Rondaij — Primo Levi na God
Rein Brouwer
Verhalen van een nieuwe Bijbel
Dit boek is de Nederlandse vertaling van de dissertatie waarmee Joyce Rondaij in 2020 promoveerde als praktisch theoloog aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam: Primo Levi’s Afters. Reading Primo Levi Theologically after God. Primo Levi (1919-1987) overleefde de Holocaust als Italiaanse Jood.
Hij was chemicus, maar werd beroemd met zijn literaire werk over het jaar dat hij gevangene was in Auschwitz (1944-1945), dat in het Nederlands verscheen als Eens was ik een mens (1963) en in 1987 opnieuw uitgegeven als Is dit een mens. Ook in later werk, zoals het in 1987 in het Nederlands vertaalde Het periodiek systeem, schreef Levi over de dehumanisering van de vernietigingskampen van de Nazi’s en over de vragen die dit heeft opgeroepen naar wat menszijn is.
Rondaij is gefascineerd door het gegeven dat de atheïst Levi Bijbelse verhalen gebruikt in zijn werk en zo vaak refereert aan God in zijn literaire reflecties over mens zijn en menselijkheid getekend door de gruwel van Auschwitz. Is er theologie na Auschwitz mogelijk? Deze vraag uit de jaren zestig herneemt Rondaij, maar dan tegen de achtergrond van de postmoderne theologie. Ze probeert de contouren te schetsen voor een theologie ‘na God’, aan de hand van het werk van Levi. De ‘God’ uit ‘na God’ is de god van de metafysica, de god van de klassieke theologie, de god waarover we na de Holocaust en de ontmenselijking van de geschiedenis niet meer betekenisvol kunnen spreken en schrijven. Dat betekent niet dat er niet meer aan ‘God’ gerefereerd wordt of kan worden, maar dat de theoloog zichzelf voortdurend de vraag moet stellen wat (het gebruik van) de naam van ‘God’ betekent.
Aan het einde van haar boek biedt Rondaij een beeld om duidelijk te maken hoe Levi experimenteert met het heilige in een post-seculiere cultuur. Ze schrijft over het plein voor de synagoge in Turijn dat is vernoemd naar Levi, ‘piazzetta Primo Levi’. Het is eerder een straatje, dat is afgezet vanwege de beveiliging van de synagoge, dan een plein, maar juist door die afzetting is het een autoloos voetgangersgebied van ongeveer tien bij tachtig meter. De synagoge is in de oorlog gebombardeerd, door geallieerde troepen, en in de jaren na de oorlog weer opgebouwd en in gebruik genomen als sjoel. Levi heeft zijn bar mitswa gedaan in de vooroorlogse synagoge en bleef in zijn latere leven betrokken bij het nieuwe gebouw. Rondaij ziet Levis werk gepositioneerd op die piazetta die zijn naam draagt.
Levi beweegt zich in een tussen-ruimte, tussen stad en synagoge, tussen het profane en het heilige, experimenterend (‘spelend’ noemt Rondaij dit) met de teksten uit Bijbel en traditie en refererend aan ‘God’, maar niet deel uitmakend van de geloofsgemeenschap. In die hybride tussenruimte vindt de ongelovige Levi de vrijheid om vragen te stellen aan de grenzen van de traditie en om nieuwe betekenissen in religieuze teksten te scheppen. Rondaij stelt dat zo’n ‘tussenruimte’, waar het religieuze en seculiere in elkaar grijpen, ook aan theologen vrijheid biedt om te experimenteren met nieuwe betekenissen van God, ‘na (de dood van) god’. Haar boek getuigt ervan hoe Levi in zijn leven en werk met een creatieve bricolage van taalvelden zin heeft geven aan de destructieve chaos van de Holocaust. Een getuigenis dat moet appelleren aan theologen om ook zo een nieuw spreken over God te scheppen.
Het boek bestaat uit vijf hoofdstukken. In het eerste, inleidende hoofdstuk presenteert Rondaij haar vraagstelling: wat zijn de implicaties van een theologische lezing van het werk van Levi? Haar methode is die van ‘close reading’. Verder maakt ze gebruik van de ‘anatheïstische’ benadering van Richard Kearney om nieuwe betekenissen van God bij Levi op het spoor te komen. In de drie daaropvolgende hoofdstukken (2, 3 en 4) leest ze het werk van Levi vanuit drie thema’s: onrechtvaardig lijden, chaos en schepping, en goed en kwaad. In hoofdstuk 2 laat ze zien hoe Levi in gesprek is met het verhaal van Job en daaruit concludeert dat er sprake is van onrechtvaardig lijden waartegen we niet beschermd worden door een god. We kunnen ons echter op meerdere wijzen verzetten tegen dit lijden, met humor, wetenschappelijk onderzoek en kunst. In hoofdstuk 3 bespreekt ze de noties van chaos en (her)schepping bij Levi, vanuit de hybride theologie van Catherine Keller en haar concept van de ‘becoming God’.
Het geeft Rondaij aanleiding om, met Keller, te pleiten voor de midrasj als een vorm van polyfone, dialogische intertekstualiteit (van Bijbel en literaire teksten) en, met Jack Caputo, voor een theologie geïnspireerd door dichters en schrijvers. In hoofdstuk 4 gaat ze in op de vragen van goed en kwaad en van daders en slachtoffers. Levi duidt het verhaal van Kaïn, die wegkijkt, zijn broeder niet ziet, als het beeld van het kwaad. Goed doen is steeds opnieuw kiezen om je te laten aanspreken door het gelaat van de (niet-anonieme) ander. Levi vervalt niet in simpele zwart-witschema’s, maar schrijft over een ‘grijze zone’ waarin er zeker onschuldige slachtoffers zijn en intentionele daders en opdrachtgevers, maar verder toch vooral mensen die collaboreren en meer of minder schuldig zijn. Levi wil vooral niet te snel tot oordelen komen, maar de dynamiek van het kwaad verstaan en erkennen hoe wij daar zelf in betrokken kunnen raken. In hoofdstuk 5 vat Rondaij haar onderzoek samen en geeft ze een antwoord op haar vraagstelling, resulterend in het beeld van de experimentele tussenruimte, de hybride agora van de verbeelding, de speelruimte voor de theologie ‘na God’.
Het onderzoek van Rondaij is een belangrijke bijdrage aan de onderzoekslijn van de praktisch theologen van de PThU in Amsterdam (Marcel Barnard, Rein Brouwer, Mirella Klomp, Hanna Rijken) en biedt openingen voor een postmoderne theologie die het gesprek aangaat met de letteren en de kunst. Dit onderzoek levert verrassende, en voor de theologie verrijkende, inzichten op over referenties aan God in het publieke domein. Het blijft echter de opgave om te concretiseren hoe dit kan leiden tot een vernieuwing van de theologie.
Deze recensie is geschreven door Rein Brouwer en verscheen oorspronkelijk in Kerk en Theologie 2021, nr. 3, dat als thema ‘Heil’ heeft.
Joyce Rondaij. Primo Levi na God. Verhalen van een nieuwe Bijbel. Hilversum: Verbum, 2021. 256 pp. €24,50. ISBN 9789493028517.
Rondaij — Primo Levi na God
Dit boek is de Nederlandse vertaling van de dissertatie waarmee Joyce Rondaij in 2020 promoveerde als praktisch theoloog aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam: Primo Levi’s Afters. Reading Primo Levi Theologically after God. Primo Levi (1919-1987) overleefde de Holocaust als Italiaanse Jood.