Menu

None

Voortgezet gesprek – door Wim Dekker

Op mijn publicatie Marginaal en missionair. Kleine theologie voor een krimpende kerk, is zeer veel reactie losgekomen. Allen die de  moeite namen mij hun persoonlijke gedachten toe te zenden alsmede al degenen,  die een artikel of recensie aan dit boek wijdden, wil ik bij deze hartelijk dankzeggen. Velen heb ik een persoonlijk antwoord doen toekomen, velen ook  niet. Hoe graag ik het zou willen, het zou mij teveel tijd kosten. Ook in  deze bijdrage kan ik niet op alles ingaan. Ik kies voor een paar aspecten, die in heel  veel reacties aan de orde kwamen. Ik doe dat zonder namen te noemen, omdat het dan zou lijken alsof ik sommige respondenten vooral serieus neem en andere minder, hetgeen niet het geval is. Het gaat om de zaken, die aan de orde gesteld werden.
Crisis als oordeel
Velen zijn gevallen over mijn duiding van de crisis van de kerk in Europa als een oordeel van God. Anderen hebben zich verbaasd, weer anderen hebben gevraagd of ik, wanneer ik meen zulke grote woorden te moeten gebruiken, dat op zo’n minst zou willen toelichten. Iemand stelde: wanneer je dit echt meent moet je op zo’n minst aangeven wat de concrete zonden zijn, waar het oordeel een gevolg van is. Het zal dan immers ook in de prediking aan de orde moeten komen en we zullen ons op concrete punten moeten bekeren.
Deze reacties hebben  bij mij veel verwondering  opgeroepen. Steeds vroeg ik me af: hoe kan het nu, dat wij allen dezelfde bijbel lezen, waar in nagenoeg elk boek over oordelen van God gesproken wordt en dat wij dan toch zo aarzelen de
gebeurtenissen vandaag ook onder dat aspect te bezien? Ik bedoel niet alle
gebeurtenissen van de hele wereld. Daarvoor is onze blik veel te beperkt. Ik
acht het zelfs gevaarlijk wanneer steeds gezegd wordt, dat we in alle rampen,
die er gebeuren met de oordelen van God te maken hebben. Er is veel wat wij
niet begrijpen. Er zijn machten en krachten aan het werk in Gods goede
schepping, waarvan wij geloven, dat God ze eens zal overwinnen, maar voorlopig
zijn ze nog springlevend en is God zelf ermee in gevecht.
Wanneer het echter gaat over Gods volk, over de kerk, over de concrete gestalte, die het christelijk geloof in Europa heeft aangenomen, lijkt het mij zo  voor de hand liggend over de oordelen van God te spreken, dat ik eigenlijk niet kan begrijpen wanneer iemand dat niet doet. Telkens blijkt in het Oude Testament, dat God zijn eigen volk Israël dingen kwalijk neemt, die Hij andere volken niet kwalijk neemt. Met die andere volken bemoeit Hij zich ook. Wanneer onrecht en geweld de spuigaten uitlopen, oordeelt Hij ook die volkeren. Daarom wordt Sodom verwoest en wordt in psalm 82 gezegd, dat de goden, die de hoogste God over de volkeren heeft aangesteld als mensen zullen sterven. Het is het oordeel vanwege het feit dat  ze de arme systematisch hebben verdrukt.
Ten opzichte van zijn eigen volk Israël luistert het echter nog veel nauwer. Daar speelt eveneens het recht van de arme een grote rol. Bij alle profeten komen we het tegen. Daarnaast speelt echter het specifieke verbond met de specifieke Thora een rol. Het gaat in het verbond om een liefdesrelatie en die relatie wil onderhouden worden in toewijding, aanbidding, de rechte viering van de cultus en vervolgens het doen van gerechtigheid. Wanneer Jerobeam op zijn eigen manier de cultus vorm gaat geven, is dat onvergeeflijk, welke goede bedoelingen hij er ook mee mag hebben. Het gaat dus om de rechte dienst aan God in volkomen liefde en toewijding en het gaat om het concrete doen van zijn geboden. Terwijl ik dit opschrijf, slaat me dan al de schrik om het hart. Wat hebben we ervan terecht gebracht en wat brengen we ervan terecht?
Europa heeft het bijzondere voorrecht gehad, dat het na het Middenoosten als eerste werelddeel bereikt werd met het evangelie. Dat heeft te maken met verkiezing van God en verkiezing is soevereine liefde, geen andere dan die vanouds in het verbond van God met Israël aan de dag werd gelegd. Wat heeft de kerk in ons werelddeel daar vervolgens mee gedaan? Ze heeft een pact gesloten met wereldlijke overheden, waardoor enerzijds in de kerstening van de volkeren  de reikwijdte van het evangelie van Jezus Christus aanzienlijk toenam, anderzijds echter de kerk zelf op allerlei wijze verwereldlijkte. Het sacrament van de Heilige Doop, dat niet minder betekent dan overgebracht worden in het Rijk van Christus, werd het symbool tot een christelijk volk te behoren. Het christelijk geloof werd met dwang opgelegd en met terreur gehandhaafd. Mensen met afwijkende opvattingen werden gefolterd en gedood.
God gaf nieuwe kansen in de tijd van de Reformatie, maar ook daarna hielden dwang en terreur niet op, maar brak de periode van de godsdienstoorlogen aan. Uiteindelijk heeft pas de Verlichting hier een einde aan gemaakt, maar dat betekende tegelijk, dat de eenheid van geloven en leven werd verbroken. Godsdienst werd in het spoor van de Verlichting iets van een particuliere overtuiging en de goede God, die eenmaal ons werelddeel opzocht werd langzamerhand als overbodige figuur voor nagenoeg alle terreinen
van het leven met pensioen gestuurd. Hij lijkt nu alleen nog van belang voor
hen, die te zwak zijn om de dans rond het gouden kalf van de menselijke
autonomie vol te houden. Deze ontwikkeling is niet zozeer  de schuld van de vijanden van het geloof, die een complot gesmeed zouden hebben om het christelijk geloof om zeep te helpen,  maar is de schuld van de kerk zelf, die niet
bij machte geweest is het ene geloof in de ene God met liefde te belijden en te
effectueren in de praktijk van het leven. Tegelijkertijd kan het met een
werelddeel, dat God naar de privé sector voor religieuze hobbyisten heeft
verbannen, niet goed gaan. Het is intussen ook niet goed gegaan. De seculiere ideologieën, die opkwamen, toen het christendom aan terrein ging verliezen, hebben alleen maar meer onheil gebracht. Marxisme en Nationaalsocialisme
hebben de grootste rampen gebracht en miljoenen het leven gekost. Thans is de
vigerende ideologie die van het neokapitalisme. Die ideologie zorgt nu voor de
grote ellende. En waar staat de kerk? Waar stond de kerk toen zes miljoen joden
in het christelijke Europa werden vermoord? Over een oordeel gesproken! Wie
mijn volk aantast, tast mijn oogappel aan zegt dezelfde God, die ook door christenen wordt beleden als de Vader van Jezus. Dat het joodse volk er nog is na Auschwitz is niet zo vreemd. Ondanks al het woeden van de duivelse krachten, blijft God zijn volk trouw. Maar dat Europa nog bestaat na Auschwitz, dat is wel heel bijzonder. Eveneens is het bijzonder, dat er nog een kerk in Europa bestaat na al dit falen, na al deze schuld.
De zaken van schuld en oordeel beleef ik dus in de eerste plaats in het grote verband van de geschiedenis van het christendom in Europa. Wij zijn vandaag dermate a-historisch en  individualistisch gaan denken, dat velen van
ons voor deze grote bovenpersoonlijke en historische verbanden niet zoveel antenne meer hebben. Het lijkt me echter niet dat God zich daar veel van aantrekt. Hem leren we in de bijbel kennen als een God van volken en landen en een geschiedenis, als de God, die van geslacht tot geslacht wil zegenen, maar die ook de zonden van de vaderen bezoekt aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht. Wie meent dat dit alleen oudtestamentisch is, vergist zich. In de zendingsbeweging waarover het Nieuwe Testament spreekt gaat het om de volken, het gaat om Jeruzalem, Rome en de einden der aarde en wanneer het gaat om het oordeel over afval van het geloof, lijkt de brief aan de Hebreeën (6:6) strenger dan de strengste profeet uit het Oude Testament.
Wat moeten wij doen?
Nu de vraag, stel dat we de marginalisering van de kerk in Europa moeten zien in het brede verband van Gods oordelen over Europa, Nederland en de christelijke kerken in dit werelddeel in het bijzonder, waar moet ons dit dan brengen? Wat moeten wij doen? Ik denk vooral aan een toon van ootmoed in al ons spreken en preken. Die mis ik nog steeds. Ik vind in de kerken nog altijd heel veel gelijkhebberigheid en in de toon naar buiten toe veroordeling van anderen en grote woorden. Die grote woorden kunnen van rechts en van links komen. Bidden, zwijgen, ootmoed, bescheidenheid, wachten op God, intussen in de dienende gestalte van Christus het goede doen onder de mensen. Dat is voor mij de gestalte van de kerk, die begrepen heeft wat er allemaal gebeurd is en hoe begrijpelijk het is, dat mensen het met de kerk niet meer zien zitten, terwijl ze toch naar onze diepste overtuiging Gods heil niet kunnen missen. Wie geschoren wordt, moet stil zitten. Wie onder de oordelen van God nog net niet is vergaan, moet in ootmoed en stilheid wachten op God, totdat Hij ons, ons land en volk en werelddeel, weer genadig zal zijn. Hij zal ons toch niet voorgoed voorbijgaan, hoewel Hij dat zou kunnen doen?
Soevereiniteit
Wanneer we spreken over Gods oordeel, dan hebben we het tegelijk ook over zijn soevereiniteit, zijn vrijmacht. Hij is ons niets verplicht en Hij is aan ons niet gebonden. Hij is wel aan zijn woorden van liefde gebonden. Maar wanneer Hij die vandaag veel beter kwijt kan aan Chinezen dan aan Europeanen, is Hij dan niet vrij om zijn tocht door de wereld te verleggen naar China? Bij deze soevereiniteit van God moet ik sterk denken aan wat Paulus over de verharding van Israël schrijft in Romeinen 9-11. Uiteindelijk zal God zich over alle volken ontfermen zegt Paulus, maar voorlopig lijkt Israël er even tussenuit te vallen. Paulus kan het niet verklaren, maar weet van het oordeel over de verharding en tegelijk van Gods soevereiniteit. Die twee zaken hangen voor hem samen. Zo zie ik dat ook met betrekking tot Gods gang door de wereld en de werelddelen. Waarom kwam het evangelie hier pas rond 800 en waarom pas in Afrika rond 1900? Waren zij daar slechter dan wij? Dat is nu juist de grote vergissing geweest, dat Europa dat dacht.  Nu worden wij in deze hoogmoed
beschaamd gemaakt. Straks hebben we hier in Europa alle moderne verworvenheden, maar we hebben geen ziel meer, geen hemel meer boven ons en geen toekomst meer voor ons. Totdat we wellicht weer gaan vragen naar Hem, die we hebben verworpen.  Intussen gaat God zijn ongekende gang.
Niet deprimerend
‘Wat moet ik met al deze zware tonen, vraagt een jonge dominee in haar eerste gemeente? Ik ben al blij, dat er nog wat mensen in de kerk komen, ik wil hen vooral positief benaderen.
Dat is volgens mij de verkeerde probleemstelling. Ik denk, dat iedere predikant en ieder christen, die van het bovenstaande diep doordrongen is, juist in al zijn
bescheidenheid en dienstbaarheid een goede getuige van het evangelie is. Verder
denk ik, dat het er vandaag meer dan ooit om gaat, dat we het in de kerk weer
over God gaan hebben en niet over het christendom, niet over een aansprekende vorm van christendom als interessante partner in het aanbod van religies. We moeten het weer over God gaan hebben, de soevereine en verkiezende God, de God, die wij niet na kunnen rekenen en toch liefhebben, omdat Hij op beslissende wijze zijn hart heeft laten zien in Jezus.
Dat is echter heel iets anders dan dat Hij een lieve God zou zijn en dat daar
een lief verhaal van ons als christenen bij hoort en dit alles ook nog onder de
dreiging: anders houden we helemaal geen mensen meer over in de kerk. Dan
houden we maar geen mensen meer over in de kerk. Mijn ervaring is echter
anders. Mijn ervaring is, dat mensen geïnteresseerd zijn in het echte verhaal
van het geloof, omdat het leven zelf veel te hard en te moeilijk is om je met
pepverhalen gerust te laten stellen.
Nooit is het verhaal over Gods oordelen en soevereiniteit deprimerend. Zijn laatste woord is immers niet het oordeel. Zijn laatste woord is genade. Daarop hopen wij. Daar geloven wij in, ook wanneer de nacht zich spreidt, in ons persoonlijk leven, in onze kerk, in ons werelddeel.
Dooppraktijk
Hierboven heb ik in antwoord op de vraag wat we moeten doen, vooral gewezen op een bepaalde spiritualiteit. Ik denk intussen dat er in de kerkelijke praktijk ook het een en ander zal moeten veranderen.
Bijzonder belangrijk is bijvoorbeeld dat de doop weer gaat functioneren zoals  dit sacrament ooit bedoeld is. In de doop roept Christus ons uit het graf van een
verloren mensenbestaan vandaan en zet Hij ons op de weg van het eeuwige leven. Dat is een weg in gemeenschap met Hem, gehoorzaam aan zijn stem. Dit besef van wat de Doop betekent is zo ver weg gezakt, niet alleen bij de randbewoners van de kerk, maar ook in de gemeente zelf, dat ik soms denk, dat we het beste ogenblikkelijk kunnen stoppen met de kinderdoop. Toch durf ik daar niet voor te pleiten, omdat dit nieuwe en andere misverstanden in
het leven zou roepen. Ik meen namelijk niet, dat het dopen van kinderen in alle
gevallen fout is. Het is juist bijzonder rijk wanneer ouders zoveel vertrouwen
hebben in God, dat ze zich samen met hun kinderen aan Hem durven toevertrouwen en zich samen voegen onder het juk van Christus. Maar wanneer het gaat over het oordeel over de kerk in Europa, dan kan ik me niet losmaken van de gedachte, dat dit oordeel alles te maken heeft met een dooppraktijk, die niet anders dan tot godslastering kon leiden. Tot op de dag van vandaag is dat het geval. De moordenaar, die nu in Oslo terecht staat is een gedoopt christen. De kampbeulen, die de joden vergasten waren ook voor het grootste deel gedoopte christenen. Dit had nooit zo mogen gebeuren. Wie zich laat dopen, leert levenslang de Thora van Jezus. Wie dat te zwaar vindt, wie dat zijn kinderen niet wil aandoen, moet zichzelf en zijn kinderen niet laten dopen.
Wanneer ik uit reactie op alle misbruik zou pleiten voor volwassenendoop, zou ik echter vandaag in onze belevingscultuur in de stroom terechtkomen van hen, die bij de doop de nadruk leggen op de menselijke ervaring. Daar gaat het mij nu juist in het geheel niet om. Dat acht ik zelfs gevaarlijk. Het gaat in de doop
helemaal niet om wat ik ervaar. Het gaat om wat ik onderga: mijn
natuurlijke levenselement wordt me ontnomen, de biotoop van driften en begeerten, die mij boeien en ik word aan mijn haren door het water heen gehaald en op de weg van Christus gezet, de weg van sterven en opstaan, de weg van
zelfverloochening en kruis dragen, de weg van toewijding aan God en aan de
ander.
Dus het gaat niet om gevoel, het gaat wel om een keuze. Wie de weg van Christus niet wil gaan en voor zijn kinderen ook te zwaar acht, moet van de doop afzien.
Hij hoort (nog) niet bij de volgelingen van Jezus, maar bij de schare,
de zoekers misschien, geen kwaad woord over hem. Jezus had de schare lief. Maar de schare is niet hetzelfde als de discipelkring. Op dit onderscheid komt het vandaag opnieuw aan. Concreet betekent dat een strengere dooppraktijk. Maar dat niet alleen. Het betekent ook de schare zoeken, met de schare in gesprek zijn, het evangelie met de schare delen, je niet boven de schare verheffen.
Preek alles?
Een ander punt, dat ik in dit voortgezette gesprek naar aanleiding van mijn boek aan de orde wil stellen, heeft te maken met de  plaats van de preek in de eredienst. Daar heb ik veel vragen over gekregen en die hebben mij
tot de gedachte gebracht, dat ik hierin niet geheel duidelijk ben geweest.
De betoogtrant in mijn boek is als volgt.
Na de crisis van de tijd geschilderd te hebben, stel ik de vraag of het
Protestantisme een vorm van christendom is, die krachten in zich bergt om deze
crisis het hoofd te bieden. Heeft de katholieke kerk van het oosten of het
westen of hebben de charismatische gemeenschappen niet meer kansen door de
crisis heen te komen dan het Protestantisme? Is het Protestantisme niet te
rationeel geworden, zowel in de orthodoxe als meer liberale varianten? Dit is
voor mij een echte vraag. Ik weet niet of alle lezers dat wel zo hebben
opgepakt. Als dat zo was zouden ze namelijk niet zo snel geconcludeerd hebben,
dat ik in de crisis eenvoudig weer met een oud recept kom: de preek.
Laat ik hier dan nog eens luid en duidelijk zeggen, dat dit oude recept  voor mij allerminst vanzelfsprekend is. Ik verkeer namelijk permanent in twijfel of we het met dit oude recept zullen redden. Waarom? Wel, omdat de preek als voortdurende uiteenzetting van de waarheden van het geloof het prima doet wanneer die waarheden vrij algemeen geaccepteerd worden door de geloofsgemeenschap en ook nog in brede lagen van de cultuur daar
omheen.  Deze situatie was nog ten dele aanwezig in mijn omgeving, toen ik  een kind was. Ons gezin behoorde bij een heel brede volkskerk,. Een kern van de gemeente had een diepe geloofsbeleving, een zeer brede kring daar omheen kwam ook wekelijks ter kerke en beaamde min of meer wat er gezegd werd zonder dat men innerlijk hier ook voor gevallen was. Nog weer een brede rand hier omheen kwam af en toe ter kerke en vond dan ook, dat de dominee gelijk had; alleen kon een mens zich er toch nooit aan houden. Een laatste kring hier nog weer omheen kwam zelden of nooit naar de kerk, maar geloofde toch in God de Schepper, het hiernamaals en een laatste oordeel. In die context had de protestantse preek een vanzelfsprekende betekenis als voortdurende herbevestiging van hoe het eigenlijk zat.
Dit verhaal is echter over. Tot in de kern van de gemeente toe heerst onzekerheid over de basale waarheden van het christelijk geloof. Rondom deze kern is geloven nog veel diffuser geworden en het merendeel van ons volk is agnostisch- humanistisch, soms weer nieuw religieus, maar dat heeft dan niets meer met het christelijk geloof te maken.
Hoe worden in deze context mensen binnen de gemeente gevoed in hun wankele geloof en hoe worden eventuele zoekers geboeid?  Kan dat wanneer in de
kerkdienst de preek centraal staat en wanneer ook verder alle nadruk ligt op
het  verbale in de geloofsbeving en de geloofsoverdracht? Daar moet een protestantse kerk goed over nadenken. Ik ben er ook helemaal niet op tegen wanneer die kerk wegen zoekt op andere wijzen mensen te raken, bijvoorbeeld door het gebruik van meer symbolen, door spirituele wandelingen te organiseren, door Taizé diensten te beleggen of welke andere verantwoorde vormen maar te bedenken zijn.
Mijn punt ligt echter ergens anders. Ooit lag de kracht van het protestantisme in de verkondiging van het Woord. Dat was het nieuwe van de Reformatie en daar had men ook een heel verhaal bij.  Dat verhaal had vooral op twee dingen betrekking.
In de eerste plaats: de God van de Bijbel is een sprekende God en het centrale van geloven is het horen van zijn stem. In de prediking komt de levende God zelf aan het Woord en door zijn levenscheppende Woord worden doden opgewekt. Dit is een zeer hoge inzet rond de preek, maar deze inzet heeft heel sterke Bijbelse papieren, hangt samen met het wezen van de Bijbelse God: niet een vaag mysterie, maar een sprekende Persoon.
In de tweede plaats: het Woord van God gaat over alle terreinen van het leven. Prediking had dus ook een hoge didactische waarde om christenen te helpen alle vragen van het leven te betrekken op de openbaring van God in zijn Woord.  Met
andere woorden, aan de prediking hingen protestants gesproken de bevinding en de heiliging.
Wanneer wij nu vandaag zien, dat de prediking steeds meer aan betekenis inboet, zoveel mensen, trouwe en minder trouwe gemeenteleden er weinig meer aan vinden, dan hebben we een groot probleem. Dat probleem lossen we niet op door meer nadruk op symbolen of beleving, want dat doen ze in andere typen van de christenheid dan altijd nog beter. We zullen ons als Protestanten opnieuw moeten bezinnen op de preek, zodat de oorspronkelijke kracht van de Reformatie weer voor het voetlicht komt.
In mijn boek doe ik op dat punt ook een voorstel. Daarover heb ik tot nu toe niet veel klachten gehoord of het moest deze zijn: wie is tot deze dingen bekwaam?
Dit lijkt mij geen terechte reactie. Mijn voorstel is namelijk heel eenvoudig. Elke prediker laat het Bijbelgedeelte zo naar zich toekomen, dat hij zoekt en vraagt naar de levende stem van God in deze teksten. Hij doet dat met de belofte, dat wie zoekt vindt en wie klopt opengedaan wordt. Wanneer hij zo voor zichzelf geluisterd heeft, geeft hij dit door aan de gemeente en neemt de gemeente mee in het gesprek met de tekst. Ik zou willen dat iedereen dit nu eerst eens ging proberen voordat gezegd werd: wie is tot deze dingen bekwaam? Het zou verrassend mee kunnen vallen.
Lukt het niet om tot een revitalisering van de preek te komen, waardoor mensen hun protestantse identiteit met vreugde beleven, dan kan die protestantse kerk tijdelijk een aantal andere dingen naar voren halen, die op zich niet verkeerd zijn, maar dan zal ze in deze gestalte verdwijnen. Dat is het enige wat ik op dit punt heb willen zeggen. Ik ben ervan overtuigd dat God ook werkt in andere gestalten van de christenheid, maar ik houd zelf wel bijzonder veel van de protestantse variant. Ik heb daar ook heel sterke Bijbelse en kerkhistorisch papieren voor, maar  vanzelfsprekend is het allerminst, dat wat in het verleden krachtig en heilzaam was, dat nu en in de toekomst ook zo zal zijn. Daar is een grondige bezinning en wat mij betreft ook vernieuwing voor nodig.

Drs. Wim Dekker is auteur van het boek Marginaal en missionair. Kleine theologie voor een krimpende kerk. Eerdere blogs naar aanleiding van zijn boek vindt u elders op deze weblog.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken