Menu

Premium

Wandelen, weg

Geloofstaal & cultuurtaal

Voor wandelen is tijd en rust nodig. In een druk bezet bestaan heeft wandelen vooral een plaats in uitzonderingssituaties. Wie ziek is, gaat een wandeling maken om op krachten te komen. Op vakantie is er gelegenheid een wandeling te maken. Van wandelen kan zelfs een apart evenement gemaakt worden, zoals bij de Nijmeegse Vierdaagse. Deze voorbeelden onderstrepen dat wandelen in het gewone leven eerder uitzondering dan regel is. Als regel neemt iemand de kortste weg. Men gaat van A naar B, het liefst met het snelste vervoermiddel. Dat heeft alles te maken met een manier van denken, waarin efficiency en het bereiken van gestelde doelen de levenswandel vormgeven.

Het is opmerkelijk dat juist ‘wandelen’ in geloofstaal vaak gebruikt wordt voor de omgang met God, bijvoorbeeld in liederen als ‘Ik wandel in het licht met Jezus’. ‘Wandelen’ wordt zowel in de Bijbel als in de geloofstaal vooral overdrachtelijk gebruikt.

Woorden

In het Oude Testament wordt het werkwoord halach onder andere gebruikt om het wandelen aan te duiden als typering van een leven voor het aangezicht van God. Deze werkwoordsvorm kan een soort terminus technicus worden voor de omgang met God. Voor de weg die men daarbij gaat, wordt het gewone woord derech (Hebreeuws) of hodos (Grieks) gebruikt. Het Nieuwe Testament heeft voor ‘wandelen’ een woord waarin de connotatie ‘rondgaan’ meeklinkt: peripatein.

Betekenis in context

Oude Testament

Wandelen met God

Het eerste geslachtsregister van de Bijbel laat de uitwerking zien van de straf van God op de zonde van de mens. Als een echo klinkt aan het eind van ieder leven: ‘en hij stierf. Slechts één keer ontbreekt die korte zin. Henoch ‘was niet meer’: hij stierf niet. Hij is daarmee een teken van God dat de dood niet het laatste woord hoeft te hebben. Het geheim van het leven van Henoch is in één woord samengevat: Henoch wandelde met God (Gen. 5:22-24,vgl. 6:9).

Juist het woord wandelen kan kennelijk de typering zijn van een leven in persoonlijke omgang met God. Dat hangt samen met het perspectief dat wandelen kan geven. Wie van A naar B loopt, heeft alleen oog voor het doel dat hij in het hoofd heeft. Wie wandelt, kan de dingen om zich heen met andere ogen beschouwen. Wie wandelt met God, kan leren het leven te bezien vanuit het perspectief van God. Zo kan men op een andere manier leven dan alleen met de eigen doelen voor ogen. Midden in het geslachtsregister van Adam bevat Henochs leven op deze manier een evangelie. Er is een manier om aan de schijnbaar onherroepelijke dood te ontkomen: door te wandelen met God.

De weg van God vinden

Wandelen met God is niet een eenvoudig recept dat gelijk helder maakt op welke manier de goede weg gekozen kan worden.

Er zijn veel voorbeelden te geven van mensen die zich hebben afgevraagd welke weg de juiste is. Het is daarbij een bevrijdende wetenschap dat het leven met God getypeerd kan worden als een weg, die bewandeld mag worden. Er zijn benaderingswijzen die het geloof opvatten als een statisch systeem, als een reeks opvattingen, waarbij de vraag gesteld moet worden of men zich in het goede vakje bevindt. De Bijbel spreekt in dynamische termen over het leven in het geloof. Het enige dat God aan Abraham vraagt, als Hij zijn verbond met Abraham sluit: wandel voor mijn aangezicht (Gen. 17:1).

In de psalmen zijn tal van gebeden te vinden, waarin de vraag gesteld wordt of God de bidder wil leiden op de juiste weg (een thema dat vanaf Psalm 1 het psalmboek beheerst). Psalm 25 is daar een goed voorbeeld van. Dit gebed toont iets van de manier waarop het wandelen met God gestalte krijgt. De psalm begint met het opheffen van de ziel tot God: gebed en concentratie. In vers 2 spreekt David zijn vertrouwen op God uit. Alleen langs de weg van overgave en vertrouwen zal de goede weg gevonden worden. Vervolgens spreekt vers 3 van de hoop. Er zal geen vertrouwen zijn zonder deze hoop: ‘… allen die U verwachten, worden niet beschaamd’. Dat is de toon waarin David zijn gebed om de weg van God te vinden uitspreekt, vers 4. Juist dit gebed bevat dan ook een belijdenis (vs. 9): ‘… ootmoedigen doet Hij wandelen in het recht, en Hij leert ootmoedigen zijn weg’.

Diezelfde zekerheid klinkt uit het Spreuken-boek: ‘Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken’ (Spr. 3:6). Dat betekent niet dat het wandelen met God een probleemloze aangelegenheid is. Het betekent wel, dat wie God betrekt in alle dingen en probeert het leven vanuit het perspectief van God te bezien, een begaanbare weg gaat. De term die deze spreuk gebruikt voor het ‘recht maken van uw wegen’ is bekend uit militair spraakgebruik. Wanneer een leger door een streek zou trekken, gingen wegbereiders vooruit; zij moesten de wegen begaanbaar maken. De kuilen moesten geëgaliseerd worden en de hindernissen verwijderd, zodat het leger een vlotte doorgang zou hebben. Op die manier mag de gelovige weten dat er Iemand de weg bereidt. Deze belofte impliceert niet een kaarsrecht levenspad, maar wel een weg waarop men niet alléén hoeft te wandelen.

Nieuwe Testament

Wandelen in Christus

In de brieven van het Nieuwe Testament wordt het begrip ‘wandelen’ regelmatig gebruikt om het leven met God te typeren. Juist in het wandelen zal een keuze gemaakt moeten worden. Het meest pregnant is dat het geval in Kolossenzen 2:6: ‘Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem’. Op andere plaatsen staat: wandelt door de Geest, wandelt in de liefde of naar de eis der liefde, wandelt als kinderen des lichts (resp. Gal. 5:16; Ef. 5:2; Rom. 14:15; Ef. 5:8). Het wandelen in Christus drukt een zeer nauwe verbondenheid met Hem uit en omvat daarmee de andere uitdrukkingen. Het leven in het geloof zoekt de bron bij Hem, wordt door Hem gebouwd en bevestigd en keert in de dankzegging naar Hem terug (Kol. 2:7). Er is iets in van de rondgang waardoor het leven een andere dimensie krijgt, zoals dat in een wandeling soms beleefd kan worden.

Dat er ook een andere keuze gemaakt kan worden, blijkt uit de ernstige oproep van Johannes. Hij plaatst het wandelen in het licht tegenover het wandelen in de duisternis (1 Joh. 1:6, 7). Jezus Zelf heeft over deze keuze gesproken met het beeld van een brede en een smalle weg. De weg die God wijst, vraagt nauwkeurig te luisteren naar wat Hijzegt en kan dus getypeerd worden als een smalle weg. Die weg wordt gevonden door te bukken en klein te worden voor God. Daarom staat aan het begin van die smalle weg een kleine poort (Mat. 7:13, 14).

De weg

Een mooie typering van het christelijk geloof is te vinden in het boek Handelingen. Daarin worden de aanhangers van de christelijke godsdienst ‘mensen van de Weg’ genoemd. Saulus trekt erop uit om hen ‘die van die Weg waren’ gevangen te nemen (Hand. 9:2). De inhoud van de verkondiging wordt ook wel als ‘de Weg’ aangeduid of ‘de Weg des Heren’ (Hand. 18:25, 26; 19:9, 23; 22:4; 24:14, 22). Dat komt omdat in die verkondiging ‘de weg tot behoudenis’ wordt gewezen (Hand. 16:17), de weg die leidt tot de opstanding uit de dood (Hand. 24:24, 25). In het geloof komt men niet in een vakje waar men kan staan, maar op een weg waarop men mag gaan. Die weg heeft een duidelijk doel.

In dit verband is het betekenisvol dat Jezus Christus over Zichzelf spreekt als dé Weg (Joh. 14:6). Daarmee onderscheidt Hij Zich radicaal van allen die de weg slechts kunnen wijzen. In de verbondenheid met Hem hoeft de weg niet in eigen kracht geopend en gegaan te worden. Verbonden zijn in het geloof met Christus betekent zoveel als de weg gevonden hebben, die leidt naar het doel. Op die weg kan nu gewandeld worden, terwijl Hij die weg stap voor stap bepaalt. Dat is ‘wandelen in Hem’.

Christus wandelt

Er is niet alleen een opdracht voor de gemeente om de weg van God te zoeken en te wandelen met Hem, er is ook een belofte dat God wandelt bij de zijnen. Deze belofte hoort al bij de verbondsformulering in het Oude Testament. Wanneer Israël wordt opgedragen te wandelen voor Gods aangezicht, krijgt het de belofte dat God onder hen zal wonen en wandelen (Lev. 26:12, aangehaald in 2 Kor. 6:16). God geeft daar een teken van in de tent, die Israël voor Hem moest bouwen (Lev. 26:11). In die tabernakel werd dat meewandelen van God met zijn volk zichtbaar. De belofte ziet op een beweging van de mensen, waarin God hen niet alleen laat gaan.

In het boek Openbaring wordt die werkelijkheid uitgedrukt in het beeld van Christus die wandelt tussen de kandelaren. De kandelaren zijn symbolen voor de gemeenten, waar Johannes zijn visioen aan mag doorgeven. De zeven kandelaren van Openbaring 1 staan voor de volheid van het gehele volk van God op aarde. De gemeenten kunnen het gevoel krijgen hun weg alleen te moeten gaan, maar Johannes heeft gezien dat Christus zeer nabij is. Hij wandelt te midden van hen (Op. 1:13, 20; 2:1).

In het laatste perspectief dat de visioenen van Openbaring geven, blijkt het uiteindelijke uitzicht ook niet een statisch beeld te vertonen. In het nieuwe Jeruzalem zullen de volkeren wandelen in het licht van het Lam (Op. 21:24). Zo bereikt God het doel dat Hij had bij de schepping, toen Hij wandelde in de hof. Opnieuw drukt het wandelen de manier uit waarop de nauwe gemeenschap tussen God en mens beleefd wordt.

Kern

Het feit dat het christelijk geloof kort als ‘de Weg’ kan worden aangeduid, typeert de inhoud ervan. Er wordt in dynamische woorden over gesproken. Het leven met God is volgens de Bijbel een beweging, waarin men stap voor stap de richting zal bepalen. Op dit punt is aansluiting met het huidige levensgevoel mogelijk. Dat denken wordt immers gekenmerkt door het stellen van doelen die het leven vormgeven. Het beeld van een weg diegevolgd moet worden, past hierin.

Tegelijk lijkt de wijze waarop een gelovige de weg gaat, in te druisen tegen het levensgevoel van velen vandaag. Dat blijkt uit de typering daarvan als ‘wandelen’. Om dit wandelen op de bijbelse manier te beleven, zal de gerichtheid op het nastreven van eigen doelen vervangen moeten worden door een gerichtheid op de perspectieven die God ons laat zien. Dit zal impliceren dat er een andere ordening komt in het belang van zaken waarop men zich richt, zoals te vinden is in de beschrijvingen van het wandelen door de Geest en het wandelen in Christus. Daarbij geeft de Bijbel vanaf het eerste tot aan het laatste bijbelboek aan, dat deze gerichtheid een geweldig uitzicht biedt, dat verder reikt dan wat we ons hier kunnen voorstellen.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvulend te bestuderen woorden: leven, licht, hel.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken