Meervoudige partijdigheid in het Midden-Oosten: psychologie en praktijk
![Pastoraat [2;1]](https://www.theologie.nl/wp-content/uploads/2021/10/Pastoraat-21-1140x570.png)
Hanneke Schaap-Jonker, psycholoog en theoloog, droeg bij aan de boekpresentatie van Dagboek uit Jeruzalem, het boek van Marleen Anthonissen. Die bijdrage aan de avond op 13 september kunt u hier lezen.
‘In haar boek Dagboek uit Jeruzalem schrijft Marleen Anthonissen over het dagelijks leven in het heilige land, waar zij een aantal jaar gewoond en gewerkt heeft met haar man Ilja en kinderen Marieke en Niels. Zij werkten aan twee kanten van de muur: Marleen in Jeruzalem, Ilja in Bethlehem. Hun uitgangspunt was dat ze geen partij wilden kiezen in het Joods-Palestijnse conflict, maar dat ze er wilden zijn voor Israeli’s en Palestijnen, voor Joden en christenen, en alle anderen. Ze wilden het verhaal van beide kanten vertellen, en deden dat ook wanneer zij over hun leven en werk spraken in Nederland. Iemand die in de hulpverlening werkt, noemde dat ‘meervoudige partijdigheid’ – een term die Marleen zeer aansprak (p. 91). Ik ben gevraagd om het thema van meervoudige partijdigheid uit te diepen vanuit een psychologisch perspectief. In mijn bijdrage besteed ik aandacht aan de volgende punten:
- Wat is meervoudige partijdigheid?
- Hoe werkt dat in hulpverlening en pastoraat?
- Hoe zie je dat terug in het werk van Ilja en Marleen en in Marleens boek?
- Hoe zit het met de voorwaarden: welke psychologische vermogens zijn nodig?
Meervoudige partijdigheid
Meervoudige partijdigheid wordt ook wel meerzijdige partijdigheid genoemd (multidirectional partiality). De term is door de Amerikaans-Hongaarse hulpverlener Ivan Böszörményi-Nagy op de kaart gezet en wordt gebezigd binnen de contextuele therapie, binnen systeemtherapie en ouderbegeleiding, en ook binnen contextueel pastoraat. In feite gaat het om een houding en een methodiek voor de hulpverlener of pastor: als je meerzijdig partijdig bent, ben je voor iedereen aanspreekbaar, op iedereen betrokken, en wil je de belangen van elke betrokken partij onder ogen zien. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarbij ouders en kinderen het niet met elkaar eens zijn over het uitgaansgedrag van het kind. De hulpverlener die meervoudig partijdig is, zal hierbij niet zeggen: ‘kinderen moeten gewoon luisteren naar hun ouders’ of ‘ouders moeten niet zulke ouderwetse opvattingen hebben, geef die kinderen toch wat ruimte’, maar proberen om de belangen en behoeften van beide kanten te erkennen. Immers, mensen kunnen elkaar tekortdoen, elke betrokken partij kan onrecht lijden, en tegelijk heeft iedereen heeft z’n eigen manier om zorg te dragen voor de anderen. Een voorbeeld hiervan is een gezin waarin de moeder ziek is en de rollen omgedraaid zijn en het kind een zorgende rol heeft aangenomen. Belangrijk is dat er erkenning is voor wat het kind geeft, en ook wat de situatie het kind kost. Als er geen vriendinnetjes thuis kunnen spelen omdat mama ziek is, blijkt uit een reactie als ‘dat kan nu eenmaal niet, want mama is ziek’ dat het kind niet wezenlijk gezien wordt. Als moeder wel uitspreekt hoe blij ze is met de zorgzaamheid van het kind, en hoe jammer ze het vindt dat de vriendinnetjes nu even niet kunnen komen, is dat zorgzaamheid van de moeder naar het kind en erkenning voor het kind. Erkenning is dus wezenlijk in deze relationeel-ethische benadering, waarin relaties centraal staan, de behoefte aan verbondenheid, belangen, zorg en loyaliteit. De hulpverlener kan een belangrijke persoon zijn om erkenning te geven en heeft daarbij ook een rol als getuige. Dat is ook precies wat Marleen doet in haar boek: de pijn van beide zijden laten zien, waarbij ze erkenning geeft aan de mensen in het land. Een indrukwekkend voorbeeld van die erkenning is het uitstappen bij het checkpoint bij de Muur, waaruit de solidariteit met de Palestijnen blijkt. Tegelijk laat het boek ons ook getuige zijn van de vreugden, moeiten en zorgen van al die verschillende groepen in Israel – van Joodse mensen die aanslagen meemaken in de bus, tot Grace, een Palestijnse christen uit Bethlehem die niet alleen vertelt over het onrecht dat haar aangedaan is, maar ook over haar hoop op Christus.
Meervoudige partijdigheid houdt in dat je geen partij kiest, empathie en inlevingsvermogen hebt voor alle betrokken partij hebt en de positie van de ander incalculeert, ook als die ander niet direct aanwezig is. Het gaat dan om ‘de derde in de relatie.’ Een prachtig voorbeeld van die afwezige derde met wie wel degelijk rekening wordt gehouden in de communicatie, geeft de Joodse meneer met wie Marleen in gesprek komt tijdens een Holocaustherdenking. Samen staan ze stil bij het lijden dat het Joodse volk is aangedaan, en dan zegt hij: “Ik doe niets af aan de verschrikkelijke onderdrukking en afwijzing die wij als Joden hebben meegemaakt tijdens de Holocaust, maar ik vind dat dit ook nooit meer iemand anders mag overkomen. (..) Als ik kijk naar wat er in ons land gebeurt met de Palestijnen, vreet dat aan me. Hoe kunnen we elk jaar zelf het leed herdenken dat ons is aangedaan, maar niet willen zien wat we anderen nu aandoen?” (p. 42, 43).
Ieder heeft z’n eigen manier om zorg te dragen voor de andere partij – dat zie je in het boek soms terug, bijvoorbeeld wanneer mensen met verschillende religieuze achtergronden samen een begraafplaats gaan schoonmaken. Maar vaker lijkt die zorg voor de ander er niet meer te zijn. Is het conflict tussen Joden en Palestijnen zo verhard? Of zijn mensen psychologisch gezien zo beschadigd, dat het te ingewikkeld is? (zie ook vervolg). Of houdt de parallel tussen gezin en volken hier op, en is er sprake van een ander soort loyaliteit, niet de natuurlijke loyaliteit die er tussen ouders en kinderen is – een loyaliteit die enerzijds prachtig is, maar die het soms ook zo moeilijk kan maken, bijvoorbeeld in een situatie van echtscheiding, waarin kinderen loyaal zijn naar beide ouders (als vader dan tegen de zin van moeder naar een andere kerk gaat, wordt meegaan met ene ouder vaak ervaren als partij kiezen tegen de andere ouder).
Wat zijn de voorwaarden voor meervoudige partijdigheid? Welke psychologische vermogens spelen hier een rol? Om meervoudig partijdig te kunnen zijn, moet je in andermans schoenen gaan staan, perspectief nemen, en je inleven in de ander. Binnen de psychologie noemen we dat ook wel mentaliseren: denken over het denken en voelen van de ander (en van jezelf) en over zijn/haar mental states: welke verlangens, intenties, angsten, wensen, gevoelens zijn de aanleiding voor gedrag? Waarom doet iemand zoals hij doet? En waarom doe ik dat zelf eigenlijk? Als iemand onverwachts opstaat, met grote passen naar de deur beent, en die met een harde knal dichtslaat, denken we haast onmiddellijk: ‘die is boos’. Dat is een vorm van automatisch mentaliseren. Soms willen we ook bewust mentaliseren: als je ’s avonds op de bank zit en je ontdekt dat je een zak chips of een reep chocola hebt opgegeven, kun je je afvragen: waarom heb ik dat eigenlijk gedaan? Omdat ik moe was, bijvoorbeeld, of gefrustreerd, of gestrest. Mentaliseren is dus eigenlijk jezelf van buitenaf bekijken, en de ander van binnenuit.
Mentaliseren is iets wat je moet leren, een vaardigheid die tot ontwikkeling komt in de relatie tussen ouders en kinderen. Daarbij is sprake van verschillende modi van mentaliseren. Aanvankelijk denkt het kind in de teleologische modus, waarbij het in staat is om doelen toe te schrijven aan mensen en dingen. Deze doelen zijn echter altijd verbonden met wat waarneembaar is. Het begrijpen van oorzaak en gevolg is dus gekoppeld aan de fysieke werkelijkheid. ‘Eerst zien, dan geloven’ kenmerkt deze denkmodus, die vanaf een maand of negen zichtbaar wordt bij jonge kinderen. Een kind van twee jaar denkt in de modus van psychische equivalentie, waarbij binnen- en buitenwereld gelijkgeschakeld worden. Het gaat ervan uit dat wat het denkt of ervaart ook in de werkelijkheid bestaat – denk aan de monsters onder het bed die angstig maken en die als heel ‘echt’ ervaren worden. ‘Ik voel het zo, dus het is zo’, kenmerkt deze modus. Dit leidt vaak tot zwart-wit denken: het is goed of kwaad, het is of/of in plaats van en/en.
Complementair hieraan denkt het kind in de ‘doen-alsof’ – modus (Engels: pretend mode), waarbij het gelooft dat wat het van binnen denkt en voelt geen implicaties heeft voor de wereld om hem heen (ik ga daar nu verder niet op in).
Rond het vierde levensjaar zijn eerdere denkmodi geïntegreerd in een mentaliserende modus, waarin mensen kunnen reflecteren op de eigen mental states en die van anderen, en die mental states ook zien als representaties. Dat betekent dat je kunt denken terwijl je voelt en voelen terwijl je denkt, dat je kunt reflecteren op je eigen ‘mind’ en die van anderen, en dat je je bewust bent van de betrekkelijkheid van je eigen visie.
Overigens horen bij deze verschillende denkmodi ook andersoortige emoties: pas als je kunt mentaliseren, kun je ook afstand nemen en reflecteren, waardoor emoties als verdriet en rouw mogelijk zijn. De modus van psychische equivalentie kenmerkt zich vaak door een bepaalde heftigheid (boosheid, van je afslaan) en door tegenstellingen: liefde of haat, de ander is geweldig of juist helemaal niets. Bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis is dit vaak duidelijk te zien en te merken.
De niet-mentaliserende modi van denken en ervaren kunnen ook later in het leven aanwezig zijn, bijvoorbeeld in dromen of posttraumatische flashbacks. Traumatische ervaringen kunnen het mentaliserend vermogen ondermijnen. Mensen kunnen daardoor vast blijven zitten in of terugkeren naar de teleologische, psychische equivalentie of ‘alsof’ modus. Daar ligt ook weer een link naar de mensen in Israel en de Palestijnse gebieden: er is sprake van traumatisering in het heden (Marleen schrijft bijvoorbeeld over de trauma’s die jonge Israeli’s oplopen in het leger en over Avi, die heeft meegevochten in de Gaza-oorlog (p. 26,27)), trauma’s in het verleden (denk bijvoorbeeld aan Palestijnen van wie huis en familiebezit zijn afgenomen – vergelijk het verhaal van Grace), en er is sprake van trauma door generaties heen (de impact van de Holocaust blijft niet beperkt tot de mensen die in de concentratiekampen gezeten hebben). Trauma gaat vaak samen met niet-mentaliseren, zoals we hebben gezien, en wat je niet geleerd hebt, kun je ook niet doorgeven (al zijn er uitzonderingen op deze regel). Trauma leidt ook vaak tot ‘splitting’, het opsplitsen van goed en kwaad, zwart-wit denken in termen van alles of niets, en wij tegenover zij. Ook dit komt regelmatig terug in het boek: de kloof tussen beide bevolkingsgroepen en de houding: wie niet 100 procent voor ons is, die is tegen ons (p. 72; vgl. p. 94). Iemand als Nour, een jonge vrouw van Arabische origine, wordt er ook moe van ‘dat men zo makkelijk het ongenoegen over zijn eigen leven omzet in haat tegen een ander of een andere groep, ook tegen Joden’ (p. 63). Achterdochtigheid of paranoia is het gevolg, evenals idealisering en devaluering: wie aan de goede kant staat, is geweldig, wie aan de foute kant staat, is ook totaal fout en niet meer te vertrouwen. Voor de sociale identiteit (het groepsgevoel) heeft deze manier van denken trouwens wel een functie: de gezamenlijke vijand versterkt het wij-gevoel. Er spelen dus altijd meerdere belangen aan meerdere kanten.
Hoe kun je als pastor meervoudig partijdig zijn in zo’n complexe situatie? (die natuurlijk niet alleen in het heilige land voorkomt, in kerkelijk Nederland kunnen vergelijkbare processen spelen).
In de eerste plaats is van belang om weg te blijven uit de niet-mentaliserende modi. Voorkom dat je zelf meegaat in het wij-zij denken, maar – en dat is het tweede – blijf je inleven in beide partijen met compassie, waarbij je ook ziet wat het beide partijen kost (wie betaalt de rekening?). Barmhartigheid en rechtvaardigheid gaan hier dus hand in hand, empathie en erkenning staan niet los van elkaar. Tenslotte is de uitdaging om de ander te verleiden tot mentaliseren: nodig hen uit om te reflecteren op hun eigen stuk, maar zich ook in te leven in de derde partij. Daar horen opmerkingen bij als: ‘verplaats je eens in de schoenen van ander’ en ‘hoe zou jij het vinden als…’ Overigens is dat mentaliseren voor bepaalde mensen niet zo gemakkelijk als het lijkt – niet voor niets hebben we in de ggz een mentaliseren bevorderende therapie (MBT), waar mensen soms wel een jaar mee bezig zijn.
Om het zelf vol te houden, is het nodig om steeds weer te putten uit de bron van Gods liefde en compassie. Of, zoals Marleen het zegt in haar boek: als je op de Rots Christus geworteld en gegrond bent, kun je alle kanten op kijken (p. 83). En dat levert verrassende situaties op. Zoals die keer dat Marleen uitstapt bij het checkpoint en het gesprek aangaat met een jonge Israëlische soldaat (p. 96):
‘Bent u toerist? ‘Ja’, antwoord ik voor het gemak. ‘Dan had u in de bus mogen blijven zitten.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat u toerist bent!’ ‘Maar waaróm dan?’ houd ik vol. ‘We zijn toch allemaal mensen en gelijk voor God?’ Hij kijkt me nu aan met diezelfde doordringende blik als eerder. Opeens verschijnt er een glimlach op zijn gezicht. ‘Wat goed van u, zeg!’ en hij laat me met een hoofdknik door. Ik geloof mijn oren niet. Ziet deze man ook ieder mens, hoewel hij meedraait in het naamzieke systeem? Als ik achterom kijk om te zien of ik dit niet gedroomd heb, houdt hij met een dikke grijns zijn duim omhoog!‘
Hanneke Schaap-Jonker is psycholoog en theoloog en werkt als rector van het Kennisinstituut christelijke ggz, onderdeel van Eleos en De Hoop ggz. Daarnaast is zij bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Bij KokBoekencentrum verscheen van haar onder meer Breekbaar verbonden: hechtingsproblemen en geloofsvertrouwen en Van leegte naar liefde: de macht van verslaving en de weg naar herstel.
Over Dagboek uit Jeruzalem
In Dagboek uit Jeruzalem vertelt Marleen Anthonissen veertig verhalen over haar leven – en het leven van alledag – in de Heilige Stad. Sinds 2014 woont en werkt Marleen in Jeruzalem. Ze is daar pastoraal werker bij de Lutherse Redeemer Church voor de Nederlandse gemeenschap in en rond Jeruzalem en geeft voorlichting aan Nederlandse bezoekers. Ingrijpend was het onverwachte overlijden van haar echtgenoot Ilja in 2017.
Marleen Anthonissen-van der Louw werd in 2014 met haar gezin door Kerk in Actie uitgezonden naar Israël. Eerder werkte ze al in Pakistan, Oezbekistan en Kazachstan.