Als een gekooide vogel

JE HERKENT JEZELF NIET MEER
Afhankelijk zijn van anderen voor alles wat je voor je overleven nodig hebt, is ingrijpend. Het tast je aan in wie je bent. Je kunt niet meer spontaan en vrij zijn in het contact, in alles wat je doet en zegt (of niet) speelt je overlevingsdrang een rol. Je gevoel voor wie je bent, raakt daardoor op drift. Je herkent jezelf niet meer, er is geen enkel moment meer waarin je vanzelfsprekend ‘rust’ in wie je bent. Als ook nog onduidelijk is hoelang die toestand zal duren, kan dit ondraaglijk zwaar zijn. Meer nog dan water en zuurstof hebben mensen hun identiteit nodig om te kunnen bestaan. Dat het mensen toch lukt om geestelijk te overleven in zo’n situatie, is een wonder van menselijke veerkracht.
SCHRIJVEN VERBINDT
Bonhoeffer hielp zichzelf hiermee door het schrijven. Niet dat hij daarin zo vrij en eerlijk kon zijn: al zijn brieven werden eerst gelezen door de autoriteiten voor ze de gevangenis verlieten. Belangrijker dan wat hij schreef is ongetwijfeld geweest aan wie hij schreef. Al schrijvend bevestigt hij de liefdevolle verbindingen met familie, zijn verloofde, zijn vrienden. Het houdt de herinnering levend van onverscheurd contact. Tot slot is er het besef dat God hem kent, dat God weet wie hij is. Dat kan een vrome stoplap zijn als iemand anders het tegen je zegt. Als je het door vertwijfeling heen zelf ontdekt, is het kostbare grond om te bestaan.
Beate Rose is geestelijk verzorger in de hospice-en ouderenzorg en redactielid van Open Deur.
Wie ben ik? Vaak zeggen ze mij
dat ik kalm, blijmoedig en stevig
stap uit mijn cel,
als een landheer uit zijn slot.Wie ben ik? Vaak zeggen ze mij
dat ik duidelijk, vrij en vriendelijk
spreek met mijn bewakers,
ik als de gebieder.Wie ben ik?
Ook zeggen ze mij
dat ik lijdzaam, glimlachend, fier
de rampzalige dagen verdraag
als iemand gewend aan de zege.Ben ik dat echt,
wat anderen van me zeggen?
Of ben ik slechts dat wat ik ken van mezelf?
Een gekooide vogel, onrustig, ziek van verlangen,
happend naar adem, iemand knijpt me de keel dicht,
hongerend naar kleuren, naar bloemen, vogelgezang,
dorstend naar woorden die goed doen, mensen dichtbij
bevend van boosheid om willekeur, om de kleinzieligste kwetsing,
waanzinnig van wachten op grotere dingen,
machteloos en bezorgd om vrienden, eindeloos ver,
moe en te leeg om te bidden, te denken, scheppend bezig te zijn,
mat en bereid om van alles afscheid te nemen.Wie ben ik? Deze of die?
Ben ik dan vandaag deze en morgen een ander,
ben ik beiden tegelijk?
Voor de mensen een veinzer
en voor mezelf een zielige zeurende zwakkeling.
Of lijkt wat in mij nog rest een verslagen leger,
dat in wanorde wijkt, de strijd al gewonnen.Wie ben ik? Eenzaam getob spot met mij.
Wie ik ook ben, u kent mij, o God!
van u ben ik.DIETRICH BONHOEFFER (JUNI 1944)
VERTALING: CORRIE KOPMELS
Uit Dietrich Bonhoeffer, 1906-1945. Gedichten en gebeden in gevangenschap. Werkschrift 2019-2020.
Uitgave De Roos van Culemborg