Menu

None

Geloven in ‘een tijd zonder enige religie’

Vandaag verschijnt het boek ‘Tegendraads en bij de tijd’, waarin dr. Wim Dekker, huis-theoloog van de IZB, betoogt hoe actueel het werk van Bonhoeffer is, voor de kerk en het christelijk geloof. Zie voor de inhoudsopgave www.izb.nl.

Christelijk Weekblad publiceerde een voorpublicatie uit het boek. In dit fragment uit hoofdstuk 7 gaat het over een veelbesproken passage uit een van de gevangenisbrieven van Bonhoeffer, waarin hij schreef:  ‘Wij gaan een tijd zonder enige religie tegemoet’.

‘Wanneer Bonhoeffer in zijn brief van 30 april 1944 zijn analyse heeft ge­geven dat het vertrouwde religieuze klimaat waar de christelijke verkon­diging altijd bij aansloot nauwelijks meer bestaat, stelt hij de korte, maar allesomvattende vraag: ‘Hoe kan Christus Heer worden, ook van de areligieuze mens?’ In de vorige hoofdstukken hebben we gezien dat voor Bon­hoeffer de kern van het christelijk geloof was: de gemeenschap en de navol­ging van Jezus Christus. Maar de vraag is nu: veronderstellen deze thema’s een religieuze ondergrond of kun je ook Jezus Christus volgen als seculier mens met veel minder afhankelijkheidsgevoel dan onze voorouders had­den en met een veel minder kloppend verhaal over het bestaan van God dan een filosoof als Immanuël Kant nog dacht te hebben? Daarmee is een kernvraag geformuleerd voor christenen in de huidige culturele context in West-Europa.
Naar mijn mening zit in de korte vraag van Bonhoeffer zelf ook al iets van een antwoord verborgen. Het antwoord op de vraag hoe Jezus Christus Heer kan worden van de areligieuze mens, is Jezus Christus zelf. Hij zelf schept de ruimte van de ontmoeting met Hem, waardoor wij – ongeacht wie we zijn – in zijn leven, dood en opstanding getrokken worden. Het vermoeden dat het antwoord in deze richting gezocht moet worden, wordt bevestigd wanneer we onze blik richten op een ander manuscript uit die­zelfde tijd, namelijk ‘Schema voor een studie’, dat hij in juli/augustus 1944 heeft opgesteld. Deze schets leidt hij zelf in met de volgende woorden: ‘Ik zou een boek willen schrijven – niet meer dan honderd pa­gina’s – bestaande uit drie hoofdstukken: 1. Situatieschets van het christen­dom. 2. Wat is eigenlijk christelijk geloof? 3. Consequenties.’
Door zijn vroegtijdige dood is het boek er nooit meer gekomen. Daar­door kwam het schema open te liggen voor alle mogelijke interpretaties. Kernzinnen lijken mij echter zijn antwoord op de vraag: ‘Wat is eigenlijk christelijk geloof?’ Bonhoeffer schrijft: ‘Ontmoeting met Jezus Christus. Erva­ren dat hier heel het menselijk bestaan wordt omgekeerd.’ Vooral deze zinnen zijn belangrijk: ‘Geloven is deelnemen aan dit bestaan van Jezus (menswording, kruis, opstanding). Onze verhouding tot God is geen ‘religieuze verhouding’, tot het hoogst denkbare, machtigste, verhevenste wezen (…). Onze verhouding tot God is een nieuw leven, gericht op de ander, deelnemend aan het bestaan van Jezus’.

Bonhoeffers concentratie op Christus, die we in de voorgaande hoofd­stukken al steeds tegenkwamen, is gebleven. Geloven is navolging en navol­ging is deelnemen aan Jezus’ leven, lijden en opstanding.

Relativering van wereldbeeld

Is hiermee dan het probleem opgelost dat de moderne westerse mens niet meer gelooft in een wereld boven en achter deze wereld? Niet rechtstreeks. Maar dat vind ik juist het sterke van de aanpak van Bonhoeffer. Wanneer theologen de vraag rechtstreeks willen oplossen, komen ze vaak tot een bin­nenwereldlijke, immanente, horizontale definitie van wat vroegere genera­ties bedoelden, die nog wel in een ‘God daarboven’ geloofden. Dan wordt theologie antropologie. God wordt dan bijvoorbeeld binnenwereldlijk ge­definieerd als het meest schone en meest edele wat mensen voortbrengen of wat in intermenselijke verhoudingen geschiedt. Om het met een citaat van Klaas Hendrikse te zeggen: ‘God is voor mij niet een wezen, maar een woord voor wat er tussen mensen kan gebeuren.’

Bonhoeffer zet in bij Jezus Christus, denkt vanuit de incarnatie, zo­als we eerder zagen. Dat is ook op een bepaalde manier binnenwereldlijk, omdat Hij als mens in deze wereld is verschenen. Tegelijk onthult Hij ons wie God is. En het is de vraag of ons wereldbeeld daarbij dan nog van zo groot belang is. Hoe wij ons God moeten denken is een mysterie, dat in geen enkel wereldbeeld te vangen is. Ook de incarnatie is een mysterie, dat weliswaar een andere wereld dan alleen die van de mensen veronderstelt, maar het staat of valt zeker niet met een bepaald wereldbeeld. We kunnen zeggen: het eeuwige mysterie dat wij God noemen, heeft in Jezus zijn meest menselijke gelaat gekregen. Als mensen die leven in de tijd slagen we er ook niet in om ‘eeuwigheid’ helder te definiëren. In de ontmoeting met Jezus Christus komen we echter in aanraking met een werkelijkheid die onze ge­sloten wereld openbreekt in de richting van een liefde die sterker is dan de dood. Die werkelijkheid kunnen we nooit verstaan door erover te theoreti­seren, alleen door eraan deel te nemen, in gehoorzaamheid aan de roep van Jezus tot navolging.

Einde van de religie?

De inzet bij Jezus Christus relativeert de discussie over de vraag of Bonhoef­fer het helemaal bij het rechte eind heeft gehad met zijn analyse dat de ‘tijd van de religie’ voorbij was. Het is duidelijk dat hij besefte hoe in zijn tijd de gangbare religieuze interpretaties van de werkelijkheid verdampten. Maar ‘een tijd zonder enige religie’ is daarna bepaald niet aangebroken. In onze huidige cultuur is religie er juist weer in alle soorten en maten. Tegelijk zijn er velen in de westerse wereld voor wie een God boven en achter de wereld voorgoed tot het verleden lijkt te behoren. Veel mensen die vandaag religieus zijn, beleven dat – zoals Charles Taylor het heeft gezegd – binnen het kader van een immanente transcendentie. Dat wil zeggen: hun ervaringen dat er ‘meer’ is, spelen zich af op deze wereld en hebben niet te maken met een wereld boven, achter of na onze wereld. De kerk kan zich van dit alles maar beter goed bewust zijn. Het is belangrijk mensen recht te doen in hun gevoelens dat er geen andere wereld is dan de onze. Als mensen niet meer durven dromen van bovenaardse streken, zullen we hun zeker geen cursus ‘Hoe leer ik weer dromen?’ aanbieden. Wanneer mensen het ondanks hun immanente denkraam toch niet kunnen laten om af en toe te dromen van iets hogers, zullen we hen niet zien als grotere kanshebbers om deel te nemen aan het christelijk geloof. Er is maar één verhaal voor allen, dat is het verhaal van het leven, het lijden en de opstanding van Jezus. We geloven dat dit verhaal zijn eigen dynamiek en kracht zal bewijzen. Het deelnemen aan Jezus’ ‘leven, lijden en opstanding’ zal tot ervaringen leiden die onze ‘gesloten’ wereld op allerlei wijzen zullen openbreken, zonder dat we een in alle opzichten kloppende levens- en wereldbeschouwing hebben. De vraag is of we het hiermee durven wagen, nu ons veel van de vertrouwde religi­euze voorstellingen ontvallen zijn. De ‘tijd van religie’ mag dan misschien voorbij zijn, de ‘tijd van Jezus’ blijkt steeds weer toch niet voorbij te zijn, ook niet in de seculiere wereld van West-Europa.’

Dr. Wim Dekker

Tegendraads en bij de tijd

Geïnspireerd door de bekende theoloog Dietrich Bonhoeffer denkt Wim Dekker na over thema’s als gemeente-zijn, navolging, doop, cultuur en de verhouding tussen kerk en wereld.
Ook zeventig jaar na zijn dood daagt Bonhoeffer (1906-1945) ons uit om antwoord te geven op de vraag waar het ten diepste om gaat in het christelijk geloof. Wat is folklore en wat is de harde kern die in onze tijd opnieuw ontdekt mag worden?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken