Een filosofie van de liefde
Liefde als bron van waarheid, goedheid en schoonheid (deel 2)
"De werkelijkheid zien voor wat ze is, is een morele prestatie, en het is de liefde die daartoe aanspoort."
Filosofisch drieluik
Dit is deel 2 van een drieluik over liefde als bron van waarheid, goedheid en schoonheid, geschreven door Jan Prij.
Lees deel 1 over het oneindige verlangen bij Augustinus, hier.
Iris Murdoch (1919-1999) was een Brits-Ierse filosoof en romanschrijver die in Nederland misschien tragisch genoeg vooral bekend is via de film Iris uit 2001 waarin haar oneerlijke gevecht met Alzheimer werd belicht. Er is onlangs een schitterend boek verschenen over de filosofie van Iris Murdoch. Het heet Een filosofie van de liefde en is geschreven door Katrien Schaubroeck. Zij doceert ethiek en hedendaagse analytische wijsbegeerte aan de Universiteit van Antwerpen.
De vooroordelen van een schoonmoeder
Centraal in haar boek staat een voorbeeld uit het werk van Murdoch dat wordt aangehaald in haar essay over de notie van volmaaktheid uit 1964. Daarin beschreef ze een vrouw die vijandig staat ten aanzien van haar schoondochter. Schaubroeck laat in haar boek aan de hand van dit voorbeeld uitgebreid zien hoezeer haar filosofie een aanklacht is tegen de twee dominante wijsgerige stromingen van haar tijd: het behaviorisme en het existentialisme. Laten we eens kijken hoe dat zit door dat voorbeeld nader onder de loep te nemen.
De vrouw vindt haar schoondochter op allerlei manieren niet deugen:
“Ze vindt de schoondochter onvoldoende verfijnd, vulgair, onbeleefd en een beetje kinderachtig. Ze houdt niet van haar accent en van de manier waarop ze zich kleedt. Cruciaal voor de filosofische betekenis van de anekdote over de schoonmoeder is dat de vrouw haar negatieve gedachten nooit in de praktijk omzet. Alles wat volgt vindt plaats in het bewustzijn van de vrouw. De vrouw wil zich niet laten gijzelen door de clichématige gedachte dat ‘haar arme zoon beneden zijn stand is getrouwd met een dwaze vulgaire meid’.
De vrouw zegt tegen zichzelf ‘misschien ben ik bevooroordeeld en bekrompen. Of snobistisch. Ik ben zeker jaloers. Laat me eens opnieuw kijken.’ Zorgvuldig en onpartijdig werpt ze een nieuwe blik op haar schoondochter. Zo ontdekt ze dat zij niet vulgair is, maar verfrissend eenvoudig. Niet onbeleefd maar spontaan. Niet luidruchtig maar vrolijk. Niet vermoeiend en kinderachtig maar heerlijk jeugdig…” (p. 6)
Kritiek op dominante filosofische stromingen
In dit kleine verhaal schuilt het grotere verhaal van Murdochs filosofie. Voor Murdoch is wijsbegeerte niet in eerste instantie anders handelen of scherper kiezen – zoals de behavioristen en existentialisten dachten –, maar anders kijken. Omdat de schoonmoeder zich niet anders gaat gedragen is in de ogen van de behaviorist geen enkele morele vooruitgang geboekt. Maar volgens Murdoch is dat overduidelijk wel het geval.
De werkelijkheid buiten ons is ‘echt’ en daar moeten we soms flink aan wennen
Ook voor de existentialistisch ingestelde filosoof gaat het om daden, beter gezegd om scherpere keuzes die ons vrijmaken van de omstandigheden en leren om oprecht en authentiek in het leven te staan. Murdoch tekent protest aan tegen deze kijk op het morele leven. Niet de vrijheid waarmee zij kiezen moet het voorwerp van beoordeling zijn maar de visie die uit hun keuze spreekt. Radicale keuzes bevrijden helemaal niet. Wat bevrijdend werkt is een juist inzicht.
Murdoch protesteert tegen wat zij ‘de vernietiging van de innerlijke wereld’ noemt, en tegen wat je ‘de ontzieling van de wetenschap’ zou kunnen noemen. Murdoch benadrukt het belang van de subjectieve activiteit en van het innerlijke leven binnen in ons, maar ze verwerpt het subject als maatstaf. De werkelijkheid buiten ons is ‘echt’ en daar moeten we soms flink aan wennen omdat we vaak alleen onze eigen denkbeelden voor waar en voor echt houden. Het goede leven is niet gericht op onze persoonlijke subjectieve zorgen, maar op de realiteit buiten ons.
Zelf-vergetelheid
Voor Murdoch is zelf-vergetelheid de sleutel tot morele voortreffelijkheid. Liefde, moraliteit en kennis zijn in Murdochs visie intrinsiek met elkaar verbonden. De werkelijkheid zien voor wat ze is, is een morele prestatie. En het is de liefde die daartoe aanspoort. Dat deze drie kernbegrippen met elkaar verweven zijn, is een idee dat aan de basis ligt van de westerse filosofie.
De gedachte van liefde als de weg naar het ware en het goede ontleent Murdoch aan Plato, met name aan zijn beroemde allegorie van de grot. Mensen zitten in de grot gevangen, en het is de liefde – of eros – die de mens er uitdrijft, weg van de schaduwwereld, op weg naar de zon.
De werkelijkheid zien voor wat ze is, is een morele prestatie, en het is de liefde die daartoe aanspoort
Murdoch benadrukt dat er zoiets bestaat als morele kennis. Liefde is een kwestie van aandacht schenken, van echt goed kijken, zonder oogkleppen op en de werkelijkheid zien voor wat ze is. Ze beschrijft gehoorzaam zijn aan de realiteit als een oefening in liefde en als een proces van ‘ontzelven’.
Dikke ik
De logica is eenvoudig: hoe minder je aan jezelf denkt, hoe meer je de werkelijkheid kunt zien zoals ze is. In haar eigen woorden: “Het dikke onverbiddelijke ik is de vijand van de moraal, van een goede visie op de werkelijkheid.” (p. 27)
Bestrijding van het dikke ik heeft sindsdien school gemaakt binnen de filosofie. Denk bijvoorbeeld aan het boek ‘Voorbij het dikke ik’ van Harry Kunneman. Bij hem is de inzet vooral dat het de goede samenleving in de weg staat. Maar primair is dat het onze blik op de werkelijkheid verduistert. Dan hebben we dan oogkleppen op; leven we in een schaduwwereld; kunnen we niet goed zien wat er aan de hand is. We gaan blind af op wat ‘een eerste blik’ op de schoondochter ons zegt, zonder dat we deze even rustig aan een kritisch onderzoek en een reality check onderwerpen.
Poëtica van de liefde
De ideeën die Murdoch ontvouwt hebben mijn inziens een veel grotere reikwijdte dan doorgaans wordt aangenomen. Het gaat niet zomaar om een particuliere mening van een enkeling, maar om niets minder dan de programmatische inzet van de westerse wijsbegeerte als zodanig.
“Het dikke onverbiddelijke ik is de vijand van de moraal, van een goede visie op de werkelijkheid.”
Wat zij allereerst laat zien is het gebrek van een denken dat alleen maar focust op gedrag en resultaat. Daarnaast – en dat is nog fundamenteler – toont zij dat ware filosofie pas bloeit bij wat de Franse filosoof Ricoeur, ‘een poëtica van de liefde noemt’: een aandachtige, liefdevolle manier van kijken naar de werkelijkheid.
Interessant genoeg kunnen we daarbij een parallel en een onderscheid met theologie opmerken. Theologie is een manier om liefde te leren via het oor, via ‘datgene wat ons is aangezegd’. Filosofie wijst ons de leerweg van de liefde via het oog, via datgene wat we voorbij onze eerste blik op de gang van zaken, werkelijk te zien krijgen. Alleen via goed en zorgvuldig kijken en het ontwikkelen van werkelijke interesse in hoe de wereld in elkaar zit kunnen we verder komen en groeien in wijsheid en kennis.
Jan Prij is publicist, filosoof, econoom en lekenpreker. Daarnaast is hij redactiesecretaris van het kwartaalblad Christen Democratische Verkenningen.