De hoop van Job op rechtvaardigheid
Leesfragment uit de bundel Hoop. Een kracht die alles nieuw maakt
Bijbelfiguur Job verliest zijn vrouw, kinderen, gezondheid en bezittingen. De hoop is voor hem ver te zoeken, hij is volledig op zichzelf aangewezen. In de essaybundel Hoop. Een kracht die alles nieuw maakt lezen we hoe het verhaal van Job toch ook getuigt van hoop. In alle ellende behoudt Job namelijk een standvastig gevoel van hoop op rechtvaardigheid. Lees hieronder een deel uit het hoofdstuk dat is opgenomen in de bundel Hoop. Een kracht die alles nieuw maakt waarin nog vele andere essays over hoop te lezen zijn.
Hopeloos verloren… Wanneer bij iemand de hoop de bodem is ingeslagen, dan wel bij Job. In het gelijknamige bijbelboek maken allerlei uitspraken duidelijk dat menselijkerwijs gesproken al zijn hoop is vervlogen. Dat drukt Job ook herhaalde malen uit, bijvoorbeeld: ‘Mijn dagen gaan sneller dan een weversspoel, ze haasten zich naar een einde zonder hoop’ (7:6). Hij hoopte op het goede, maar het kwade kwam (30:26). En zijn vrienden Elifaz (4:6), Bildad (8:13) en Sofar (11:18-20) benadrukken – ieder op hun eigen wijze – dat weinig rest om nog op te hopen, wanneer een mens zo door leed is getroffen. Of het moet zo zijn dat Job tot berouw en inkeer komt en erkent dat hij kwaad op zijn geweten heeft. Het meest sprekend is het beeld waarin Job zichzelf vergelijkt met een boom. Voor een boom die omvalt is er nog hoop, omdat deze weer kan uitlopen en wortelen (14:7-10). Bij een boom kan de grens tussen dood en leven vaag zijn, maar voor Job geldt dat niet. God heeft hem omvergehaald en zijn hoop ontworteld (19:10). Zijn hoop werd vergruisd en zelfs compleet de bodem ingeslagen (14:18-19). Alles is hem ontnomen: zijn kinderen, zijn bezittingen, zijn gezondheid, zijn vrouw. Job is op sterven na dood, volledig teruggeworpen op zichzelf en de eenmaligheid van zijn leven (14:14). Hij is ondergedompeld in een onmetelijk lijden, kansloos, toekomstloos, ronduit hopeloos.
Wanhopig overhoop met God en mensen
Toch getuigt Job ook van hoop. Daarvoor is het nodig om niet alleen af te gaan op het woordgebruik van hoop of verwachting in het boek. En meer te doen dan woorden te tellen die verwant zijn aan ‘hoop’. Wanneer Job zich begeeft in het woordveld van de hoop, brengt hij zijn vervlogen hoop ook tot uitdrukking in teleurstelling. Het zou veel te snel geconcludeerd zijn dat Job daarom niet meer hoopt, want je kunt hoop uitspreken zonder dat je een specifiek vocabulaire hanteert. Zelfs door wanhoop uit te drukken is het mogelijk hoop uit te spreken. Het hangt er maar vanaf welk adres iemand daarvoor kiest. In de klachten die Job uit, klinkt tegenstrijdig genoeg hoop door. Dat gebeurt telkens in de protesten die Job aantekent, wanhopig op zoek naar recht. Dit komt vooral tot uiting in de ontstellende wijze waarop Job met de Allerhoogste overhoop heeft gelegen. Job heeft in die hevige strijd zijn hoop op God nooit opgezegd. In Job 13:15a zegt hij: ‘Zie, al zou Hij mij doden, zou ik niet hopen? Maar toch zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen’ (HSV). In vertalingen wordt deze tekst verschillend weergegeven, omdat er sprake is van een tekstvariant in de brontekst. Daarbij is het mogelijk om te vertalen: ‘al zou Hij mij doden, op Hem hoop ik’ (Engelse en Franse vertalingen) of met een andere lezing: ‘zou Hij mij doden, (zal) ik niet hopen?’ Welke lezing men ook kiest, de strekking is duidelijk: Job wil koste wat het kost zijn daden tegenover God verdedigen (13:15b) en deinst hier niet voor terug (vrij vertaald door NBV21). Dit vers laat de spanning zien tussen de erkenning van Gods almacht (‘Hij zal mij doden’) en Jobs vastberadenheid om zijn onschuld en zijn gedrag te verdedigen (‘voor Hem zal ik mijn gedrag verdedigen’). Zo zeker is hij van zijn integriteit en houdt hij vast aan zijn recht. Zelfs al zou hij sterven, dan nog zou de hoop blijven leven. Job weigert, ondanks zijn beproevingen, zijn zoektocht naar gerechtigheid en begrip op te geven. Iets vergelijkbaars zegt Job in 16:18: zelfs al zou zijn bloed vergoten worden, dan nog blijft zijn klacht om recht te halen spreken. Hij doet daar zelfs een beroep op God tegenover God (16:18-22) om zijn zaak van geleden onrecht te verdedigen.2 Waarom houdt Job zo sterk vast aan zijn integriteit? Omdat hij ‘wanhopig’ zijn hoop blijft vestigen op Gods gerechtigheid, omdat de Heilige in zijn ogen niet veranderd is en ver is van onrecht.
De hoop op God
Het is duidelijk dat Job krasse taal spreekt tegenover God. Daardoor ligt hij ook overhoop met zijn vrienden. Zij zien in zijn klachten en verdediging een stellig bewijs van zijn vervreemding van God. Daarentegen verzet Job zich met hevige protesten aan hun adres. Hij gaat tekeer tegen hun karikaturen, simplistische verklaringen en gemakkelijke troost. De dialogen met zijn vrienden, hoe wanhopig die van tijd tot tijd ook klinken, moedigen Job juist aan om zijn eigen strijd te blijven voeren. Hij wordt steeds sterker in de verdediging gedrongen en komt daardoor meer en meer in het nauw. Maar dat legt hem niet het zwijgen op. Integendeel, het moedigt hem juist aan om zijn eigen verstaan van lijden en goddelijke rechtvaardigheid te verduidelijken. Hij vindt de moed om zijn lijden te ondergaan en te doorstaan, vragen te blijven stellen en de confrontatie te zoeken. Om hoopvol zijn zoektocht te vervolgen naar goddelijke gerechtigheid. Job blijft naarstig op zoek naar een middelaar die hij nog niet heeft gevonden (16:16-20; 17:1-3; 19:22-27). In zijn vertwijfeling is Job evenwel de juiste getuige van God (42:7). Waar Hij de hoop ontneemt, blijft er niets over dan… God zélf. Hopen is hopen op God – daarbuiten is alle hoop voor Job weggevaagd.
Ondanks de zware beproevingen blijft Job trouw aan zijn zoektocht naar zingeving en aan zijn relatie met God.
Hoop tegen hoop
Wat is een van de meest kenmerkende verschillen tussen Job en zijn vrienden als het om God gaat? Dat de vrienden over God spreken en als advocaat voor Hem optreden, terwijl Job in zijn worsteling rechtstreeks de confrontatie zoekt en tot God spreekt. Het opvallendst is nog niet eens het zoeken naar een oorzaak, maar de vraag hoe dit lijden zich verhoudt tot God. Wat is Gods reputatie in het lijden? Zal Job uiteindelijk God vaarwelzeggen (barak= vervloeken; 1:11) of aan zijn Naam blijven vasthouden (barak = zegenen; 1:21)? Ondanks de zware beproevingen blijft Job trouw aan zijn zoektocht naar zingeving en aan zijn relatie met God. Daarbij wordt hij gedreven door de hoop, als een actieve en dynamische kracht die hem ondersteunt in zijn zoektocht. Jobs hoop wordt getoond in zijn vastberadenheid om een authentiek antwoord van God te vinden. Daarbij weigert hij genoegen te nemen met goedkope oplossingen en moralistische rechtvaardigingen. Een dragende metafoor in Jobs strijd is het voeren van een rechtszaak met God (13:18-28), wetend dat hij geen kans maakt en beseffend dat hij hoe dan ook tekortschiet in zijn verweer. Maar zijn diepste motivatie om vast te houden aan zijn eigen integriteit (en hij heeft gelijk: 1:8 en 2:3!) is dat God als hoogste Rechter zich zijn recht moet aantrekken. Job gelooft in Gods ultieme rechtvaardigheid en goedheid, zelfs als hij Gods wegen niet begrijpt. Hij legt zich er niet bij neer door zijn lot passief te accepteren; hij gaat een moedige dialoog met God aan. Daarbij zoekt Job houvast bij God zelf in plaats van bij systemen die hij niet sluitend krijgt. Hij ontvangt veerkracht in een geloof dat iedere theologische verklaring overstijgt. Deze hoop wordt getoond in Jobs vastberadenheid om openhartig met God te spreken, overtuigd als hij is van Gods aanwezigheid. Zijn hoop blijkt uit de moed die hij opbrengt om zijn zekere onschuld op te eisen. En uit zijn voortdurende worsteling om een verklaring voor zijn lijden te zoeken. Ondanks zijn pijn en twijfels blijft Job trouw aan God. Deze trouw is een centraal aspect van zijn hoop. Niet in blinde vasthoudendheid, maar kritisch en vrijmoedig vragend. Job durft Gods beleid in twijfel te trekken en zijn pijn en onbegrip te uiten, maar zonder ooit zijn relatie met Hem te op te zeggen, laat staan te verloochenen (hét geding van de tegenstander; Job 1-2). Zijn uithoudingsvermogen is de meest krachtige uitdrukking van zijn hoop. Job geeft niet op!
Job geeft niet op!
Rob van Houwelingen, Roel Kuiper en Annemarie Kuijvenhoven (red.). Hoop. Een kracht die alles nieuw maakt. Uitgeverij: Amsterdam, Buijten en Schipperheijn Motief, 2024. 192 pp. € 22,90. ISBN 978-94-6369-289-2