Perspectieven
Donderdag 1 november vond in de Thomaskerk te Amsterdam de presentatie plaats van het boek Meervoudig verbonden. Nieuwe perspectieven op vragen rond kerk, Israël en Palestijnen. Deze bundel, onder redactie van dr. A. J. Plaisier en prof. dr. K. Spronk, is bedoeld om de „soms vastgeroeste discussie” over Israël nieuw leven in te blazen. Tijdens de bijeenkomst presenteerde ds. Reinier Gosker uit Wesepe samen met Greetje van der Harst het boek. U kunt hieronder de integrale tekst van de lezing door Geertje van der Harst lezen.
In het tweede deel van de bundel krijgen we verschillende perspectieven aangereikt, door Gertrudeke van der Maas en Kees Jan Rodenburg in relatie tot Israël, door Johan van den Berg in relatie tot de Palestijnse christenen, door Bernhard Reitsma in relatie tot de islam en door Leo Koffeman en Govert Buijs in relatie tot de politiek.
Bij alle artikelen zijn aan het eind gespreksvragen toegevoegd. Dat kan zinnig zijn voor gebruik in een discussiegroep bijvoorbeeld. Onder elk artikel staat informatie over de auteur. Sommige auteurs reageren op wat in andere artikelen beweerd wordt. Over het algemeen zijn deze artikelen goed toegankelijk, ook voor niet-theologen.
Gertrudeke van der Maas begint met de constatering dat de kerk eigenlijk pas na de WO II onder invloed van de Shoah, anders ging denken en handelen m.b.t. de joden. Het schuldbesef van de kerk leidde tot het inzicht dat de kerk niet in de plaats van het volk Israël is gekomen, dat Gods verbond met Israël niet is opgezegd, en dat Israël een eigen weg met God gaat, naast de kerk. De theoloog Marquardt heeft veel nagedacht hierover: de kerk moet niet praten óver de joden, maar mét de joden, de kerk moet een betrouwbare partner zijn voor Israël en anti-semitisme bestrijden.
Maar nog niet alle theologen denken zo. Zie het artikel van Jenson. Joden krijgen opnieuw een rol om het christelijk verhaal te laten kloppen!
Nieuwe vragen van joodse zijde die ze noemt zijn: Ga niet voorbij aan onze diepe pijn, aan onze trauma’s, aan een basisgevoel van onveiligheid. Daartegenover plaatst ze de opvatting van Braverman, die zegt dat de kerk juist wel kritisch mag zijn op de staat Israël. Kritiek op politiek zionisme (het uitverkoren volk van God zijn met recht op het land, ten koste van alles) is niet hetzelfde als anti-semitisme. Wat de kerk moet doen, volgens Van der Maas, is: racisme en anti-semitisme bestrijden, een betrouwbare partner zijn voor het volk Israël en voorwaarden scheppen voor het helen van wonden uit het verleden, en zoeken naar leven vanuit het verbond met de God van Israël. Het begrip ‘menselijkheid’ is daarbij cruciaal. Een gevolg zal zijn dat de kerk geen partij zal kiezen in het conflict en daardoor verwijten zal blijven krijgen. Maar dat is dan maar zo.
Kees Jan Rodenburg ziet als belangrijke mogelijkheid om uit de impasse te komen van polarisatie onder christenen vooral de joods-christelijke ontmoeting. Dan denkt hij met name aan het samen lezen van teksten en ook het samen bidden of gebeden schrijven. Omdat hij wil inzetten op de gemeenschappelijke ervaring van het heilige. Onze relatie tot het heilige verbindt ons. Schriftlezen is niet alleen een verstandelijke bezigheid, maar brengt ook onze relatie tot God tot uitdrukking. Kerk en Israël bezitten een gezamenlijke erfenis en ze zijn allebei op zoek naar inhoud en strekking van die erfenis en het heilige daarin. Teksten kunnen meerdere betekenissen hebben, en we hebben juist stem en tegenstem nodig om hun rijkdom te ontsluiten. Dat vraagt respect naar elkaar toe, als mensen met eenzelfde doel, nl. op zoek naar het heilige.
Johan van den Berg vraagt begrip voor de positie van de Palestijnse christenen. Hij onderscheidt verschillende contexten: die van joden, christenen en Palestijnen. Onze context, die van westerse christenen, is die van onze kerkgeschiedenis en van de WO II. Daarom beschouwen wij de joden per definitie als slachtoffers. De valkuil is dan dat kritiek op Israël snel als anti-semitisme bestempeld wordt. Maar de Palestijnse christenen voelen zich juist slachtoffer van het Israëlische zionisme. Hun bevrijdingstheologie wijst Israël en aanhangers van het zionistische ideologie aan als daders. Daar kunnen wij geen begrip voor opbrengen, omdat het vanuit onze context onbestaanbaar is om kritiek te leveren. Van den Berg pleit er echter voor om niet alleen te focussen op rechtvaardigheid voor Israël, maar op algemeen menselijke rechtvaardigheid, dus ook voor de Palestijnen. Hij vindt dat we er naartoe moeten, naar de Palestijnse gebieden, om de mensen te leren kennen en de situatie te bezien. Opmerkelijk is dat hij vindt dat de kerk géen partij hoeft te kiezen, want het is niet ons, maar hún conflict.
Bernhard Reitsma brengt nóg een nieuw element in de discussie: de islam. Hij zegt dat christenen niet over Israël kunnen spreken zonder ook over de islam te spreken. Moslims begrijpen vaak niet waarom christenen Israël steunen. Maar dat hangt ook vaak samen met angst voor de islam: christenen vormen in islamitische landen vaak een bedreigde minderheid, de islam wordt verspreid d.m.v. oliedollars, en Israël vormt als enige democratie in het Midden Oosten een buffer tegen islamitisch imperialisme. In Israël zelf speelt het recht op het land van Godswege een rol, bij zowel joden als moslims. Voor moslims is Jeruzalem de derde heilige stad (na Mekka en Medina),en voor joden is het land theologisch ook belangrijk, omdat een deel van de geboden uit de Tora alleen in het land uitgevoerd kunnen worden. Bij een bijbels gefundeerd recht op het land wordt de strijd van de God van Israël tegenover de God van de islam geplaatst. Maar Reitsma zegt dat we niet moeten blijven hangen in een aards conflict. Fundamenteel voor hem is dat God zijn plannen met Israël en de wereld in Christus heeft geopenbaard. Zelfs al zou het conflict worden opgelost, dan komt daarmee nog niet het Koninkrijk van God op aarde. Als je je realiseert dat het conflict voorlopig is, kun je relativeren en compromissen sluiten. Hij vindt dat de kerk geen partij moet kiezen in een aards conflict, maar alleen compassie kan tonen met de slachtoffers.
Wat betreft de islam moeten we ons niet door angst laten leiden, niet naïef zijn, maar ook niet doemdenken. Er is binnen de islam ook diversiteit, de islam in Nederland is niet per se hetzelfde als in het Midden Oosten. We moeten met moslims in gesprek gaan. Als we beseffen dat we allemaal (ook moslims) mensen zijn die Gods genade nodig hebben, kunnen we anders naar hen kijken.
Het artikel van Leo Koffeman gaat in op de rol van de kerk in politiek-maatschappelijke kwesties. Hij zegt dat de kerk het recht en soms de plicht heeft om zich uit te spreken over maatschappelijke en politieke vragen, zoals rond het Midden Oosten conflict. Maar als de kerk dat dan doet, dan blijft de discussie vaak steken bij kritiek op de kerk en de manier waarop ze iets zegt, i.p.v. dat de discussie over de zaak zèlf op gang komt. De kerk doet het niet zo vaak goed als ze iets zegt, en dat komt omdat de uitspraak altijd een compromis is, ontstaan na verschillende adviezen uit verschillende hoeken. De emotionele geraaktheid gaat voorop, en de theologische vragen komen hooguit daarna pas. Maar de kracht van de kerk ligt daar helemaal niet, zegt hij. Het gaat er niet om wat de kerk te zeggen heeft, (want de kerk is geen grote machtsfactor in de maatschappij), het gaat erom hoe de kerk dienstbaar kan zijn aan intensieve communicatie, in haar eigen gemeenschap en daarbuiten, óok met joden, óok met Palestijnse christenen, en met christenen in het zuiden. Het gaat niet om het ‘belijden van kerk en gemeenten’, maar om de ‘gemeente als lerende gemeente’.
Tenslotte het artikel van Govert Buijs. Hij ziet als grootste probleem in het debat over Israël de vermenging tussen religie en politiek. Politici (óok christelijke politici) kunnen alleen maar vrede en recht bevorderen met aardse middelen, ze kunnen nooit de bewuste uitvoerder zijn van goddelijke plannen voor de voltooiing van de geschiedenis. Hij ziet dat in het debat over Israël juist die scheiding problemen geeft. Vanwege het schuldgevoel van westerse christenen over de Shoah en het culturele anti-semitisme dat eraan voorafging (“Geef het joodse volk eindelijk een thuis”), ook omdat Israël een voorpost van het westen is in de Arabische wereld moet het beschermd worden, en daarnaast is er een bevrijdingstheologische passie om op te komen voor het onderdrukte Palestijnse volk en Israël aan te klagen als superieure, onderdrukkende macht. Dan is er nog de opkomst van het apocalyptisch denken in de 20ste eeuw, waarin Israël en Jeruzalem een belangrijke rol spelen. Maar als politiek handelen en heilshandelen niet gescheiden worden, krijg je politiek fundamentalisme. Buijs waarschuwt voor een klimaat waarin geleidelijk politiek geweld een religieuze legitimatie krijgt. We moeten oppassen met het in de actuele situatie ‘herkennen’ van profetieën in de bijbel. En het volk Israël niet vereenzelvigen met de staat Israël. Het enige instrument om het Israëlisch Palestijns conflict politiek èn theologisch te benaderen is het volkenrecht: het conflict moet je behandelen als ieder ander conflict en het niet laten vertroebelen door theologische ‘inzichten’. De Palestijnen zullen het bestaansrecht van Israël moeten erkennen en Israël zal de huidige volkenrechtelijke situatie ten aanzien van zijn grenzen moeten erkennen en óok het bestaansrecht van een Palestijnse staat. Jeruzalem zou een statenloze internationale stad kunnen worden.
En de kerk moet ook uitgaan van een volkenrechtelijke oplossing.
Greetje van der Harst