Menu

Basis

Als een gekooide vogel

24/7 in een instituut verblijven, onder de hoede en zeggenschap van anderen: dat is een aanslag op je identiteit. Je herkent jezelf niet meer. Ben je wat anderen van je zeggen? Of ben je dat wat je van jezelf kent? Bonhoeffer schreef hier een gedicht over toen hij gevangen zat.
Zeldzaam zijn bij Bonhoeffer teksten waarin hij zijn vertwijfeling deelt. In het gedicht ‘Wie ben ik?’ doet hij juist dat. Dit gedicht is opgenomen in ‘Verzet en overgave’, een bundel waarin zoveel mogelijk van wat Bonhoeffer tijdens zijn gevangenschap schreef, is opgenomen. In veel teksten valt juist de onverstoorbaarheid op. Rustig en zeker gaat Bonhoeffer door met nadenken over God, mens en (on)geloof. Als je zijn observaties leest over de gang van zaken op de verschillende plekken waar hij zwaar bewaakt gevangen zat, merk je dat het hem goed lukt zijn emoties te beheersen. Je begrijpt dat anderen hem ‘rustig en waardig’ noemen. Maar het verbaast niet om in dit gedicht te lezen van zijn intense verlangen en wanhoop: dat wat alleen ‘ik weet van mijzelf’. Het gedicht is populair in het jongerenpastoraat. ‘Wie ben ik?’, de vraag naar je identiteit, is belangrijk in de levensfase van jongere en jongvolwassene. Herkenbaar is ook de vraag ‘Ben ik werkelijk wat anderen van mij zeggen? Of ben ik alleen wat ik weet van mijzelf?’ Je ontwikkelen, is zoeken naar een verbinding tussen die twee. Bonhoeffer is op een ander moment in zijn ontwikkeling. Zijn identiteit heeft zich gevormd en is gerijpt. Hij staat stevig in zijn schoenen. Tegen de veertig is hij, en een voorbeeldfiguur en geestelijk leider voor velen. De situatie waarin hij zich bevindt is een test voor zijn identiteit, een aanslag erop misschien wel. Dat geldt voor ieder mens die ‘gekooid’ is. Als je, op wat voor manier dan ook, 24/7 in een instituut verblijft, onder de hoede en de zeggenschap van anderen, doet dat iets met je gevoel dat je een heel mens bent. Wat eerder zinvol verbonden raakte – wie je bent voor jezelf en wie je bent voor anderen – wordt uit elkaar getrokken.

JE HERKENT JEZELF NIET MEER

Afhankelijk zijn van anderen voor alles wat je voor je overleven nodig hebt, is ingrijpend. Het tast je aan in wie je bent. Je kunt niet meer spontaan en vrij zijn in het contact, in alles wat je doet en zegt (of niet) speelt je overlevingsdrang een rol. Je gevoel voor wie je bent, raakt daardoor op drift. Je herkent jezelf niet meer, er is geen enkel moment meer waarin je vanzelfsprekend ‘rust’ in wie je bent. Als ook nog onduidelijk is hoelang die toestand zal duren, kan dit ondraaglijk zwaar zijn. Meer nog dan water en zuurstof hebben mensen hun identiteit nodig om te kunnen bestaan. Dat het mensen toch lukt om geestelijk te overleven in zo’n situatie, is een wonder van menselijke veerkracht.

SCHRIJVEN VERBINDT

Bonhoeffer hielp zichzelf hiermee door het schrijven. Niet dat hij daarin zo vrij en eerlijk kon zijn: al zijn brieven werden eerst gelezen door de autoriteiten voor ze de gevangenis verlieten. Belangrijker dan wat hij schreef is ongetwijfeld geweest aan wie hij schreef. Al schrijvend bevestigt hij de liefdevolle verbindingen met familie, zijn verloofde, zijn vrienden. Het houdt de herinnering levend van onverscheurd contact. Tot slot is er het besef dat God hem kent, dat God weet wie hij is. Dat kan een vrome stoplap zijn als iemand anders het tegen je zegt. Als je het door vertwijfeling heen zelf ontdekt, is het kostbare grond om te bestaan.

Beate Rose is geestelijk verzorger in de hospice-en ouderenzorg en redactielid van Open Deur.

Wie ben ik? Vaak zeggen ze mij
dat ik kalm, blijmoedig en stevig
stap uit mijn cel,
als een landheer uit zijn slot.

Wie ben ik? Vaak zeggen ze mij
dat ik duidelijk, vrij en vriendelijk
spreek met mijn bewakers,
ik als de gebieder.

Wie ben ik?
Ook zeggen ze mij
dat ik lijdzaam, glimlachend, fier
de rampzalige dagen verdraag
als iemand gewend aan de zege.

Ben ik dat echt,
wat anderen van me zeggen?
Of ben ik slechts dat wat ik ken van mezelf?
Een gekooide vogel, onrustig, ziek van verlangen,
happend naar adem, iemand knijpt me de keel dicht,
hongerend naar kleuren, naar bloemen, vogelgezang,
dorstend naar woorden die goed doen, mensen dichtbij
bevend van boosheid om willekeur, om de kleinzieligste kwetsing,
waanzinnig van wachten op grotere dingen,
machteloos en bezorgd om vrienden, eindeloos ver,
moe en te leeg om te bidden, te denken, scheppend bezig te zijn,
mat en bereid om van alles afscheid te nemen.

Wie ben ik? Deze of die?
Ben ik dan vandaag deze en morgen een ander,
ben ik beiden tegelijk?
Voor de mensen een veinzer
en voor mezelf een zielige zeurende zwakkeling.
Of lijkt wat in mij nog rest een verslagen leger,
dat in wanorde wijkt, de strijd al gewonnen.

Wie ben ik? Eenzaam getob spot met mij.
Wie ik ook ben, u kent mij, o God!
van u ben ik.

DIETRICH BONHOEFFER (JUNI 1944)

VERTALING: CORRIE KOPMELS
Uit Dietrich Bonhoeffer, 1906-1945. Gedichten en gebeden in gevangenschap. Werkschrift 2019-2020.
Uitgave De Roos van Culemborg

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken