Van Advent naar Kerst – Zondag II van Advent
77. GABRIËL
In de Bijbel kom je vaak engelen tegen. Engelen zijn boodschappers van God, goede geesten die uit de hemel naar ons toe gezonden worden. Sommige engelen kennen we bij naam, zoals bijvoorbeeld Gabriël. Die naam betekent Vriend van God. Je hoort er het Joodse woord ‘gabber’ in, dat betekent maatje. Als Gabriël aan Zacharias in de tempel verschijnt, zegt hij dat hij de engel is die altijd in Gods nabijheid is. Zo’n engel noemen we een ‘aartsengel’.
Gabriël heeft het druk. Hij is een van Gods belangrijkste engelen. Als er iets heel bijzonders gaat gebeuren, stuurt God Gabriël.
Vandaag moet hij naar Nazaret. Nazaret ligt in het noorden van het land, in de provincie Galilea, ver van de hoofdstad Jeruzalem. In Jeruzalem is Gabriël nog niet zo lang geleden geweest. Toen was hij in de tempel, om Zacharias te vertellen dat hij en zijn vrouw Elisabet een zoon zullen krijgen.
Nu moet Gabriël naar Nazaret. In die stad woont een jonge vrouw, een eenvoudig meisje. Maria heet ze. Ze is verloofd met Jozef. Hij is een timmerman, die heel in de verte nog familie van de beroemde koning David is.
Maria schrikt als ze Gabriël ziet. Een engel! Bijna nooit krijgt iemand bezoek van een engel. Er moet wel iets heel bijzonders aan de hand zijn. Wat komt die engel doen?
‘Gegroet, Maria, de Heer is met je! Wees niet bang. Je zult een zoon krijgen en je moet Hem Jezus noemen. Dat betekent redder. Hij zal Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. Eeuwig zal Hij koning zijn.’
Maria begrijpt er niets van. Moeder worden, zij? Maar ze is nog niet eens getrouwd met Jozef.
Gabriël vertelt haar hoe het zal gebeuren. ‘De heilige Geest zal ervoor zorgen dat je zwanger wordt. Het zal een wonder zijn. God zelf laat het kind in jou groeien, Maria. Het zal een heilig kind zijn en hij zal Zoon van God worden genoemd.’
Ademloos luistert Maria naar de engel. Haar hart klopt in haar keel. Ze is zo verschrikkelijk geschrokken. Een engel in huis, dat maakt bijna niemand mee! En dan: ze krijgt een kind…
Gabriël vertelt nog meer.
‘Maria, ik moet je nog iets zeggen. Je kent je tante Elisabet, de vrouw van de oude priester Zacharias. Ze is al op leeftijd en iedereen heeft altijd gedacht dat ze geen kinderen kan krijgen. Maar ik vertel je dat ze al zes maanden zwanger is. Weet je, voor God is niets onmogelijk!’
Maria buigt haar hoofd. Ze moet het wel geloven, ook al begrijpt ze lang niet alles. Eenvoudig zegt ze: ‘Laat met mij maar gebeuren wat God van me wil. Ik wil Hem graag dienen.’
Zo plotseling als Gabriël kwam, zo plotseling is hij ook weer verdwenen.
Nog trillend van de schrik probeert Maria zich te herinneren wat de engel gezegd heeft. Ze zal een kind krijgen, Jezus, de Zoon van God. Hij zal op de troon van koning David zitten. Hij zal al Gods beloften in vervulling laten gaan.
Grote God, misschien komt er bij ons thuis nooit een engel. Misschien vraagt U nooit iets bijzonders aan mij. Toch wil ik U graag dienen, net zoals Maria en net zoals de engel Gabriël. En als ik U helpen kan, hier ben ik, om U te dienen!
Bron: André F. Troost en Willeke Brouwer, Alle mensen. Bijbelverhalen van Adam tot Paulus