Autisme en geloof
Informatie over autisme en geloof plus tips voor het pastoraat (gericht op kinderen met autisme en hun ouders).
Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de invloed van autisme op het geloofsleven van kinderen. Wel blijkt uit de praktijk dat typisch autistische problemen als het letterlijk nemen van de taal, het tekort in samenhangend denken en de problemen met betekenisverlening ook gevolgen hebben voor het geloofsleven van het kind. Ouders doen er goed aan zich hiervan bewust te zijn en als het ware in de denkwereld van het kind te kruipen. Zo kunnen ze zich (enigszins) een voorstelling maken van de problemen die hun kind tegenkomt bij kerkgang, bijbellezen, geloofsvertrouwen en de dagelijkse omgang met de Here God. Kinderen met autisme zijn erg regelvast: zoals het gezegd is, zo is het en zo moet het ook gebeuren. Wanneer bepaalde regels niet opgaan, raken ze onrustig of verward. Het gevoel de controle kwijt te raken kan leiden tot angst, woede of ander probleemgedrag.
Geloven in iets wat je niet kunt zien is voor veel volwassenen moeilijk, maar voor kinderen over het algemeen niet. In de normale ontwikkeling zijn kinderen juist bij uitstek degenen die verder kijken dan het concreet tastbare. Kinderen met autisme daarentegen hebben juist het concreet tastbare nodig om zich aan vast te kunnen houden. Geloven in Iemand in de hemel, de Here God, die je niet kunt zien of aanraken, kan daarom moeilijk zijn. Aan de andere kant ervaren ouders ook dat het geloof aan hun kind gegeven wordt. Zij mogen en kunnen hier ook om bidden.
De bijbelse taal stelt kinderen met autisme regelmatig voor problemen. In de normale ontwikkeling voelen kinderen sneller aan wat bedoeld wordt, en leggen ze zich vrij snel neer bij het symbolische van sommige uitdrukkingen. Sterker nog: op een gegeven moment gaan ze bepaalde uitdrukkingen vanzelf correct toepassen in hun taalgebruik. Bij kinderen met autisme is dit niet het geval, en daarom zal de betekenis van bijbelse boodschappen vaker expliciet uitgelegd moeten worden. Het kind moet aangeleerd krijgen dat er onderscheid is tussen letterlijke taal (Mozes slaat op de rots) en figuurlijke taal (‘Ik sla mijn ogen op…’).
Het Oude Testament is met al zijn wetten en voorschriften mogelijk wat toegankelijker voor kinderen en jongeren met autisme. Wetten en voorschriften geven duidelijkheid en daar houdt iemand met autisme van. Daarentegen kan het Nieuwe Testament verwarring scheppen. Daar gaat het niet meer om de letter van de wet, maar om de betekenis van de wet in het licht van de komst van de Here Jezus Christus.
Het kan ook voorkomen dat het onderscheid tussen letterlijk en symbolisch geen probleem vormt. Waar in de normale ontwikkeling jongeren in de puberteit zich allerlei zaken gaan afvragen en kritische vragen over zichzelf en hun geloofsleven gaan stellen, nemen sommige jongeren met autisme de zaken zoals ze zijn of zijn extreem rechtlijnig in hun denken.
Er zijn kinderen met autisme die overgevoelig zijn voor bepaalde prikkels zoals geluid. Voor deze kinderen is de kerkgang onplezierig in verband met het lawaai en de grote hoeveelheid indrukken. Anderen hebben hier geen problemen mee. Vrijwel iedereen met autisme is gebaat bij een duidelijke orde van dienst. Er zijn al genoeg veranderingen die verwerkt moeten worden, zoals een andere dominee die preekt of een gewijzigde liturgie. Het stilzitten tijdens de dienst is een ander probleem. De meesten hebben hier moeite mee en gaan zelf geluid of beweging produceren. Ouders staan hiermee voor de lastige opgave beslissingen te nemen over het kerkbezoek. Wat catechisatie en jeugdvereniging betreft: het kind is soms beter op zijn plek in een aangepaste catechese zoals die bijvoorbeeld voor mensen met een verstandelijke handicap gegeven wordt. De groep is dan wat kleiner en overzichtelijker en de persoonlijke aandacht groter.
Tips voor het pastoraat aan mensen met autisme
- Geef geen opvoedkundige adviezen. Die krijgen ouders al genoeg, vaak ongevraagd. Bied een luisterend oor. Neem de zorgen serieus. Luister goed om vervolgens ook de concrete en psychische nood in het gebed te kunnen verwoorden.
- Vraag naar het welzijn van de ouders en de andere kinderen.
- Praat niet alleen over het kind, maar ook met het kind.
- Vraag of ouders behoefte hebben aan steun uit de gemeente en zo ja, in welke vorm (oppas, gebed, een uitlaatklep voor ouders, een gezin waar broers en zussen eens terecht kunnen, vervoer naar hulpverlening). Het behoort tot de taken van de ambtsdragers om gemeenteleden te stimuleren tot onderling dienstbetoon.
- Vraag ouders op welke manier zij denken dat hun kind zich veilig, vertrouwd en geaccepteerd kan voelen in de eredienst en het gemeenteleven en draag hieraan bij.
- Geef aandacht aan geloofsvragen die het hebben van een kind met een stoornis met zich meebrengt.
- Besef dat het hebben van een kind met een stoornis financiële lasten met zich meebrengt en informeer hiernaar.
Deze informatie is afkomstig uit Wat autisme met je doet van John Foran en Karin Harsevoort-Zoer.