken en oorlog te zoeken.
Augustinus kijkt terug naar meer dan 900 jaar geschiedenis van het Romeinse Rijk en ziet hoe daarin hoogmoed altijd een rol speelde. Het Romeinse Rijk is hierdoor “groot” geworden – geografisch maar ook in de zin van “grandioos”. Want oorlog voeren, aanvallen plegen op vreedzame buren en ze te folteren of te vermoorden, was in feite DE manier in die tijd om “groot” te worden. Hoogmoed was dan eigenlijk de boodschap van de duivel. Vandaar dat Augustinus en veel christenen in de tijd de traditionele Romeinse religies hekelden. Want hún goden bemoedigden de verheerlijking van de expansie van het Romeinse Rijk en hun corrupte, machtslustige keizers.
Dus voor Augustinus was hoogmoed een grote valkuil waar iedereen, zowel christenen als niet-christenen, in kan vallen. Het was de kern van de problemen in het Romeinse Rijk dat zelf christelijk was maar nooit stabiliteit en echte vrede -gebaseerd op rechtvaardigheid- te weeg kon brengen.
In de ogen van Augustinus was het Christendom de ware religie omdat de kerk leerde dat liefde en vrede de belangrijkste zuilen zijn van de maatschappij. Hij zag de weg van Christus als “de universele weg”, wars van wereldse invloeden. Hij stond achter het idee van een kerk die niemand uitsluit. Hij trad op tegen allerlei mensen die “redding” probeerden te verkopen – een redding zonder substantie -dus sterk misleidend- waarvan spiritualiteit gedegradeerd werd tot een soort prestatiedrang om een heilige status te verwerven.
Augustinus zag in het leven van Christus de belangrijkste les: zijn nederigheid. Hij leefde om de mensheid te dienen en zodoende vernederde hij zich tot de status van een slaaf. Hij werd veroordeeld door dezelfde onrechtvaardigheid die in elke maatschappij heerst; gefolterd en geëxecuteerd ondanks zijn onschuld.
Als je dit niet snapt, zo luidt de boodschap van Augustinus, dan mis je iets heel essentieels. Christus predikte “bemin je naaste” en ging extreem ver om dit te realiseren in zijn eigen leven. Zo diende hij als voorbeeld voor het individu en de samenleving. Dit ideaal moest ook dienen voor de politiek. Christus leerde dat datgene wat je hebt met de hele gemeenschap moest delen. Het goed doen betekent niet: eerst goed voor jezelf zorgen en dan pas voor anderen. Maar als eerste: doen wat goed is voor allen.
Het Romeinse Rijk stond –zelfs met christelijke keizers– ver van dit ideaal af. Augustinus koesterde de hoop dat de christelijke keizers ooit een vreedzame samenleving zouden bereiken. Want vrede was essentieel voor de ontwikkeling van de mensheid en voor het geluk van iedereen.
Dus in dit opzicht bieden zijn argumenten over hoogmoed en Christus nog steeds stof tot nadenken over onszelf en onze wereld van nu.
(Nb: Augustinus beschreef zijn persoonlijke ontwikkelingen in boeken 1-9 van de Belijdenissen. Vooral in boeken 1-6 van De Stad van God behandelde hij de Romeinse geschiedenis. Hoogmoed en de nederigheid van Christus zijn thema’s die in bijna alle grote werken van Augustinus voorkomen.)
Over Augustinus voor mensen van nu
In Augustinus voor mensen van nu brengt Hans Alderliesten de kerkvader Augustinus dichtbij en laat hem reflecteren op vragen en onderwerpen waarmee mensen van nu te maken hebben. Hoe weet je waaraan je wel aandacht moet besteden, en waaraan niet? Hoe komt het dat we zo druk zijn? Vragen die Augustinus stelde, maar die je ook zomaar om je heen kunt horen. Alles is anders en toch is alles hetzelfde. Augustinus zou zeggen: ‘Wij zijn de tijden.’ Onrustig als we zijn, kunnen we uiteindelijk alleen rust vinden bij God. Een actueel boek dat de lezer uitnodigt tot nadenken over zijn keuzes, tijdbesteding en opvattingen.