Menu

Basis

Vergaderopening: Hoe zwakker hoe sterker… – 2 Korintiërs 12:10

Er voor staan

Kerntekst

‘… want als ik zwak ben dan ben ik machtig.’
2 Korintiërs 12:10

Schriftlezing

2 Korintiërs 11:30-12:10

Uitleg

Paulus vertelt in dit fragment uit zijn brief aan de gemeente te Korinte heel persoonlijke ervaringen. Een hemelse ervaring waar eigenlijk geen woorden voor zijn. Maar daarnaast ook een maar al te aardse, menselijke ervaring waar je ook sprakeloos van wordt: een ziekte, een blijkbaar zeer lastige en pijnlijke kwaal. Hij beleeft het als iets van duivelse aard.

Ik denk dat mensen die veel met ziekten te kampen hebben zijn gemoedsgesteldheid wel zullen kunnen begrijpen. Ouder worden betekent maar al te zeer: zwakker worden. Je kunt niet meer wat je graag zou willen. Daar kan een mens weleens verdrietig van worden, om niet te zeggen opstandig. Vooral als je als gelovige dagelijks tot God bidt om kracht, maar je wordt met de dag zwakker.

De apostel meende te horen van Gods kant: juist omdat jij tot weinig in staat bent, zorg Ik ervoor dat je tot heel veel in staat bent. Haast zou ik zeggen dat de Here God zijn kansen grijpt als onze kansen verkeken zijn.

Zo is ouder worden niet slechts een natuurproces, maar een taak (E.L. Smelik). Maar die taak is licht omdat ik er niet zo zwaar aan behoef te tillen. Dat doet God wel… Zo bezien is de oude dag een stralende dag.

Overweging

De woorden ‘kracht’ en ‘macht’. Het aantal gedichten waarin deze twee woorden op elkaar rijmen zijn talloos. In het geloof – misschien beter gezegd: in de omgang met God – gaat ’t er soms ongerijmd aan toe.

Het is soms een voordeel van het ouder worden, dat men tot de ontdekking komt dat anderen een taak van je moeten overnemen, die je krampachtig tot het laatste toe vasthield tot het niet meer ging. En ze doen ’t nog beter dan jij ooit…

Die heerlijke ontspannenheid van de oude dag als je zoiets constateert. God, hoe machtig heeft U ’t mij, eigenwijzeling, uit de hand genomen en de te zware belasting op de schouders gelegd van hem of haar die het torsen kon.

Het gebed in de avond mag veelal een dankgebed zijn, niet omdat Hij mij die zwakheid en ziekte aandeed, maar de genade van het wegnemen van een last, die te zwaar was, ondraaglijk zwaar, en ik dacht nog wel dat Hij vond dat ik ’m moest dragen.

Gebed

Vader in de hemel.
Aan mijn maximumdraagvermogen bleek een grens te zijn.
Ik heb de neiging over de grens te gaan.
U verloor mij niet uit het oog.
En herinnerde mij er bijtijds aan, dat ik aan ’t eind van mijn Latijn was.
En dat U er in dat eind nog altijd bent.
Om me te dragen.
Tot over de laatste grens.
Dank U wel dat U me tot het besef bracht:
Je kunt niet meer, want je hoeft niet meer.
U droeg me door de diepte heen,
U bracht me op de hoogte.
Stamelend… buiten adem… opgelucht omdat de draagkracht van de genade zo groot is,
dank ik U hartelijk. Amen.

Ter bezinning

De oude mannen

Ik kwam twee oude mannen tegen
met dunne halzen en met haperende voet.
Ik zag de hitte op hun maagre schouders wegen,
zij liepen krom, maar met hun hoofden opgeheven,
zo ingespannen en verwonderd als een zuigling doet,
ik zag hun bleke onderlippen beven,
zij keken zacht en zinneloos en goed.

Het waren oude kinderen geworden
op weg naar huis, maar waar geen moeder wacht,
eens blinkenden, maar nu verdorden
en strompelend naar hun laatste nacht.
En plots begon het hele park te beven,
bomen en blaadren golfden in een warme vloed
van tranen, die binnen mijn ogen bleven,
wijl men om het bestaan niet beven moet.

(Vasalis, Vergezichten en gezichten, Amsterdam 1954)

Deze vergaderopening is eerder verschenen in ‘Er voor staan’, onder redactie van Aart Peters en Arie Romein. Bekijk alle vergaderopeningen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken