Water en brood onderweg
De naam ‘beschermheiligen’ pretendeert dat zij ervoor kunnen zorgen dat je veilig bent voor ziekte en andere gevaren, met name onderweg. Marian Geurtsen nuanceert dat en wijst op de parallel tussen legenden en bijbelverhalen.
Een paar jaar geleden was ik in Frankrijk op fietsvakantie. We reden door een dorpje waar de kerk gewijd was aan de heilige Christoffel. Toevallig was het de feestweek bij gelegenheid van zijn naamdag (25 juli, net als Jacobus de Meerdere overigens).
Een lange stoet van auto’s, motoren, trekkers en alles wat wielen had, reed traag door het dorpje. Langs de kant van de weg, tegen de kerk aan, stond de priester op een klein verhoog in een tentje, wijwaterkwast in zijn hand, emmer met wijwater naast hem op de grond. Goedmoedig sloten wij ons met onze fietsen aan in de rij, om maar een plens water mee te krijgen. Baat het niet, dan schaadt het niet, zo zegt men vaak.
Als we maar niet overmoedig worden alsof ons niets meer kan gebeuren.
Dat is de verkeerde vraag wanneer je heiligenlegenden leest
Reisheiligen
Christofoor droeg als een veerman reizigers over de rivier en ging bijna ten onder toen hij een steeds zwaarder kindje – Jezus – door een onstuimige rivier droeg. Zijn naam Christophorus betekent letterlijk ‘Christusdrager’. Samen met de drie koningen, die zelf een lange reis maakten op zoek naar het kindje Jezus, Jacobus van Compostela en ‘onze’ Nicolaas is Christoffel een voorbeeld van een patroonheilige bij reizen en pelgrimages. Zij worden reisheiligen genoemd. Dat Christofoor die zware last door de rivier droeg, inspireerde mij om hem vandaag de patroonheilige te maken voor mensen met een burn-out.
Maar dit is toch precies waar de hervormers bezwaar tegen maakten? Heiligen aanroepen om genezing of hulp, dat is ketters. Zo is het in de middeleeuwen gegaan: van heiligen eerbiedigen tot hen aanbidden en hen aanroepen – alsof zij in de plaats van Christus kunnen komen. Veneratio, adoratio, invocatio (Niek Schuman en Paul Oskamp (red.), De weg van de liturgie, p. 145). Mensen riepen heiligen aan om gunsten of genezing te verkrijgen, waar ze eigenlijk zich beter tot God konden richten. Maar is dit zo’n tegenstelling?
Spiegelverhalen
Een populair verhaal over een reisheilige is de legende van de pelgrim op weg naar Compostela (zie kader). Of dat ook werkelijk zo gebeurd is? Dat is de verkeerde vraag wanneer je legenden over heiligen leest. De goede vraag is: wat herken je erin als gelovige? En dan is het antwoord: het motief van het brood, gebakken op de steen, gekopieerd uit het verhaal van Elia in de woestijn in 1 Koningen 19.
Veel legenden over heiligen en hun wonderen kun je beschouwen als spiegelverhalen. Motieven van bijbelse verhalen worden opgenomen in een verhaal dat past in de tijd van het ontstaan. Nicolaas brengt een storm tot bedaren en redt de bemanning van een schip op zee (vgl. Matteüs 8). Brigid van Kildare spreekt een gebed uit over een beker water en deze verandert in melk. Daarmee kan Brigid een zieke zuster uit haar klooster genezen (vgl. Johannes 2).
Legenden vertellen dat de wonderen die in de bijbelse tijd gebeurden, nog steeds kunnen gebeuren. Ze vertellen dat God niet gestopt is om zich met de wereld en de mensen te bemoeien. God werkt nog steeds in de wereld, in de tijd van nu. Zo geven ze hoop en geloof dat de mens kan vertrouwen op God.
Brigid, Nicolaas en Jacobus nemen niet de plaats van Christus in
Heiligen (in het Nieuwe Testament wordt deze term gebruikt voor alle gelovigen) kun je beschouwen als getuigen van het geloof in Christus. In het leven van geloofsgetuigen is God aan het werk. Brigid, Nicolaas en Jacobus nemen niet de plaats in van Christus, trouwens. Zij doen hun wonderen niet op eigen kracht maar roepen Christus aan op grond van Christus’ belofte: de Vader zal je alles geven wat je Hem in mijn naam vraagt (Johannes 15:16). De heiligen stellen Christus present. De verhalen laten het handelen van Christus zelf doorklinken. Ze halen ons over om te vertrouwen, niet op de heilige Jacobus of Christoffel, maar op Christus zelf.
Dat is niet in tegenspraak met het evangelie. ‘Uw geloof heeft u gered,’ zegt Jezus tegen de vrouw die genas van bloedvloeiingen (Marcus 5:34). Via de heiligen horen wij over hoop en vertrouwen dat beloond wordt.
De meeste reizigers die onderweg zijn naar Santiago de Compostela, zullen er niet van uitgaan dat Jacobus hun te eten zal geven. Maar de legenden over Jacobus geven kleur aan hun reis waarin ze zichzelf tegenkomen. Ze vertellen dat de moderne pelgrim in de voetsporen treedt van wie eeuwen geleden die tocht maakten. Dat troost, bemoedigt, geeft wellicht vertrouwen dat ook hun levensreis gezien wordt door God en ergens naartoe zal leiden.
De camino, de weg naar Santiago de Compostela, wordt bijna ieder jaar drukker door de vele voetgangers, fietsers en andere reizigers. Ook in de middeleeuwen was de apostel Jacobus de Meerdere een van de meest populaire heiligen. Over hem wordt het volgende verhaal verteld: Eens was een pelgrim op weg van Vézelay naar Santiago maar zijn geld raakte op. Toch besloot de man om zijn reis voort te zetten. Geld om te eten had hij niet maar hij weigerde om te bedelen. Hij kon zich geen herberg meer veroorloven maar slapen deed hij wel buiten. Daar droomde hij dat de apostel Jacobus hem te eten gaf. Tot zijn verrassing werd hij wakker met de geur van versgebakken brood in zijn neus. Naast zijn hoofd ontdekte de pelgrim een brood en de restanten van houtskool op een steen. Hij at die dag van het brood, ’s morgens en ’s avonds. En elke dag, de hele tocht naar Santiago, was het brood weer aangevuld, precies genoeg om de dag door te komen, vertelt de legende in de twaalfde-eeuwse Codex Calixtinus. Zo zorgt Jacobus voor de pelgrims die naar hem onderweg zijn.
Marian Geurtsen is theoloog en ritueelspecialist. Vanuit haar bedrijf ‘Schatgraver in de traditie’ herontwikkelt zij nieuwe rituelen bij tegenslag. Zie https:\\mariangeurtsen.nl