Vrij in de kooi die het geloof is
Wij moeten ons opnieuw willen laten vangen. Die tegendraadse suggestie doet Erik Borgman, hoogleraar theologie en lekendominicaan in een beschouwing over de toekomst van het christendom in onze streken. ‘Een kooi ging op zoek naar een vogel, Ein Käfig ging ein Vogel suchen’. Deze formulering van Franz Kafka (1889-1924) suggereert in eerste instantie een zekere tragiek. Een vogel is immers het symbool van de vrijheid en een kooi het symbool van de gevangenschap. Maar bij nader inzien is de poging de vrijheid te vangen de paradox van elke vorm van schrijven, spreken of denken. We kunnen wat ons ontsnapt alleen ter sprake brengen door het te vangen in een vorm. Het zingen van een vogel die vrij is, wordt niet echt gehoord. Diens zang vermengt zich met de andere geluiden die ons constant omringen en valt daarvan niet te onderscheiden. We maken het zingen hoorbaar door de vogel die het voortbrengt te vangen, al is het maar met onze geconcentreerde aandacht. Het gaat niet om de kooi, maar de kooi is wel nodig. Het gaat uiteindelijk niet om de vorm, maar zonder vorm geen poëzie.
Geloof kan zonder vorm niet bestaan
Ik vind dit beeld – ontleend aan de Amerikaanse dichter en poëziecriticus Christian Wiman – verhelderend als we het hebben over religie, spiritualiteit en geloof. Veel mensen keren zich tegenwoordig af van institutionele vormen van religie omdat ze – zo zeggen ze – vrijheid willen. Maar geloof zonder vorm kan niet bestaan, zoals geluid zonder vorm enkele ruis wordt. Niettemin is het niet de kooi die de vogel maakt. De kooi maakt het mogelijk de vogel te horen in de vrijheid van zijn zang en te horen hoe deze ons als luisteraars tot vrijheid roept, vrij maakt. De kooi wordt de ruimte van de vrijheid: ik kom hier nog uitvoerig op terug. Ein Käfig ging ein Vogel suchen: het suggereert dat de vorm een inhoud zoekt in plaats van, zoals wij meestal denken, de inhoud een vorm. In 1988 verscheen het boek God in Zuid-Afrika van de witte Zuid-Afrikaanse dominicaan en theoloog Albert Nolan. Het boek trof mij toentertijd direct en heeft mijn theologisch denken voorgoed veranderd. Nolan draait voor het christelijk geloof de gebruikelijke visie op de verhouding tussen vorm en inhoud 180 graden om. De cliché-opvatting is dat de inhoud van de christelijke boodschap gelijk moet blijven, maar dat de vorm zich aan de tijd en aan de omstandigheden moet aanpassen. Nolan stelt dat het andersom is: de vorm is in het christendom de constante, de inhoud verandert. Dat is contra-intuïtief, maar ik denk dat Nolan gelijk heeft. Het evangelie, het beeld van Jezus en zijn verkondiging in het evangelie is een kooi die op zoek is naar een vogel. Deze vogel, dat is de voortgaande en veranderlijke geschiedenis die wij doormaken en die wij zijn. Wij moeten ons willen laten vangen! Om eindelijk vrij te kunnen worden.
Jezus serieus leren nemen
In 2006 begon Albert Nolan een nieuw boek, eenvoudigweg getiteld Jesus Today, als volgt: ‘Over het algemeen nemen we Jezus niet erg serieus – of we onszelf nu christen noemen of niet. Er zijn een paar opmerkelijke uitzonderingen, maar over het algemeen hebben we niet onze vijanden lief, we keren niet de andere wang toe, we vergeven niet zeventig maal zeventig keer, we delen wat we hebben niet met de armen en we stellen niet al onze hoop en ons vertrouwen op God.’ Nolans voorstel is dat we Jezus wel serieus leren nemen, omdat zijn verkondiging precies biedt wat deze tijd vraagt. Nolan herinnert er hierbij aan dat hij bijna twintig jaar eerder God in Zuid-Afrika had gepubliceerd en hoewel apartheid als systeem van onderdrukking in 1994 werd afgeschaft, heeft hij de fundamentele ontdekking die hij toen deed niet losgelaten: dat geloof en theologie gebonden zijn aan tijd en context. Niet dat theologie en spiritualiteit zich aan de context zouden moeten aanpassen. Nolan is van mening dat theologie en spiritualiteit steeds vanuit de context opnieuw moeten opkomen.
De inhoud verschilt, de vorm blijft hetzelfde
We moeten het niet hebben van wat Jezus tweeduizend jaar geleden gezegd heeft, schrijft Nolan. Het gaat erom wat hij vandaag tegen ons zegt. Met het oog hierop probeert hij in God in Zuid-Afrika duidelijk te maken ‘dat het de inhoud (letter) van het evangelie is die van tijd tot tijd en van plaats tot plaats verschilt, terwijl de vorm of de geest hetzelfde blijft’. Het hoort volgens Nolan bij de vorm van het evangelie dat het goed nieuws is, hetgeen betekent dat het ‘iets teniet doet waar we bang voor waren, iets gevaarlijks, iets wat we verafschuwden, iets kwalijks of slechts’, en ons een betere toekomst belooft. ‘Goed nieuws is veelbelovend nieuws’, schrijft Nolan. Het maakt ons gelukkig omdat het ons hoop voor de toekomst geeft.’ Het hoort volgens Nolan tot de vorm van het evangelie dat het over onze concrete situatie gaat en over God zoals Hij hier en nu handelt. Het brengt hem tot een scherpe formulering van wat hij als de juiste theologische werkwijze ziet: ‘We kunnen bijvoorbeeld na het lezen van de Bijbel tot de conclusie komen dat God liefde is, zoals de apostel Johannes doet. Dat is op zich een abstractie. Vervolgens kunnen we in onze situatie zoeken naar tekenen van echt werkzame liefde. Als we die vinden, vinden we een God die in ons midden leeft en handelt.’ Anticiperend op de tegenwerping dat we zo wel erg ver van de boodschap van de ‘echte’ Jezus af kunnen raken, stelt Nolan vast dat de Jezus van het evangelie de levende Jezus is, actief in ons midden, geen personage opgesloten in een verhaal en geen dode erflater van een gedachtegoed.
Spiritualiteit is de dragende grond
In Jesus Today zoomt Nolan bijna twintig jaar later in op de spiritualiteit die van dit alles de dragende grond is. Het is de profetische Geest die Jezus bezielde en die volgens Nolan met Pinksteren over iedereen is uitgestort. Het gaat in het christendom volgens Nolan om ‘een mystiek-profetische spiritualiteit’. Wie Jezus serieus wil nemen, die moet volgens hem bereid zijn een profeet en een mysticus te worden, zoals Jezus dat in zijn ogen was. Dit is volgens de ondertitel van zijn boek tevens ‘een spiritualiteit van radicale vrijheid’. De uiteindelijke samenvatting van Jezus’ boodschap was volgens Nolan zijn bereidheid, het slachtoffer van het kwaad te worden en in de ogen van de wereld volkomen te mislukken. Deze navolging formuleert Nolan buitengewoon concreet en tegendraads. Hij schrijft: ‘Jezus’ bereidheid om voor anderen te sterven betekent dat Hij levend was en zijn executeurs dood waren. Als we niet bereid zijn om ons leven op te geven voor anderen, zijn we al dood. Als we bereid zijn te sterven voor anderen, dan zijn we waarachtig levend.’
Onvoorwaardelijke bereidheid tot vergeving
Precies in deze radicale bereidheid om zichzelf weg te geven, belichaamt Jezus voor Nolan God. Gods wil is in zijn visie het tegendeel van een plan dat zich met macht en kracht doorzet. Gods wil is actief ruimte maken voor het goede, het zien ervan, het laten doorbreken ervan, en vooral het vertrouwen erop. Om zich te verdedigen tegen de aantijging dat hij als gast van tollenaars en zondaars zich in het verkeerde gezelschap beweegt, zegt Jezus: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, zieke wel. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’ Nolan trekt hieruit de conclusie dat kwaad voor Jezus geen tegenkracht is die verslagen moet worden, maar een ziekte die moet worden genezen. Van hieruit kon Hij ook zijn schijnbare tegenstanders met compassie zien, de rijken, de machtigen, de onderdrukkers. Jezus kiest voor een onvoorwaardelijke bereidheid tot vergeving. Geloof zoals Jezus het belichaamde, zo concludeert Nolan, ‘is een specifieke vorm van bewustzijn, het bewustzijn van God of het goddelijke als liefdevol en zorgzaam jegens ons. En daarom omvat het geloof waar Jezus het over heeft vertrouwen. Jezus was in staat om de dingen te doen die Hij deed, omdat Hij al zijn vertrouwen op God stelde.’
God als onze ‘abba’
Dit is het geheim van Jezus, zegt Nolan, het geheim dat hij in navolging van zijn medebroeder en mijn leermeester Edward Schillebeeckx aanduidt als Jezus’ ervaring van God als zijn abba, zijn zorgzame en betrokken vader. Om vervolgens te besluiten: ‘Als wij het moeilijk vinden om Jezus serieus te nemen en te leven zoals Hij leefde, dan komt dat omdat wij God nog niet hebben ervaren als onze abba.’ Hier komt aan het licht hoezeer dat hij bij Nolan niet gaat om politiek activisme, maar om mystieke – of als u dat liever hebt: spirituele – ontvankelijkheid. De ervaring dat we van God ons leven ontvangen hebben, dat wij overal en altijd door God gedragen worden en dat Hij middenin de gebrokenheid van ons leven de voltooiing van dit leven is, moeten we volgens Nolan als goddelijke gave steeds opnieuw zoeken ‘in stilte en in eenzaamheid’, en als wij hem ontvangen, cultiveren.
‘Kom en zie’
Albert Nolan helpt mij te begrijpen hoe Thomas van Aquino’s formulering van de dominicaanse spiritualteit werkelijk te leven valt: contemplata alliis tradere, uitdragen, mededelen, preken, wat je dankzij meditatie en reflectie, bezinning en studie als inzicht is gegeven. Het gaat er niet om dat je alleen tijdens de contemplatie tot inzicht komt en vervolgens dat wat je inziet aan de rest van de wereld meedeelt. Het gaat erom dat je hetgeen je in de wereld meemaakt in de ruimte van Gods aanwezigheid brengt, om zo te ontdekken wat God je daarin te zeggen heeft en deze zeggingskracht met anderen te delen.
Nolan gaat in zijn reflecties over geloof in het spoor van Thomas van Aquino, zijn en mijn vermaarde Middeleeuwse medebroeder. Als Jezus gedoopt is en Johannes de Doper hem heeft aangeduid als ‘de Zoon van God’ en het Lam van God, stellen twee van diens leerlingen Jezus de vraag waar Hij verblijf houdt. ‘Kom en zie’, is Jezus’ antwoord. Thomas legt dit antwoord als volgt uit: ‘Komen’ betekent geloven en handelen, ‘zien’ betekent ervaren en begrijpen. Het ‘komen’ is bij Nolan het horen van het evangelie als goed nieuws en het worden van boden en uitvoerders van dat nieuws in de eigen concrete omstandigheden. Het ‘zien’ is bij Nolan de ervaring dat het leven op basis van dit nieuws gelukkig maakt en het inzien dat Jezus niet de wereld op zijn kop zet, maar de omgekeerde wereld opnieuw op zijn voeten plaatst. Wie dit inzicht eenmaal heeft, zegt Thomas, die kan het verblijf van Jezus niet zomaar meer verlaten; zoals Thomas het formuleert: ‘wie zich van Christus terugtrekt, heeft hem nog niet gezien zoals Hij gezien behoort te worden’. Voor wie hem wel heeft gezien zoals Hij gezien behoort te worden, duurt de dag voort zonder einde, want waar het licht van Christus is, de Zon van de gerechtigheid, daar kan de nacht niet vallen.
Jezus’ verblijfplaats is ons hart
De leerlingen van Johannes de Doper zoeken Jezus’ verblijfplaats, zegt Thomas, die geen plaats heeft om zijn hoofd neer te leggen, laat staan een eigen huis. De leerlingen van Johannes de Doper zoeken Jezus’ verblijfplaats om uiteindelijk te ontdekken dat het nodig is hem bij hen te laten wonen. Laten wij in ons hart, citeert Thomas Augustinus in diens commentaar op het Johannesevangelie, een verblijfplaats maken waar Hij kan komen en ons onderrichten. Ein Käfig ging ein Vogel suchen, een kooi ging op zoek naar een vogel. Wij moeten ons door hem laten vangen en wij moeten hem vangen opdat we ervaren dat de wereld van God is en God bezig is haar op haar voeten te zetten. Zo vinden wij ware vrijheid. Johannes’ leerlingen proberen zich er niet eerst van te verzekeren dat dit klopt of te achterhalen hoe dat kan en precies zit alvorens zich bij Jezus in zijn verblijfplaats te voegen en hem zo de kans te bieden bij hen verblijf te vinden. ‘Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden’, zegt Jezus volgens het Johannesevangelie in zijn afscheidsrede. Met andere woorden: zij of hij zal zich voegen in mijn logica. ‘Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.’ Het is Jezus’ antwoord op de vraag van een van zijn leerlingen, Judas – niet die van Iskariot – waarom de wereld Jezus’ aanwezigheid niet ziet nadat Hij is gestorven en opgestaan, en de Geest der waarheid niet herkent, en zijn leerlingen wel. Om hem te zien en te ontvangen moet je blijkbaar bereid zijn je door hem tot ontvanger te laten vormen. Door te doen wat Hij zegt dat je moet doen, hoe vreemd dat wat Hij zegt ook klinkt.
Een gebod dat ‘over the top’ is
Wij weten wat Hij zegt en hoe over the top dat is: ‘Dit is mijn gebod: dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad.’ Het gaat om een liefde tot en met de dood: ‘Geen grotere liefde kan iemand hebben, dan dat Hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.’ De liefde tot het uiterste is de kooi die een vogel zoekt en waarvan het uiteindelijk de vraag is of wij die vogel willen zijn, of wij ons in deze kooi willen laten vangen die uiteindelijk geen kooi zal blijken. De toekomst van het christendom in onze streken hangt uiteindelijk van ons antwoord op deze vraag af.
Erik Borgman is lekendominicaan en hoogleraar theologie aan Tilburg University. Hij werkt aan een theologie in drie boekdelen onder de titel Alle dingen nieuw: Een theologische visie voor de 21ste eeuw. Het eerste deel verschijnt voorjaar 2020 bij Kok Boekencentrum.
Dit is een ingekorte versie van de Henri Nouwenlezing (eerste deel) die Borgman hield op 23 november 2019 in de Janskerk in Utrecht, overgenomen van www.hetgoedeleven.nl De lezing is hier integraal te lezen en te beluisteren.