Het beste komt nog – door Dien de Haan
Op 12 november presenteerde Dien de Haan haar dagboek Lees maar, er staat meer dan er staat, mee ter ere van haar 77e verjaardag. Lees hier meer over haar verlangen om dit dagboek te schrijven.
Ik voel me een beetje als Hanna, toen die met haar zoontje Samuël bij de priester Eli kwam, en zei: ‘Weet u nog dat ik een jaar of vijf geleden hier geweest ben om te bidden? Kijk, meneer, dit is het jongetje waar ik toen om gebeden heb. God heeft hem mij gegeven als een verhoring op mijn gebed, en nu geef ik hem voor zijn hele leven aan God terug’.
Samuël: van God gebeden en aan God afgestaan
Net als dit dagboek.
Dankoffer
Al lang had ik gezegd: het laatste wat ik in mijn leven nog graag wil doen, is een Bijbels dagboek schrijven. Maar het kwam er maar niet van. Totdat ik, nu goed vijf jaar geleden, dacht: als ik het waar wil maken, dan moet ik er nu toch wel aan beginnen, anders hoeft het niet meer. Toen ben ik een dag of tien een klooster ingegaan om me erop te bezinnen en een raamwerk voor een heel jaar op te zetten.
En hier is het dan. Van God gebeden en aan God gegeven. Een dankoffer, een lofoffer voor Hem. En Bijbels gezien mag je anderen van zo’n offer laten meegenieten, mag je er samen een familiemaaltijd van houden. Wel, daar hoop ik op. Dat u en dat jullie mee willen eten, dat we samen maaltijd mogen vieren van wat God mij in de Bijbel liet ontdekken.
Zeven en zeventig
Ik ben blij en dankbaar dat ik dit werk heb mogen voltooien. Dat woord (voltooien) gebruik ik niet voor niets, maar ik heb wel gemerkt dat je soms voorzichtig moet zijn met wat je zegt. Een goede vriend van me had onthouden dat ik zei: het laatste wat ik in mijn leven graag nog wil doen, is een dagboek schrijven. En toen hij had gehoord dat het dagboek klaar was, zei hij tegen zijn vrouw: ‘Ik ga even naar Dien’.
Wat ga je doen dan?, vroeg zij.
Ik ga afscheid nemen.
Nou, zo radicaal had ik het nu ook weer niet bedoeld! Maar toch: ik ben blij dat ik het mocht voltooien. En ik vind het mooi dat ik dat mocht doen in het jaar waarin ik 77 werd. Bijbels gezien is zeven een mooi, vol getal. Een getal waar je van alles bij kunt bedenken, al van Genesis 1 af. Zeven keer staat er met nadruk dat God zag dat wat Hij gemaakt had zeer goed was. En toen Hij op de zevende dag zijn werk had voltooid, hield Hij sabbat, en zegende Hij die zevende dag.
En toen Hij het werk voltooid had dat Hij gemaakt had, rustte Hij op die zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. Zeven: het getal van de volheid, de voltooiing!
Ook het getal tien heeft een symbolische betekenis: het is compleet, het is vol. Tien plagen, tien geboden, tien talenten, tien melaatsen, tien bruidsmeisjesÂ
een rond getal, een afgerond geheel.
En zevenenzeventig, dat is tienmaal zeven plus nog eens zeven, voller kan haast niet! Waard om te vieren dus!
Die viering heb ik in augustus uitgesteld om die te kunnen combineren met het bereiken van de voltooiing, de voleindiging van dit dagboek.
Het voelt inderdaad als een voleindiging. Het is af, het is klaar!
Maar dat betekent nog niet dat daarmee ook de tijd van afscheid nemen al is aangebroken. Die agenda wordt Boven bijgehouden! Ik moet vaak denken aan de schrijfster Jo van Dorp-Ypma, die, toen ze even oud was als ik nu, tegen me zei: ‘Ik speel in de blessuretijd!’
Ik weet niets van voetbal, maar ik heb begrepen dat je in de blessuretijd zelfs nog wel doelpunten kunt maken. Ik voel me nog niet uitgediend, en zolang God me nog tijd geeft, wil ik ook in mijn blessuretijd graag dienstbaar blijven!
Hoe, daar heb ik al wel wat gedachten over, maar daar hoeven we het vandaag nog niet over te hebben.
Vandaag kijk ik vooral dankbaar terug.
Dat terugkijken is best boeiend. In september ben ik bijna twee weken continu en intensief met de correctie bezig geweest L. Alle 366 meditaties achter elkaar nog een keer zorgvuldig lezen. En al lezende ontdekte ik toen een paar grote lijnen die geloof ik wel typerend voor mij en voor dit dagboek zijn.
De eerste lijn
Het eerste wat ik ontdekte, was de telkens weer oplichtende grote lijn: van Genesis tot Openbaring, van schepping tot herschepping. Via Bethlehem en Golgotha en het open graf naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Ooit zei een theoloog tegen me: Dien, je kunt aan je schrijven duidelijk zien dat jij een leerling van Schilder bent (hij bedoelde niet een huisschilder, maar de theoloog K. Schilder). Dat had ik me nooit zo gerealiseerd (ik ben maar een amateur-theoloogje) maar achteraf zeg ik: ik denk wel dat het klopt. Op 10 augustus 1954, dus op mijn 20e verjaardag, kreeg ik Schilders boek Wat is de hemel?. En u kunt het geloven of niet, maar ik heb het helemaal uitgelezen, en ja, het heeft me getekend. Ik heb er waarschijnlijk nog geen kwart van begrepen, maar toch. Ik ben een Toekomstmens, en daar heeft dat boek van Schilder veel aan bijgedragen.
Het evangelie is als een diamant met veel schitterende facetten. De één is voor-al onder de indruk van Gods grootheid in de schepping, de ander van de groot-heid van zijn liefde en genade en mij heeft het visioen, de belofte van de nieuwe aarde onder de nieuwe hemel altijd vergezeld. Christenen zijn mensen met een binnenpretje, zei professor Van Ruler ooit! Het gaat niet maar om Âde zaligheid van je ziel, dat die na je dood in de hemel komt dat is het evangelie in een luciferdoosje stoppen, en daar kan het niet in. Het gaat om een niet stuk te krijgen verwachting van Gods toekomst op de nieuwe aarde onder de nieuwe hemel. En, zei iemand eens, daar worden zondaars en passant ook nog zalig. Dat dit aspect van het evangelie mij altijd zo heeft geboeid, heeft denk ik ook met mijn levensloop te maken.
In 1961 overleed mijn vader en toen de dokter tegen hem zei: ”het is afwachten¨?, zei hij: nee dokter, het is verwachten. En toen mijn vriendin in 1984 voor een hartoperatie naar het ziekenhuis moest, zei ze: ik word er hoe dan ook altijd beter van. Ze genas niet, maar ze werd er wel beter van.
Het beste komt nog! Dat uitzicht houdt me bijna letterlijk op de been. Laatst droomde ik een keer dat ik zomaar zonder stok liep, en wat was ik trots en blij! Het doet me denken aan die dichtregels: Ik heb vannacht gedroomd, o Heer, dat alle mensen lachten. En toen ik wakker werd, sprak Gij: dat komt
nog even wachten!
Dat is in een paar zinnen de eerste grote lijn die ik bij het nalezen ook telkens in dit dagboek zag oplichten.
De tweede lijn
De tweede lijn begint ook bij een boek, en ook op mijn verjaardag, maar dan een jaar later: in 1955. Toen kreeg ik het eerste deel van een serie catechismuspreken van prof. B. Holwerda: De dingen die ons van God geschonken zijn. Twee jaar later kreeg ik ook de volgende drie delen. En achteraf denk ik: Schilder had me de grote lijn laten zien en Holwerda gaf me oog voor het kleine. Schilder bracht me ontzag bij voor Gods grootheid en majesteit en rechtvaardigheid en Holwerda voor zijn ontferming en barmhartigheid voor kleine, zwakke en zondige mensen. Schilder was de dogmaticus, en ik heb veel van hem geleerd. Maar Holwerda liet me zien: het gaat uiteindelijk niet om de dogmatiek, om wat je verstandelijk beredeneren kunt, maar om het dogma zelf, om wat je echt met je hart geleeft.
Misschien komt het daardoor ook wel dat ik in de loop van de tijd steeds meer een hekel heb gekregen aan dogmatiek, aan leerstelligheid, waarbij het soms wel lijkt dat mensen alles over God weten en alles van Hem begrijpen.
Ik leef veel meer bij Vader, ik begrijp U niet maar ik vertrouw en ik heb dat denk ik vooral aan die preken van Holwerda te danken. Hij heeft me laten zien wat Toon Hermans later onder woorden bracht: Ik sla mijn ogen op naar Hem van wie wij komen en tot wie wij gaan maar kan niet kijken in zijn ogen zonder mijn ogen neer te slaan. Gelukkig staat tussen die grote God en zijn oneindig licht zijn Zoon, die met een menselijk gezicht mij aankijkt, ook al zijn mijn ogen dicht. Dat is, in een woord, een naam: Immanuël: God met ons! En die naam vormt denk ik de tweede grote lijn in dit dagboek, tot op de laatste bladzij toe: Immanuël, God is er altijd bij!
De derde lijn
En dan de derde lijn. Die is wat later begonnen, ik denk: in 1991, toen ds. Mijnders in Zwolle kwam wonen. Van hem heb ik geleerd niet met losse teksten te werken, maar te letten op de opbouw, de structuur van een Bijbelgedeelte en ook op de symboliek. Kortom: hij heeft me geleerd om zorgvuldig met de Bijbeltekst om te gaan. Denk niet dat je het al wel weet en begin niet meteen met je eigen invulling aan de tekst te geven, maar laat je verrassen: staat er niet meer dan er staat?
Hij was niet helemaal de eerste die me dat leerde, ik ontdekte pas dat ik daar al in 84 mee bezig was, dus het zat er al wel in, maar ds. Mijnders heeft me enorm gestimuleerd om nauwkeurig te lezen wat er staat en fijnproevers zullen dat ook in dit dagboek herkennen.
De Bijbel is geen notulenboek (en toen en toen en toen) maar een schilderij. En de Bijbel is geen wetboek voor alle tijden maar een wegwijzer voor elke dag. Een sleutel die ik daarbij gebruik, is:
1. Hoe was de situatie in de tijd waarin deze tekst geschreven werd?
2. Wat was toen, in die situatie, de boodschap, de werking van die tekst?
3. Wat is de situatie nu?
4. Wat is de boodschap van deze tekst dan nu in onze situatie in onze tijd?
Met die sleutel gaan een heleboel op het oog moeilijke teksten (bijv. ook over de positie van de vrouw in de kerk, maar niet alleen daarover!) voor je open. Die sleutel heb ik ook bij het schrijven van het dagboek meer dan eens gebruikt. En vaak kwam ik dan tot de ontdekking dat er meer staat dan er staat. Niet wat ánders, maar maar dan je op het eerste gezicht zou denken. Het maakt je dankbaar, en wat je vond wil je graag met anderen delen.
Dien de Haan schreef voorheen columns en boeken onder het pseudoniem Annie Verdelman.
Klik hier voor meer informatie over het boek.