Predikant in tijden van Covid-19
De hybride pastor kondigt zich aan
Uit het CONTOC-onderzoek dat wij medio 2020 onder Nederlandse voorgangers hebben uitgevoerd blijkt bijvoorbeeld dat de stelling: ‘de traditionele kerkdienst heeft aan belang gewonnen’, in een tijd waarin de kerkdienst vooral digitaal moest worden aangeboden, door met name de jongere én de oudere predikanten wordt onderschreven. Dat blijkt ook in Zweden zo te zijn: onder jongere predikanten is relatief meer waardering – en ook: herwaardering – voor de traditionele diensten.
Daarnaast valt op hoe uniek de situatie van online kerkdiensten in Nederland is, in vergelijking met de meeste andere landen. Waar in veel landen ongeveer meer dan de helft van de voorgangers voorgaan in online kerkdiensten, is dat in Nederland bijna negentig procent. In een aantal landen vinden voornamelijk centrale diensten of vieringen plaats. In katholiek Oostenrijk, bijvoorbeeld, hebben bisschoppen deze vieringen op landelijk niveau georganiseerd, waardoor de noodzaak voor lokale streaming minder aanwezig was.
Dat Nederland vanouds een infrastructuur heeft voor diensten die via internet te volgen zijn (voorheen: kerktelefoon en kerkradio, nu: kerkdienstgemist.nl, kerkomroep.nl, YouTube, Facebook), blijkt tijdens de pandemie in ons voordeel te werken.
Het enige land dat met ons te vergelijken is, is Zuid-Korea. Daar zijn ze, mede gezien hun voorliefde voor uitstekende digitale technologie, misschien nog wel verder dan bij ons. In Zuid-Korea is met behulp van enorme schermen in het liturgisch centrum interactiviteit met gemeenteleden georganiseerd om iets van de resonantie tussen voorganger en gemeente mogelijk te maken. Het lijkt enigszins op het tegenwoordig bij ons populaire televisieprogramma ‘Even tot hier’.
De reden ervoor ligt in het grote belang dat in Zuid-Korea wordt toegekend aan wat de onderzoekers ‘resonantie’ noemen: de luide respons op de preek, maar ook op het gebed van de voorganger. In deze bijdrage willen wij de aandacht richten op twee andere aspecten van kerk-zijn tijdens de Covid19-pandemie: pastorale zorg en de pastorale identiteit van voorgangers en predikanten.
Digitale pastorale zorg
‘Het meeste pastoraat verloopt momenteel via WhatsApp. Zeker met ziekenhuispatiënten. #pastoraatincoronatijd #pastoraat’, twitterde een protestantse predikant een paar weken geleden (we schrijven half mei). Een jaar na de eerste lockdown vanwege de coronapandemie, lijkt er weinig veranderd. Na een intelligente (voorjaar 2020), beperkte (najaar 2020), volgde een bijna volledige lockdown (sinds december 2020), en zijn de mogelijkheden voor predikanten om pastorale zorg te verlenen nog steeds beperkt. Het CONTOC heeft ook de vormen en ervaringen van pastorale zorg tijdens de pandemie in beeld gebracht.
Anders dan in bijvoorbeeld Zweden waar voorgangers een langere periode fysieke ontmoetingen met pastoranten konden hebben, is in Nederland al heel snel overgestapt naar digitaal en telefonisch pastoraat.
- We zien een grote groep voorgangers die zowel voor één-op-één pastoraat gebruik heeft gemaakt van e-mail, telefoon en videogesprekken (43 procent).
- Daarnaast is er een groep voorgangers (25 procent) die vooral gebruikmaken van de telefoon, en weinig van geschreven (e-mail/WhatsApp) digitale vormen of van beeldbellen.
- Een derde van de voorgangers heeft tijdens de lockdown nauwelijks pastoraal activiteiten ontplooid. Met name het telefonisch pastoraat heeft een grote opmars gehad.
De ervaringen daarmee hebben twee kanten. Enerzijds wordt het fysieke contact gemist: je merkt niets op van de omgeving waarin iemand is, non-verbale aspecten van communicatie vallen weg. Aan de andere kant zijn er predikanten die verrast zijn door de openheid die er aan de telefoon ontstaat. Kennelijk biedt het gesprek zonder de afleiding van het non-verbale ook een eigen soort veiligheid om zich uit te spreken. We hebben ook gekeken naar hoe voorgangers hun rol als pastor hebben beleefd. Over het algemeen geldt dat zij zich in hun pastorale rol meer tekort voelen schieten dan in hun rol als voorganger in de (digitale) kerkdienst. Dan valt op dat pastores hun rol minder hebben kunnen waarmaken dan zij zouden hebben gewild. Opvallend is dat voorgangers aan de ene kant aangeven dat zij niet aanwezig genoeg konden zijn in hun rol als pastor, terwijl zij toch meer pastoraal actief waren dan anders. Er is door pastores dus heel hard gewerkt, maar tegelijk met een gevoel dat zij tekortschoten.
Uit vergelijking met gegevens uit andere landen ontstaat het vermoeden dat er een verband is tussen de digitale pastorale zorg en de digitale vaardigheden die pastores zich hebben eigen gemaakt en hoe vertrouwd ze voor de pandemie al waren met bijvoorbeeld sociale media. Wie deze vaardigheden heeft, kan sneller schakelen naar andere vormen van contact en voelt zich meer op het gemak om via WhatsApp of beeldbellen pastorale zorg te verlenen.
Toekomstbestendig?
Zullen digitale vormen van pastoraat verdwijnen als de pandemie tot een einde is gekomen en pastores en pastoranten elkaar weer gewoon van aangezicht tot aangezicht kunnen ontmoeten? Het is niet ondenkbaar dat pastoraat op afstand (telefonisch en digitaal) zal blijven bestaan. Pastores die nu via WhatsApp bereikbaar zijn of meer zijn gaan mailen of bellen met pastoranten, zullen dat in de toekomst, wellicht minder intensief dan nu, toch niet helemaal kwijtraken. Er zijn twee redenen om dat te vermoeden. Ten eerste zullen positieve ervaringen en nieuw verworven vaardigheden een plek krijgen in het toekomstig werk. Dat geldt in alle sectoren. Anders gezegd: de pandemie heeft pastores ook nieuwe gereedschappen gegeven om pastorale zorg te beoefenen. Er zijn meer ‘plaatsen’ waar je elkaar kunt ontmoeten, niet alleen in de toevallige ontmoeting of tijdens het afgesproken moment; maar ook in de virtuele ruimte. Dat hangt ook samen met de toenemende ‘mediatisering’ van het leven.
Communicatiewetenschapper Andreas Hepp noemt dat ‘deep mediatization’: sociale en digitale media (zoals de smartphone) hebben de samenleving diepgaand veranderd. We zijn constant verbonden en bijna niet meer niet-verbonden. In dat netwerk van (digitale) verbindingen vindt door de nood van de tijd gedwongen ook pastoraat plaats. Het is moeilijk voorstelbaar dat pastorale zorg zich helemaal zal terugtrekken uit het digitale domein. In het digitale domein gaat het er tenslotte ook existentieel aan toe.
Een langer durende studie naar het gebruik van smartphones door ouderen (‘Aging with Smartphones’) en uitgevoerd in negen verschillende landen, toont aan dat voor veel mensen de smartphone de plaats is waar zij thuis-zijn en hun leven leiden. Daar valt natuurlijk veel over te zeggen en tegen in te brengen. Maar als pastorale zorg plaatsvindt waar mensen zich bevinden, dan vormt dat een uitdaging voor pastorale zorg.
Beroepsidentiteit van de voorganger
In de huidige fase van de analyse van de onderzoeksgegevens hebben we, met het oog op de beroepsidentiteit van de voorganger, de kwalitatieve gegevens van Nederland vergeleken met Malta en Zuid-Korea. Op Malta is duidelijk dat de voorgangers enerzijds bereid zijn om in cursussen te leren over online communiceren, terwijl ze tegelijk terugverlangen naar de ‘fysieke’ viering. Hier ontdekken ze wel dat online kerk-zijn nieuwe mogelijkheden biedt voor missionaire communicatie.
De geënquêteerde voorgangers gaven ook nadrukkelijk aan, bij de open vragen, dat de coronacrisis ook de zelfreflectie had versterkt. Er was meer tijd gekomen om na te denken over het waartoe van het werken als voorganger, en onder andere voor reflectie op het waartoe van de kerk. Zelfs de eigen spiritualiteit werd door de coronacrisis en de bijbehorende lockdown verdiept.
Bij de Zuid-Koreaanse voorgangers noemden we reeds de online vaardigheden, die al volop ontwikkeld waren vóór de coronacrisis. Het onderzoek toont ook aan dat de Zuid-Koreaanse kerken uiterst creatief zijn bij online streaming. Ze moeten wel, want de kerken concurreren sterk met elkaar in de werving van nieuwe leden, maar ook in het willen aantrekken van elkaars leden. De kerken bevinden zich er in een ‘marktsituatie’ en juist het wegvallen van de fysieke diensten, met een sterke nadruk op het charisma van de voorganger, maakt het moeilijk om kerkgangers te ‘binden’. Voorgangers voelen zich bij een uitsluitende online communicatie sterk in hun identiteit beperkt – én bedreigd. De gemeente kan, stelde de Koreaanse onderzoeker, als er geen fysieke diensten zijn, gemakkelijk uit elkaar vallen.
Ook in Nederland en Malta is dat een reële bedreiging. Voor elk van de drie landen geldt echter dat de toekomst van de kerk hybride zal zijn: naast ‘fysieke’ diensten valt online registratie niet meer weg te denken. In de Koreaanse kerken zien we bovendien, dat andere ‘fysieke’ bijeenkomsten, zoals catechesegroepen, bijbelstudiekringen, en kleine doordeweekse vergaderingen óók online mogelijk worden gemaakt.
In alle kerken van het CONTOC-onderzoek, dat in meer dan twintig landen is uitgevoerd, zien we dat pastores zowel reageren op de, al dan niet abrupte, introductie van digitale technologie, als ook deze technologie zelf meer of minder creatief vormgeven. Ze moesten het snel leren, en daarbij hebben ze ook hulp gekregen van gemeenteleden. Ook in de vormgeving en inhoud van preken, die korter zijn, meer to the point en sterker gericht op de toepassing in het alledaagse leven, getekend door de coronacrisis, zien we dit terugkomen. De pastor van de toekomst is daarmee, zo lijkt het, meer en meer een hybride pastor, die opnieuw heeft ontdekt hoe het evangelie ook met digitale middelen gecommuniceerd kan worden.
Verandering van perceptie
Er is daarnaast echter ook nog een ander effect van online communicatie op de identiteit van de pastor. Wie een voorganger, bijvoorbeeld in een interview, vraagt naar diens beroepsidentiteit zal in het algemeen, naast een uitleg over roeping en ambt, spoedig te horen krijgen wat hij of zij allemaal doet. Ook zal een voorganger vertellen over hoe het beroep zich in de tijd heeft ontwikkeld, hoe de identiteit van de voorganger van kerk tot kerk verschilt en hoe het beroep zich onderscheidt van andere beroepen.
De Nederlandse voorgangers geven in ons onderzoek aan blij verrast te zijn, dat met de lockdown een plotseling einde kwam aan een vergadercircuit. Bij de open vragen verzuchten veel geënquêteerden in antwoord op de vraag wat minder belangrijk is geworden: vergaderen! Vergaderen kan online veel korter, efficiënter en, ontdekken Nederlandse pastores, het hoeft veel minder vaak. Er werd vóór de coronacrisis dus heel erg lang en veel vergaderd, en vaak ging het in deze vergaderingen over triviale zaken. Daar was veel tijd mee gemoeid.
We noemden al de in Malta gesignaleerde toegenomen tijd voor reflectie en juist dat wordt ook in Nederland genoemd. De avonden werden aanzienlijk rustiger. De tot de beroepsidentiteit behorende taken van leidinggeven, aansturen, en administratie worden anders ingevuld. Ook de hoeveelheid en het soort taken van de voorganger wordt dus door de noodzaak tot online communicatie beïnvloed. Digitale technologie verandert de reikwijdte van de taken, maar ook de perceptie ervan: waarom deed ik dit allemaal? En kunnen we dit niet zo blijven doen?
Samenvattend, het creatief vormgeven van diensten, en het in korte tijd leren werken met ‘Zoom’, ‘Teams’, ‘Meet’ et cetera heeft de pastorale identiteit veranderd: de hybride pastor kondigt zich aan. Het heeft ook geleid tot een concentratie op een aantal kerntaken: voorgaan in de kerkdienst, daarin pastorale zorg geven aan het geheel van de gemeente of parochie, oog hebben voor de toepassing op het alledaagse leven. De vraag hoe de gemeente aan elkaar te verbinden, dát lijkt de grootste uitdaging te zijn.
Theo Pleizier is universitair docent Praktische Theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, vestiging Groningen.
Henk de Roest is hoogleraar Praktische Theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, vestiging Groningen.