De komst van het christendom naar Friesland
In 2011 publiceert Willem Schoorstra in Friesland de roman Rêdbâd. Krony fan in kening. Hij schetst een levendig maar kritisch beeld van de komst van het christendom naar het land van de Friezen. Dat de komst van het nieuwe geloof met het nodige geweld gepaard ging is bekend. Los van de middelen stelt Schoorstra dat het doel van de kerstening vragen oproept. Er kwam een christelijke leer die een stevige controle uitoefende op denken en doen van de mensen, totdat (vrijwel) iedereen in Friesland christen was geworden. Was dit, zo vraagt Schoorstra zich af, in feite geen van buitenaf opgelegd geloof? Wat bleef er over van de binnenkant: de belevingswerkelijkheid van de Friezen zelf, van hun omgang met elkaar, met de natuur?
Was de kerstening misschien een vergissing die nu, meer dan duizend jaar later, wordt hersteld?
Dat zijn stuk voor stuk relevante vragen en zeker niet alleen voor de kerkgeschiedenis. Je zou kunnen zeggen dat de kerstening voorbij is: het overgrote deel van de Friezen behoort niet meer tot een kerk, althans niet actief. Krijgt de Friese koning Rêdbâd, wiens leven door Schoorstra uit de doeken gedaan wordt, achteraf gelijk? Was de kerstening misschien een vergissing die nu, meer dan duizend jaar later, wordt hersteld?
Symposium in Neiklaester
Deze kwestie kwam afgelopen september uitvoerig aan de orde tijdens een symposium in Nijkleaster (Jorwert), georganiseerd door de redactie van Kerk en Theologie. Pro’s en contra’s kwamen uitvoerig aan de orde. De kerstening heeft ongetwijfeld het nodige aan goeds gebracht. In vergelijking met de tijd van Rêdbâd kwam er geleidelijk een beweging op gang naar een vreedzamer bestel, naar gezamenlijke planning, naar ruimte voor meer mensen om samen in Friesland te wonen. Dat zou je allemaal kunnen beschouwen als winst van de kerstening.
Toch zijn velen zich scherp bewust van de schaduwzijden. De identificatie met Rêdbâd wordt sterker, de sympathie voor Bonifatius (de man die de eik van Donar omhakte) neemt af. Er bestaat anno 2021 bij menigeen het gevoel dat de vrijheid om uit te drukken wie zij werkelijk zijn – in hun denken, relaties, sociale identiteit – pas mogelijk werd toen de kerstening voorbij was. Daar komt het onbehagelijke gevoel bij dat het christendom op afstand is komen te staan van de feitelijke omgang met de natuur, van de reële ervaringen met leven en dood.
De identificatie met Rêdbâd wordt sterker, de sympathie voor Bonifatius (de man die de eik van Donar omhakte) neemt af
De tijd van de kerstening, van een christelijke samenleving, lijkt daarmee voorbij. Anders dan in de tijd van Bonifatius is er geen christelijke overheid meer, geen Karel de Grote die het zwaard hanteert om het evangelie te brengen. Evenmin kan de kerk het zich nog langer veroorloven om een gewenste manier van leven en denken van boven te decreteren. Iedere Fries is vrij om zelf te bepalen hoe zij het eigen bestaan invullen. Natuurlijk bestaan er nog steeds basisregels waar iedereen zich in principe aan dient te houden, maar die basisregels worden niet opgelegd door het christendom.
Ontkerstende samenleving opzoeken
Tijdens het symposium in Jorwert werd teruggeblikt op de kerstening vanuit het nu. Kerk en theologie dienen de aansluiting terug te vinden bij de samenleving – bij het daadwerkelijk geleefde leven van het individu en de families, inclusief de omgang met de natuurlijke werkelijkheid. Hoe dat voor elkaar te krijgen? Duidelijk is dat het opleggen van geloof, zoals Bonifatius en Karel de Grote dat deden, niet langer werkt. Het gesprek over geloof en de waarde daarvan is vrij. De vrije ruimte om zelf te beslissen bestaat voor iedereen. Elke stem mag zich laten horen in het debat. Ook die van kerk en theologie, wanneer zij de waarde van het evangelie van Christus willen laten zien voor het goede leven in betrokkenheid de ander en de schepping. Het christendom is niet langer vanzelfsprekend, niet langer algemeen bekend, speelt niet langer een vanzelfsprekende rol. Alle reden voor kerk en theologie om de basis van de ontkerstende samenleving op te zoeken: het daar geleefde bestaan in de praktijk van alledag.
Gert van Klinken is universitair docent kerkgeschiedenis aan de Protestantse Theologische Universiteit Amsterdam.
Lees de artikelen uit Kerk en theologie 2020, nr. 4. Het hele nummer gaat over de kerstening van de noordelijke lage landen, met bijdragen van onder meer Arie Zwiep, Kees van der Kooi en Hinne Wagenaar.