Menu

Premium

14. Houdt God eigenlijk wel van godsdienst?

Zie ook

Zacharia 7:1–9

Bestaat God? En hoe moet het verder met de kerk? Dat zijn de vragen waar we in onze dagen over puzzelen. De profeet Zacharia zou er niet van opkijken, die vragen zijn net zo oud als het geloof. Maar of hij met de antwoorden van onze filosofen en enquêtebureaus veel zou kunnen beginnen, dat is de vraag. Hij zou misschien een van onze moderne slogans citeren: ‘Mijn God laat me zelf denken’, en dan zeggen: begin daar dan eens mee! Ophouden met klagen, met mopperen op ‘de oude leer’, met modern verlangen naar religieuze wellness en de roes van fraaie rituelen. Denk na over waar we vandaan komen, de lange tocht die God al met ons is gegaan, de pijn die hij zelf daaraan opliep, net zo goed als wij, zijn mensen. En bedenk opnieuw waar hij ook al weer met ons naar toe wilde.

De tekst van Zacharia 7 toont letterlijk de verwarring die hoort bij Gods doorgaande trektocht met zijn mensen. Soms spreekt de profeet zelf (Gods woord tot mij: vers 4-7), soms spreken de schrijvers van het boek over de profeet (Gods woord tot Zacharia: vers 8 en het opschrift in vers 1). Dat is verwarrend, maar dat hoort bij het echte leven. Zo zit Gods fotoalbum in elkaar. Dat moet je ook niet weg-vertalen, zoals moderne vertalingen dat wel doen. Zacharia probeert zijn tijdgenoten te leren dat het bij ons leven hoort om eerlijk terug te kijken en te bedenken hoe we gekomen zijn op de plek waar we nu zijn. De vertellers van het boek willen ons verder helpen door te schrijven over Zacharia en zijn verbazing over God. Omdat er zo eigenlijk twee sprekers tegelijk aan het woord zijn, zijn er ook twee dingen in dit hoofdstuk die onze aandacht trekken. Het begint met de vraag wat godsdienst is: religieuze rituelen, klagen of vasten, moet God daar iets mee? Of zijn we dan gewoon met onszelf bezig? Daarna de reactie daarop: vasten kan iedereen wel. Recht doen, dat is wat God vraagt. Leven als schepsel van God, dat gaat beter zónder vreemde of veeleisende rituelen. Zo zie je dat Zacharia een erfgenaam is van de vroegere profeten, zeggen de vertellers (vers 8):

1. In het vierde jaar van Koning Darius, op de vierde Kislev, de negende maand, heeft God Zacharia aangesproken.

2. Bethel-Sarezer en Regem-Melek met zijn mannen kwamen met de opdracht om Jhwh om aandacht te vragen

3. en daarbij tegen de priesters in het ‘huis van Jhwh’ en tegen de profeten te zeggen: “Moet ik nog treuren in de vijfde maand, met vasten, zoals ik dat nu al zoveel jaren heb gedaan?”

4. Toen sprak Jhwh van de hemelmachten mij aan met de woorden:

5. Zeg tegen de hele bevolking en tegen de priesters: “Toen jullie hebben gevast met rouwbeklag, in de vijfde en de zevende maand, de afgelopen zeventig jaren, hebben jullie toen werkelijk om mij aan vasten gedaan?”

6. Immers, als jullie wel eten en als jullie wel drinken, dan zijn jullie het toch ook zelf die eten en die drinken?

7 Het waren toch andere woorden die Jhwh via de vroegere profeten heeft uitgeroepen, in de tijd dat Jeruzalem met haar omringende steden nog vredig bewoond was, net als de Negeb en de Laagte?”

8. Jhwh sprak Zacharia aan met de woorden:

9. Als volgt heeft Jhwh van de hemelmachten gesproken: “Jullie moeten werkelijk recht doen; trouw en toewijding moeten jullie elkaar tonen.”

We zijn twee jaar na Zacharia’s visioenen over nieuwe hoop voor Jeruzalem. In hoofdstuk 7 keren we terug naar de inleiding op het boek. Daar ging het over de vraag of de generatie van Zacharia durft hopen op een nieuw begin. Dat gaat niet vanzelf, blijkt hier. We horen het verhaal van pelgrims. De vreemde namen in vers 2 zijn een puzzel. Oude fotoalbums slijten, dat is met de bijbel niet anders, maar God lijkt daar weinig last van te hebben. Letterlijk staat er: ‘Bethel zond Sarezer en …’ Daar is van alles op bedacht, maar een goede oplossing is om aan te nemen dat hier een Babylonische naam staat: Bethel-Sarezer. Dan zou het dus gaan om Judeeërs uit de groep van de gedeporteerden in Babel die het heiligdom (in aanbouw) in Jeruzalem bezoeken. Het is een pelgrimage met een vraag voor de ambtsdragers: de priesters en de groep profeten die in het heiligdom een functie hadden (vers 3). ‘Wij rouwen en vasten nu al zo lang vanwege de verwoesting van Jeruzalem en de deportaties naar Babel, lang geleden. Gaat dat altijd zo door?’

Vers 4. Zacharia vertelt: God sprak mij aan. “Stel een vraag aan de bevolking en aan de priesters.” God zet Zacharia als profeet tussen alle partijen in. De priesters krijgen de tijd niet voor een diepe religieuze zingeving, ze moeten zelf luisteren. God stelt een harde vraag: Om wie ging het bij dat treuren en vasten? En om wie gaat het bij niet-vasten? Jullie zijn het toch altijd zelf die besluiten om mee te doen met eten en drinken of juist niet? Is vasten een religieuze prestatie waar ik van onder de indruk moet zijn?, vraagt God. Of hebben jullie alleen maar zeventig jaar droevig en ijverig in het verleden geleefd? Maar ik had toch ooit iets heel anders gevraagd dan vrome rituelen? Mozes en de profeten hadden het toch over recht doen, trouw zijn aan elkaar, niet geniepig elkaar te grazen nemen? Kennen jullie je eigen verleden eigenlijk wel? Had ik jullie ooit gevraagd om 70 jaar rouwrituelen? Is dat godsdienst? Die 70 jaar klonken al in het eerste visioen, in de vraag: hoe lang nog? (Zacharia 1:12 ;CW 17: 2015). En God heeft dat absoluut gehoord. Dat zullen we nog merken in hoofdstuk 8:18-19; de treurrituelen zullen tot feestdagen worden. Maar eerst laat God ons zelf denken, herdenken. Weet je nog, de vertrouwde woorden van de Tora en de profeten?

Opeens (vers 8) nemen hier de vertellers van het boek de tekst over. Wij moeten begrijpen dat ook Zacharia zo’n echte profeet was, God spreekt deze oude woorden, ook via hem. Zo verstoren de vertellers wel de woorden van Zacharia over de vroegere profeten, die van vers 7 eigenlijk gewoon doorlopen in vers 9. Maar het is belangrijk. Profeten als Amos of Jeremia en Zacharia waren nooit “beroepskrachten” in een heiligdom. Ze waren trouw aan God, maar nooit onder de indruk van officiële religie. Als je dat snapt kunnen we verder.

Lees het volgende artikel in deze serie: 15. Profetie in de herhaling

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken