Schelkens – Johannes Willebrands
Karel Blei
Een leven in gesprek
Willebrands (1909-2006), geboren in Bovenkarspel (West-Friesland), werd Rooms-Katholiek priester, werkte enkele jaren als kapelaan in Amsterdam, was nadien hoogleraar filosofie en directeur in Warmond en raakte verzeild in de oecumene: hij werd in 1948 voorzitter van de (toen nieuw opgerichte) Sint-Willibrordvereniging, oecumenisch adviesorgaan van de bisschoppen. Op den duur werd dit zijn hoofdtaak. Naderhand verbreedde zijn oecumenische betrokkenheid zich internationaal.
In 1960 werd, in het kader van de voorbereidingen voor Vaticanum II, in Rome een oecumenesecretariaat (eenheidssecretariaat) ingericht. Willebrands werd daarvan secretaris en aanvaardde daarmee een Romeinse functie. Als zodanig werd hij een belangrijke concilie-adviseur, betrokken bij de concilieteksten over oecumene, de niet-christelijke godsdiensten (zoals het jodendom) en godsdienstvrijheid. In 1969 werd hij, als kardinaal, voorzitter van het eenheidssecretariaat en daarmee organisator en partner van tal van oecumenische gesprekken en onderhandelingen.
Een nieuwe wending in zijn loopbaan deed zich voor in 1975: toen Alfrink als aartsbisschop van Utrecht met pensioen ging, werd Willebrands tot zijn opvolger benoemd. Van hem (intussen van de Nederlandse situatie weggegroeid) werd verwacht in de heftig verdeeld geraakte katholieke kerk van Nederland ordenend op te treden. Zijn Romeinse voorzitterschap mocht hij niet neerleggen; dat maakte deze Utrechtse jaren dubbel zwaar. Vanaf 1983 kon hij zich (tot 1989) weer geheel (vanuit Rome) aan het internationale oecumenische werk wijden; pas toen (81 jaar oud!) kon (mocht) hij met pensioen. Vanaf 1997 woonde hij weer in Nederland. Zijn laatste levensjaren bracht hij door in een klooster in het Twentse Denekamp.
Schelkens, Vlaming en religiehistoricus te Tilburg, schetst hoe Willebrands, na zijn eigen Warmondse seminarietijd studerend in Rome, zijn dissertatie schreef over Newman en steeds meer gewonnen werd voor Newmans denken; een denken dat zich verweerde tegen dorre scholastiek en de nadruk legde op geloof als geleefde ervaring. Dat proefschrift oogstte wel een ‘cum laude’, maar ook de nodige kritiek. Het ging zozeer in tegen de (thomistische) trend van de tijd, dat de beoordelaars publicatie niet zonder meer wenselijk achtten. Maar Willebrands bleef deze visie trouw.
Zo kon hij oecumenisch gangmaker worden, optornend tegen de traditionele neiging in zijn kerk tot apologetiek en contacten leggend met Visser ’t Hooft, die andere oecumenische Nederlander, en met de Wereldraad van Kerken. Hij pleitte binnen zijn kerk voor nauwe contacten met de Wereldraad, al betwijfelde hij of Rome ooit Wereldraad-lidkerk kon worden: Wereldraad en Rooms-Katholieke Kerk achtte hij daarvoor te verschillend van aard. Zijn visie op de kerk als sacramentele communio (geïnspireerd door Newman) maakte hem even kritisch tegenover rooms gezagsdenken als tegenover moderne visies die van de kerk een soort serviceclub wilden maken.
Dat binnen de Wereldraad vanaf de jaren zestig meer en meer accent werd gelegd op de horizontale dimensie (‘kerk voor de wereld’), daarin kon hij zich steeds minder vinden. Dat bepaalde ook zijn opstelling in de Nederlandse verwikkelingen van de jaren zeventig en tachtig. Als Utrechts aartsbisschop, midden tussen de Nederlandse katholieke polarisatie van na het concilie, kon hij zich dan ook met veel progressiviteit niet verenigen, evenmin als met veel conservatisme. Zo steunde hij Schillebeeckx, toen diens theologische visie vanuit het Vaticaan onder vuur werd genomen. Resultaat: bekritiseerd werd Schillebeeckx wel, veroordeeld niet.
Bijzondere aandacht besteedt Schelkens aan Willebrands’ betrokkenheid bij de relaties met de Oosters-Orthodoxe, Anglicaanse en protestantse kerken. In hoeverre kan daar vanuit rooms gezichtspunt werkelijk van ‘kerken’ worden gesproken? In hoeverre is ‘intercommunie’ een principiële mogelijkheid? Vragen als deze lijken afgehandeld; oecumenische overeenstemming lijkt hier onbereikbaar. Bezien vanuit de andere christelijke tradities lijkt de RKK, ook na het concilie, een gesloten blok. Maar Schelkens laat zien hoe juist ook binnen het rooms-katholicisme discussies werden gevoerd. Boeiend is zijn tekening van de verhouding tussen Willebrands en Ratzinger. Zij vertegenwoordigen twee typen katholicisme. De lijn Ratzinger (die van leerstellige precisie) lijkt vandaag gewonnen te hebben. Maar de lijn Willebrands kan zich opnieuw melden. Een nieuw, inhoudelijk oecumenisch gesprek zou zomaar weer kunnen starten. Schelkens biedt in zijn boek een meeslepend beeld van een eeuw katholieke en oecumenische geschiedenis. Geschiedenis die haar actualiteit niet heeft verloren. Zeer aanbevolen.
Deze recensie is geschreven door Karel Blei en verscheen oorspronkelijk in Kerk en Theologie 2021, nr. 3, dat als thema ‘Heil’ heeft.
Karim Schelkens. Johannes Willebrands. Een leven in gesprek. Amsterdam. Boom. 2020. 607 pp. €39,90. ISBN 9789024431687.
Schelkens – Johannes Willebrands
Willebrands (1909-2006), geboren in Bovenkarspel (West-Friesland), werd Rooms-Katholiek priester, werkte enkele jaren als kapelaan in Amsterdam, was nadien hoogleraar filosofie en directeur in Warmond en raakte verzeild in de oecumene: hij werd in 1948 voorzitter van de (toen nieuw opgerichte) Sint-Willibrordvereniging, oecumenisch adviesorgaan van de bisschoppen. Op den duur werd dit zijn hoofdtaak. Naderhand verbreedde zijn oecumenische betrokkenheid zich internationaal.