Menu

Basis

Droomgroepen: een drieluik

In verschillende plaatsen zijn mensen in droomgroepen actief, zowel binnen als buiten kerkelijk verband. Margreet Meijer bezocht drie deelnemers die hier op verschillende wijze bij betrokken zijn.

‘De helpende hand van God is mij altijd nabij’

Interview met Berthilde van der Zwaag

Berthilde van der Zwaag (1954) studeerde theologie en is werkzaam als geestelijk verzorger in een algemeen ziekenhuis. Daarnaast geeft ze meditatiecursussen en schrijft ze gedichten. Van haar hand verscheen het boek ‘Als Christus verschijnt; Christusverschijningen in deze tijd’(uitg. Kok, 2008). Momenteel werkt ze aan een roman over de profeet Eliza.

Margreet wordt hartelijk ontvangen bij Berthilde thuis en ze hebben een open gesprek. Berthilde vertelt over de bijzondere ervaring die ze op 19-jarige leeftijd had toen Christus aan haar verscheen. Sindsdien ervaart ze Hem heel dichtbij en voelt ze dat ze in haar leven geleid wordt.

Het gesprek spitst zich toe op haar dromen en op de droomgroep waar ze deel vanuit maakt.

Toen zij haar dromen ging opschrijven, namen ze in aantal en helderheid toe

In 1989 begon Berthilde haar dromen op te schrijven. Het was in een heftige periode van haar leven waarin veel op haar afkwam. Ze had indrukwekkende dromen en het leek of deze haar wat wilden zeggen. Natuurlijk zijn er ook dromen waarin je de dagelijkse dingen aan het verwerken bent, maar Berthilde ontdekte dat er ook hele betekenisvolle dromen zijn. Toen zij haar dromen ging opschrijven, namen ze in aantal en helderheid toe. Blijkbaar is dat bij haar een wisselwerking. Berthilde vertelt hoe deze dromen haar helpen op haar geestelijke weg en hoe een aantal bijzondere dromen uit die periode haar nog steeds scherp voor de geest staat: ‘’Ze hebben mijn leven en vooral mijn levenshouding blijvend bepaald.’’ Ze vervolgt: ‘Dromen nemen je bij de hand en willen je wat vertellen. Ik leerde vooral me over te geven aan het leven, aan God. En op Hem te vertrouwen. Ik ben er sterker door geworden en heb ook meer vertrouwen in mijn eigen kracht gekregen.’

In die tijd kreeg zij echter ook nachtmerries. Zij ervaarde aan den lijve dat, als je je durft te openen voor datgene wat diep in jou leeft, ook het negatieve in jezelf naar boven komt: angsten en demonen. Terugkijkend kan zij zeggen dat het een mooi, maar ook een eenzaam proces was. Dat is niet met een ander te delen: ‘Het was alsof ik de woestijn in ging, die jaren, en ik heb veel moeten doorleven. Maar mijn dromen waren en zijn nog steeds als een wegwijzer, een steun en een bron van liefde.’

Ik zag een enorme vloedgolf op mij afkomen die me helemaal zou verpletteren. Maar ik kwam tot overgave en droomde dat ik de woorden sprak van Christus aan het kruis: ‘In Uw handen beveel ik mijn geest.’ Daarna voelde ik mij gedragen en ging met de golf mee omhoog. Vanaf dat punt zag ik dat er nog meer golven zouden komen, maar deze van nu was de hoogste en dus de gevaarlijkste. Door over-gave had ik deze overleefd. Dat gaf me het vertrouwen dat de andere golven die nog moesten komen, ook wel hanteerbaar zouden zijn.

Dromen nemen je bij de hand en willen je wat vertellen

Sinds een jaar of twee is Berthilde verbonden aan een droomgroep. In 2014 volgde zij een cursus waarin zij leerde hoe je in een droomgroep volgens een bepaalde structuur vragen kunt stellen aan een droom om die beter te begrijpen. Sindsdien maakt zij deel uit van zo’n groep. Ze zijn met zes deelnemers, toevallig allemaal theologen. Berthilde vertelt dat het boeiend is met elkaar de dromen te delen, maar dat het toch goed geweest is dat zij indertijd haar dromen alleen heeft verwerkt. Het was heilzaam en helend. Door naar zichzelf te luisteren heeft zij leren vertrouwen op haar eigen intuïtie en heeft ze haar eigen, authentieke weg kunnen gaan.

Haar droomgroep komt ongeveer om de vijf weken bij elkaar en alle deelnemers hebben ter voorbereiding een droom opgeschreven. Deze worden aan elkaar voorgelezen. Doordat de droom in de tegenwoordige tijd gesteld is, komt hij dichterbij. Vervolgens wordt er op één droom dieper in gegaan. Er worden verhelderingsvragen gesteld om meer in het verhaal te komen. Dan gaat de dromer apart zitten, buiten de kring, met de rug naar de anderen toe. Zij stellen zich hardop de vraag ‘als het mijn droom was…’ en proberen zich zo in te leven in die droom. Bij dit gesprek van de groepsleden doet de dromer zelf dus niet mee, maar hij kan wel aantekeningen maken van datgene wat hij hoort of later wil opmerken.

Daarna komt de dromer weer bij de groep en is er ruimte om met elkaar van gedachten te wisselen. Door deze werkvorm wordt de dromer verder geholpen in het verstaan van zijn droom. Tenslotte wordt teruggekeken op het verloop van het geheel: of en welke emoties opgeroepen zijn, of er bepaalde archetypische beelden zijn die verheldering vragen en of er overeenkomsten zijn met een verhaal uit een bepaalde geloofstraditie.

Berthilde gaat graag naar deze bijeenkomsten en ze vindt het prettig zo met dromen bezig te zijn. ‘Maar,’ zegt ze, ‘toch is het goed dat ik in mijn existentiële worsteling mijn eigen weg vond. De helpende hand van God die ik toen voelde, is mij altijd nabij.‘

‘In elke droom ligt een sleutel verborgen’

Marieke Hoeve, droomwerker

Marieke Hoeve (1961) heeft een eigen praktijk als droomwerker en energetisch therapeut. Sinds vele jaren werkt ze met een combinatie van werkvormen, zoals coaching, focusing en holistic pulsen. Tijdens een consult zoeken de cliënt en zij samen welke werkvorm op dat moment het meest passend voelt. Het energetisch aspect is voor Marieke heel belangrijk, ook in haar droomwerk.

Margreet spreekt Marieke in haar praktijkruimte. Het ruikt er heerlijk naar lavendelolie. Marieke vertelt gepassioneerd over wat haar beweegt, over haar gevoeligheid voor energie en over haar droomgroepen.

Van jongs af aan is Marieke gevoelig voor wat er energetisch met haar zelf en met anderen in haar omgeving gebeurt. Door de jaren heen ontwikkelde zij deze gevoeligheid verder en leerde zij steeds meer op haar intuïtie te vertrouwen. Zij volgde verschillende opleidingen en cursussen, waaronder de dromenopleiding bij Hans Korteweg. Over haar werkwijze is ze duidelijk: ze zal een ander niet voorschrijven wat hij of zij dient te doen en zij heeft respect voor de weg die de ander gaat. ‘Ieder mens is immers uniek,’ zegt ze.

In een droom laten zich vaak kwetsbare zaken zien

‘Hooguit kan ik de ander laten zien hoe ík mijn weg ga. En daarnaast probeer ik de goede vragen te stellen.’ Ze heeft veel voldoening als ze merkt dat iemand vooruit komt, een bepaalde ontdekking over zichzelf doet. Marieke werkt zowel in haar individuele praktijk als in groepen met dromen.

Zij vindt het bijzonder te zien hoe mensen hun dromen steeds beter gaan begrijpen. ‘Het is als het leren van een vreemde taal. Ook de taal van je dromen moet je leren verstaan en spreken.’ Marieke benadrukt dat ieder haar eigen persoonlijke idioom heeft. Ze werkt nooit met een droomlexicon. Het gaat er immers om wat een droom voor iemand zelf betekent. Je mag het niet algemeen maken. Het verstaan van de droom ligt bij de dromer.

‘Een dromer droomde dat zij in een kabelbaanbakje naar Engeland ging. Ik vroeg haar of het het enge land was, of het engel land. Toen bleek dat het het enge land was, en de reis wiebelend boven de zee ging, kreeg ik een ingeving: ‘Stel je eens voor hoe het voor je zou zijn als jij dat bakje bent.’ Het kwam ineens in mij op, alsof het mij werd ingefluisterd. ‘Voel maar hoe het is, dat kabelbaanbakje te zijn, dat piepend en wiebelend naar dat land gaat.’ Toen werd het de dromer ineens duidelijk: ‘Mijn lijf voelt alsof het zo’n verroest kabelbaanbakje is, ik moet er veel beter voor zorgen. ‘

De droomgroep

Marieke begeleidt twee droomgroepen, waarvan er een al zeven jaar bij elkaar is. Ze ontmoeten elkaar om de zes weken. Met opzet werkt ze met kleine groepjes en is ze selectief in wie ze plaatst. ‘In een droom laten zich vaak kwetsbare zaken zien. Dat vraagt zorgvuldige begeleiding’, aldus Marieke. Zij neemt haar verantwoordelijkheid, houdt de leiding en zet de lijnen uit. De wisselwerking in de groep is wel belangrijk en de anderen mogen ook vragen stellen of aanvullingen geven. Marieke wil echter voorkomen dat anderen oordelen of met hun eigen mening komen.

Er is hulp, maar wij dienen nauwkeurig te luisteren. Het leven fluistert

Iedere bijeenkomst begint met meditatie, met als voornaamste doel los te komen van het denken over dromen. Daarna brengt ieder om de beurt een droom in. Deze is van tevoren opgeschreven, bij voorkeur in de tegenwoordige tijd. Marieke laat eerst de droom helemaal vertellen. Deze kan vervolgens in zijn geheel doorgewerkt worden, maar het is ook mogelijk dat een speciaal element in de droom haar aandacht vraagt. Daar gaat ze verder op in. Zij heeft ervaren dat er in elke droom die jezelf als belangrijk verstaat, een sleutel verborgen zit: ‘Het is de sleutel waarmee het leven vooruit kan (living forward). Het leven wil vooruit, met nadruk op wil. Ik ben er nog nooit in teleurgesteld, ook al lijkt een droom nog zo somber en zwart.’ Voorbeelden heeft Marieke genoeg: ‘ Iemand droomde van een gewonde duif. Maar in dat beeld zit het beeld van de gezonde duif. Daar zit een verlangen in, het verlangen wellicht naar heelheid. Dat is voor mij de sleutel. ‘ Of de vrouw die een uitgebreide droom beschrijft, waarin het Marieke opvalt dat er in die droom ook een deur is die de vrouw niet durft te openen.

Marieke gaat daar nader op in en in de veiligheid van de droomgroep durft de vrouw uiteindelijk in gedachten wel de deur te openen en naar binnen te gaan. Marieke vertrouwt op de ‘sleutel’. Zij ziet daar hulp van buiten in, leiding. ‘We zijn onderdeel van een groter geheel en zijn ergens in geborgen. Als engelen willen spreken, dan doen ze dat in een droom. Er is hulp, maar wij dienen nauwkeurig te luisteren. Het leven fluistert.’

Haar praktijk geeft Marieke veel energie. Ze groeit aan de wederkerigheid en voelt zich verbonden met haar basis, diep van binnen. Het is de Bron die haar draagt. Ze is er heel dankbaar voor.

‘Een open ruimte maken zodat God aan het licht kan komen’

In gesprek met Henri Veldhuis

In Culemborg heeft Margreet een gesprek met Ds. Henri Veldhuis (1955), gepromoveerd theoloog en filosoof. Al 25 jaar is hij als predikant verbonden aan de Protestantse wijkgemeente Barbara aldaar.

In zijn werkkamer bij hem thuis hebben ze een boeiende ontmoeting, waarin Henri vertelt over zijn ervaringen met het werken met een droomgroep. Na gedurende twee jaar zo’n groep begeleid te hebben, besloot hij er mee te stoppen. Vanuit zijn pastorale verantwoordelijkheid doemden er steeds meer vragen en ambivalente gevoelens bij hem op.

‘Ik ben een groot dromer’, begint Henri, die zichzelf als nuchter omschrijft, het gesprek. Hij vertelt hoe hij, mede door een aantal verhelderende dromen die hij had, steeds meer geboeid raakte door de inzichten die het nachtleven kan brengen. Vooral het beeldende aspect van dromen spreekt hem aan, ook omdat het aansluit bij zijn voorliefde voor bibliodrama. Maar juist die rijkdom aan beelden leidde er toe dat hij tenslotte het groepswerk stopzette. Dat had te maken met een aantal pastorale vragen.

Maar juist die rijkdom aan beelden leidde er toe dat hij tenslotte het groepswerk stopzette

‘In en door deelname aan droomgroepen wordt het beeldend vermogen geactiveerd en versterkt. Gaandeweg werd ik mij ervan bewust dat het belangrijk is dat er een balans is tussen het innerlijke beeldvermogen en de beelden die je uit de werkelijkheid krijgt.’ Hoe deskundig en zorgvuldig hij ook is, de diversiteit van de groepsleden was lastig. Bij sommigen kwam er innerlijk veel op gang en werd het beeldend vermogen zo versterkt dat speciale nazorg nodig was. Henri realiseerde zich dat je als begeleider van een droomgroep zowel pastoraal als hermeneutisch heel wat in huis moet hebben.

‘Mensen gingen soms met te veel sterke beelden in hun hoofd weer naar huis. Dat gaat daar thuis door, en je hebt er pastoraal geen zicht op.’ Het bracht hem tot vragen over de verhouding tussen verbeelden en ontbeelden. In de Bijbel worden we immers opgeroepen geen gesneden beelden te maken en we weten dat God in een mens juist aan het licht kan komen, als we telkens weer vrij worden van beelden. Het verschil met een werkvorm als bibliodrama, waar ook met beelden wordt gewerkt, zit volgens Henri vooral in het lijfwerk. Daardoor kunnen de beelden bij bibliodrama ‘aarden’ en integreren; dat leidt tot meer innerlijke ruimte en balans. Henri beoefent al jaren bibliodrama. Hij is voorzitter van de ‘Stichting de 7evende Hemel’.

Teveel innerlijke beelden kunnen de beelden die je uit de werkelijkheid krijgt, in de weg gaan staan of je geest fixeren. Voor sommige mensen is het spiritueel beter te oefenen in loslaten of ontbeelden. Al te veel aandacht voor droombeelden kunnen het beeld-vermogen te veel versterken. En dan gaan de beelden met jou aan de loop.

Interpretatie van dromen

Ook bij de interpretatie van dromen is de balans tussen verbeelden en ontbeelden belangrijk. Het is goed de vraag te stellen in hoeverre bepaalde droombeelden projecties zijn van eigen, narcistische verlangens, of dat het authentieke beelden zijn die naar boven komen, die bijdragen aan een gezond proces. Het gaat er daarbij om je te realiseren vanuit welke innerlijke houding je kijkt naar een droom. ‘De vraag is of je dienstbaar bent aan een transcendente werkelijkheid, of dat je een droom uitlegt vanuit je ego. Met dat laatste is niets mis, als je het je maar bewust bent.’

Henri illustreert dat met de dromen van Jozef in het Oude Testament en beschrijft hoe er in de loop van die verhalen groei plaats heeft en door zijn dromen een ander licht valt.

Naast het gevaar van de veelheid aan beelden die naar bovenkomen, liggen er dus verleidingen op de loer als we dromen willen interpreteren. Ook dat vraagt veel van de begeleider. Het vereist onder meer dat je de weg weet die een deelnemer gaat, zodat je zicht hebt op het proces waarin je de droom kunt plaatsen. Door alles werd het Henri duidelijk dat hij niet meer voldoende verantwoordelijk kon zijn voor wat er in een droomgroep loskomt. Ondanks dat hij de bijeenkomsten altijd troostrijk en goed afsloot en probeerde te eindigen vanuit het beloftevolle perspectief van de dromer of van een ander groepslid.

In individuele gesprekken begeleidt hij echter wel mensen op hun droomweg en dat ervaart hij steeds weer als boeiend en zinvol. Daarbij is het, zoals bij al zijn pastorale taken, belangrijk bij de dagelijkse werkelijkheid uit te komen. Daar hebben we het als mensen mee te doen. ‘Juist in de werkelijkheid is God te vinden.’

Als we lezen over de dromen van Jozef, zien we in eerste instantie een jongeman die verkeerd is opgevoed door zijn vader. Het zijn dromen vanuit zijn eigen ziel. Maar als we verder lezen, zien we dat Jozef, door de weg die hij moet gaan, verandert. Geleidelijk wordt hij dienstbaar aan een ander perspectief. Tegenover de angstdromen van de farao biedt hij een handelingsperspectief, gebaseerd op de hoop die gevoed wordt door zijn vertrouwen in God: ‘Verzamel het graan. Er is toekomst.

Zie ook

www.BerthildevanderZwaag.nl;

www.mariekehoeve.nl;

www.henriveldhuis.nl

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken