Menu

None

Klaaglied

taal van tranen klaaglied

We huilen allemaal wel eens, maar praten er maar weinig over. In de vroege eeuwen van de kerk werden tranen gezien als een geschenk van de Heilige Geest en als een belangrijk onderdeel van het (gebeds)leven. Jezus zegt immers dat de treurenden zullen worden getroost en gezegend. In zijn boek De taal van tranen gaat de Anglicaanse priester David Runcorn in op de rol van huilen. Hij put daarbij uit theologische, psychologische en biologische bronnen. Hieronder leest het hoofdstuk Klaagliederen.


Er is in de Bijbel een bepaalde manier om pijn te uiten die vrijwel geheel afwezig is binnen de kerk en de westerse cultuur: het klaaglied. Ruim twee derde van de psalmen begint ermee, door middel van vragen, verdriet en protest: ‘Antwoord mij als ik roep, God’ (Ps. 4:2); ‘Waarom, HEER, bent U zo ver?’ (Ps. 10:1); Sta op, HEER … vergeet de armen niet’ (Ps. 10:12); ‘Sla acht op mij en geef mij antwoord. Klagend loop ik rond’ (Ps. 55:3). Jeremia werd vaak ‘de wenende profeet’ genoemd. Hij voelde het verdriet van zijn volk zo diep dat hij hun tranen als het ware kon horen.

In Rama* hoort men klagen,
bitter treuren.
Rachel beweent haar zonen,
zij wil niet worden getroost.
Haar kinderen zijn er niet meer (Jer. 31:15).

(*Rama was een stad in het oude Israël, ergens ten noorden van Jeruzalem. De naam betekent ‘hoogte’ en de stad was een makkelijke prooi langs de invasieroute van legers uit het noorden. Er is vaak dood en verderf gezaaid en Rachel, een oude moederfiguur in Israël, wordt hier genoemd als rouwend om haar omgekomen nageslacht.)

Jeremia’s verdriet was soms zo overweldigend dat hij bad om een krachtiger vermogen om te huilen.

Ach, was mijn hoofd maar een waterval,
mijn oog een bron van tranen:
dag en nacht zou ik huilen
over de doden van mijn volk (Jer. 8:23).

de taal van tranen

Hiertegenover viel het de theoloog Walter Brueggemann op dat ‘de kerk in het algemeen gesproken liederen van oriëntatie [dat wil zeggen: van zelfverzekerde veiligheid en stabiliteit] is blijven zingen in een wereld die steeds meer wordt ervaren als gedesoriënteerd’ (The Message of the Psalms, p. 51). Hetzelfde gaat op voor politici en organisaties. Dit gedrag zou kunnen doorgaan voor dappere trotsering van het kwaad. Maar het is waarschijnlijker dat we onder deze omstandigheden niet beschikken over
de taal om te kunnen zeggen wat er zich afspeelt en hoe we
daarop gaan reageren. En toch moeten we de pijn van de wereld ergens laten. Hij verteert niet simpelweg als we hem maar begraven. We hebben
een spiritualiteit nodig die ons helpt dit onder ogen te zien. In de woorden van de dichter Ovidius: ‘Onderdrukt verdriet verstikt.’ Daar ligt het werkveld van het klaaglied. ‘Klaagliederen’ is misschien wel het meest verwaarloosde boek uit de Bijbel. Het is één lange, rauwe klaagzang over de vernietiging van Jeruzalem en de heilige tempel. Dit boek wordt in de kerk nauwelijks voorgelezen en er wordt zelden over gepreekt. Toch zijn er vandaag de dag miljoenen mensen die zich maar al te goed zouden herkennen in de geplaagde wereld die op die bladzijden wordt neergezet. Om drie redenen is dit een belangrijk boek voor de wereld van nu. In de eerste plaats: als je het klaaglied mijdt, ga je respectloos om met de stemmen van de mensen die midden in het lijden staan en erdoor worden overweldigd. Je sluit hen buiten. Het boek Klaagliederen is een oproep
om je hen te herinneren en je met hen te vereenzelvigen (zie hoofdstuk 19). In de tweede plaats: zonder het klaaglied zijn we verstoken van een taal om in te bidden te midden van wat er gebeurt. En ten slotte: als we het klaaglied uitsluiten, mijden we de oproep om te worstelen met het geloof en met God, juist als we dat het hardst nodig hebben. De vraag ‘waarom’ gaat niet weg. Reflecterend op de relatie tussen de profeten en God in zware
tijden benadrukt de Joodse filosoof Abraham Heschel het belang van protest en weerwoord.

De weigering om de ruwheid te aanvaarden van Gods wegen in naam van zijn liefde was een authentieke vorm van gebed. [Van iemand] die een oprecht leven leidde, kon je niet verwachten dat hij verdriet onderdrukte wanneer hij werd gekweld door diepe verbijstering. Zo iemand moest zich wel hartgrondig uitspreken … Er bestaan bepaalde vormen van lijden die we met liefde moeten accepteren en in stilte moeten verdragen. Maar er zijn andere vormen waartegen we ‘nee’ moeten zeggen!’ (Henri Nouwen, The Genesee Diary, p. 142).

Maar verderop vermeldt hij hoe deze woede niet alleen de klacht is van een lijdend volk over God. Er zit ook iets in van een liefdevolle bezorgdheid over Gods eigen naam en eer in de wereld. Het Klaaglied omvat ook betrokkenheid bij God. Jezus spreekt een specifieke zegen uit over mensen die treuren (Mat. 5:4). Hij zegt daarmee niet dat leed iets goeds is. Dit
gaat over het vermogen om in de nabijheid ervan te leven, en de
‘negatieve’ emotie die ermee gepaard gaat niet te mijden of ontkennen.
We hebben de opdracht om die te benoemen en diep te doorvoelen. Er bestaat een Afrikaans gezegde: ‘Maak plaats voor zuster leed bij het haardvuur.’ Het leed moet zijn plaats hebben. En als het die krijgt, belooft Jezus dat er troost zal zijn. De kerk in Rwanda leeft nog altijd met de vreselijke herinneringen aan de genocide en de slachtpartijen. De diensten bestaan onder meer uit feestelijke dansen. Maar er is altijd een moment waarop ook de klaagmannen en -vrouwen hun entree maken. Binnen elke christelijke viering moet er een stem zijn voor hen die geen feest kunnen vieren. We worden opgeroepen om ‘verdriet te hebben met wie verdriet heeft’ – en dus niet om hen op te vrolijken! (Rom. 12:15).

Het klaaglied is een heel specifieke reactie vanuit geloof te midden van menselijke pijn en verbijstering. Het is iets anders dan mopperen of zeuren; reacties die feitelijk onvolwassen zijn. De Bijbel kent het verschil. Christopher Wright heeft het klaaglied omschreven als ‘de vuurhaard van smartelijke ervaringen in deze gevallen wereld’ en ‘een huis voor leed en een leerschool in mededogen’ (The Message of Lamentations, p. 23). Mopperaars komen daar zelden opdagen en zijn doorgaans naamloos. Het klaaglied is een manier van actief zijn, trouw zijn en je verantwoordelijkheid nemen, te midden van alle gebeurtenissen. Binnen mijn christelijke pelgrimsreis is me weinig leerstof aangeboden over het klagend gebed. Er werd min of meer gesproken over het christelijk geloof in termen van onderwerping. Maar deze gevallen van boosheid en protest in de Bijbel laten een God zien die dichtbij is en niet ver weg. Er is geloof en
liefde voor nodig om op die manier boos te zijn. Anders zou het je niets kunnen schelen. De woorden en tranen van het klagen zijn bovenal een vast voornemen om niet te ontkennen wat er gebeurt. En om er te zijn in het leed en in de pijn. Klagen omvat protest en de weigering om je te onderwerpen aan wat er gebeurt in naam van de mensheid of van God.

De vergadering was lang en leverde weinig op. Intussen besefte ik dat deze vergadering bijdroeg aan een steeds diepere pijn vanbinnen die ik nog niet had weten te uiten. Oppervlakkig gezien ging het over beleidslijnen, relaties en leiderschap. Maar dat alles speelde zich af binnen de storende bredere realiteit van politiek, geloof, gebed, God – en een vermoeid verlies van motivatie. Terwijl ik naar huis reed, lukte het me niet om te bidden, totdat er een hevige emotie in me opwelde. Daarna was ik een paar kilometer lang woedend, huilde ik, schreeuwde ik het uit en bonkte ik zo hard ik kon op het stuurwiel (het was inderdaad beter geweest als ik de auto even had geparkeerd). De rest van de reis voltrok zich in verdoofde stilte. Mijn borstkas ging op en neer, mijn handen voelden gekneusd en ik was half verbouwereerd over wat er in me was uitgebarsten. Ik was geschrokken en een beetje bang.

Maar God stuurde geen bliksem op me af.

Die avond reflecteerde ik een tijdje op wat er was gebeurd en hoe ik erop had gereageerd. Deze gebedstaal was nieuw voor me. Ik had tijd nodig om me erin te verdiepen. Ik moest daaraan beginnen door het verschil te gaan zien tussen kniezen en klagen, tussen mopperen en protesteren, tussen zeuren en bidden. Maar op dat rauwe, chaotische moment ervoer ik een besef van energie en van aanraking door God toen ik er het sterkst behoefte aan had. Dit gebeurt ook in de psalmen. Gebeden die beginnen als klaaglied, eindigen vaak met verlossing en lofprijzing. ‘U hebt mijn klacht veranderd in een dans’ (Ps. 30:12). Dit is veel meer dan God die een goede afloop regelt. Feitelijk zijn de uiterlijke omstandigheden in eerste instantie misschien niet eens zozeer veranderd. In de tranen en passie van het eerlijke beklag ontmoeten we God, en wordt geloof gesmeed en gevormd door een onwaarschijnlijke maar koppige hoop.

Het klaaglied is het tegengif tegen wanhoop.

Lees verder:

de taal van tranen

In het pastorale boek De taal van tranen legt David Runcorn uit hoe tranen een natuurlijke en belangrijke manier zijn voor het verwerken van verdriet, onzekerheid en angst. Maar ook hoe tranen een diepere betekenis hebben en van belang zijn bij gebed en spiritualiteit. In de vroege eeuwen van de kerk werden tranen gezien als een geschenk van de heilige Geest. Ze werden rechtstreeks verbonden aan gebed en waren een belangrijk onderdeel van het leven. Op basis van inzichten uit de theologie, psychologie en biologie biedt Runcorn zowel theoretische verdieping als praktische inzichten.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken