Menu

None

Het vrouwelijke gezicht van God

De joods-feministische theologe Melissa Raphael schreef over ‘het vrouwelijke gezicht van God in Auschwitz’. Geeft haar boek antwoord op de eeuwige vraag hoe het bestaan van God te rijmen is met het lijden van onschuldige mensen? Wat is dat vrouwelijke gezicht van God in Auschwitz?

Hoe is een liefdevolle God te verenigen met het bestaan van het kwaad, met het onschuldige lijden? Die vraag wordt in de Bijbel zelf al aan de orde gesteld, in het boek Job. Maar of het daar gegeven antwoord afdoende is? De vraag is in elk geval nog steeds niet verstomd. De Holocaust heeft hem zelfs nog hernieuwde kracht en urgentie gegeven. Wilde God de mensen, of specifiek de joden, straffen? Was de Holocaust nodig om de herrijzenis van het joodse volk in de nieuwe staat Israël mogelijk te maken? Of is niet alleen de mens, maar ook God in Auschwitz vermoord?

Naar Gods beeld
De joods-feministisch theologe Melissa Raphael zoekt het antwoord in een radicaal andere richting. Zij ziet God als de transformerende kracht van de liefde, die bevrijdend inwerkt in de geschiedenis. Melissa Raphael vond in getuigenissen van vrouwen uit de concentratiekampen materiaal voor haar theologie en schreef daar het boek The female face of God in Auschwitz over. Haar denken wordt niet alleen bepaald door het feminisme; zij zoekt ook nadrukkelijk aansluiting bij de joodse traditie. Zo is de Verbondstheologie met zijn niet-dwingende relatie tussen God en mens belangrijk voor haar. En het begrip Sjechina: het (vrouwelijk gedachte) beeld van Gods presentie in onze gebroken werkelijkheid. En ook de notie dat de mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, wat betekent dat de mens geroepen is zich ook zo te gedragen, naar Gods beeld te handelen.

Ontmenselijking
Het lezen van getuigenissen over de kampen is een confrontatie met het kwaad dat een mens anderen kan aandoen. Het concentratiekampsysteem ontnam mensen hun mens-zijn: hun naam (iedereen werd alleen bij haar kampnummer of met scheldwoorden aangesproken), hun bezit, hun uiterlijk (kaal geschoren, niet-passende kampkleding), hun waardigheid (vervuiling, modder, opzettelijk onvoldoende sanitair, met buikloop en nog grotere vervuiling als gevolg) en hun moraal (mensen tegen elkaar opzetten, hen dwingen elkaar te straffen, overleven kan alleen ten koste van anderen).

Kleine daden
Theologie speelt in de verhalen van vrouwelijke overlevenden geen grote rol. Het gaat er om de strijd om te overleven als individu en als groep. Liever dan op grote woorden richt Melissa Raphael onze aandacht op kleine daden, op gebaren die op het eerste gezicht geen enkele theologische betekenis hebben. Vrouwen vonden, anders dan mannen, hun waardigheid minder in hun autonomie dan in de mate waarin zij voor anderen nodig waren en in de mogelijkheid tot liefhebben.
Iedereen verlangde altijd naar thuis, een thuis dat gesymboliseerd werd in kleine dingen als een foto, een geborduurd zakdoekje. Dat thuis had eenzelfde functie als Jeruzalem in het Jodendom, het staat voor alles wat goed is en gelukkig maakt, en het is de bestemming waarnaar men op weg is, die de mensen op de been houdt. Onder andere via recepten die van moeder op dochter werden doorgegeven, werd in het kamp de band met geschiedenis én toekomst beleefd, de doorgaande lijn van het volk Israel.

Kleine draden
Met kleine draadjes, gevonden of uit de deken gerafeld, werden lapjes gebreid die bepaalde lichaamsdelen tegen de kou konden beschermen, en werd gescheurde of afzakkende kleding gerepareerd. In deze zorg voor elkaar ziet Melissa Raphael Gods moederlijke, zorgzame kant vertegenwoordigd. Maar die textiele activiteit staat ook voor het in letterlijke zin ‘herstellen van de wereld’. Zo vindt zij hier aansluiting bij het begrip tikkun olam uit de joodse traditie: het herstellen, repareren van de wereld, waartoe de mens geroepen is.

Vriendinnen
In veel vrouwelijke kampherinneringen blijken vriendinnengroepen van het grootste belang te zijn. Ze ondersteunden en hielpen elkaar. Hulp van anderen was voor iedereen onontbeerlijk: voedselvoordeeltjes delen, elkaar goede baantjes bezorgen of een betere plek in de stapelbedden. Maar het belangrijkste was de morele steun, de troost die je van anderen kreeg als je er helemaal doorheen zat. Dat je op de been gehouden werd (soms heel letterlijk bij het urenlange appèl staan of bij de marsen van en naar het werk of zelfs de dodenmarsen naar andere kampen), samen een grapje maken of een liedje neuriën, herinneringen aan thuis delen. Kortom: dat je voor elkaar geen nummer maar een mens was.

Evenbeeld
Het gebaar, de blik, het gelaat dat in jouw gelaat een mens ziet, dát is het vrouwelijke gezicht van God. In die theologie wordt dus alle ruimte gegeven aan de wederkerigheid, zoals dat past bij de Verbondsgedachte. De mens is het evenbeeld van God: dat evenbeeld wordt herkend en erkend onder het vuil en de vernedering, en naar boven gehaald door de tedere daad van het schoonmaken. Tegelijk is degene die die daad verricht als God zelf, een moederlijke God, die niet een einde kan maken aan de door mensen veroorzaakte ellende (zoals het mannelijke godsbeeld had gepast), maar die zich te midden van de ellende in zulke daden van toewijding en solidariteit present stelt en de doem doorbreekt, al is het maar voor even.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken