24. Omscholing tot pelgrim
Zie ook
Zacharia 14
Het boek Zacharia bestaat uit twee behoorlijk verschillende delen. Voor mensen met een geloof voelt dat waarschijnlijk niet zo heel erg vreemd. Er is een deel ‘visioenen’ over herstel, vernieuwing en hoop (Zacharia 1 – 8) en er is een deel ‘verzetspoëzie’ over de vraag: hoe houdt de hoop het uit in de echte wereld? (Zacharia 9 – 14). Nu besef ik wel dat lezers van de eerste helft van Zacharia vrolijker worden dan van de tweede helft. Ik merk dat ook aan de reacties op mijn pogingen tot uitleg: ‘die laatste hoofdstukken vind ik wel erg moeilijk.’ Zeker, dat zijn ze ook. Voor een deel komt dat omdat we de historische situaties waarop deze teksten reageren, niet goed kennen. Voor een ander deel komt dat doordat de bijbelteksten niet onaangetast de geschiedenis door gekomen zijn. De Hebreeuw¬se tekst en teksten in de oude vertalingen van deze hoofdstukken zijn het vaak niet eens. Wie een paar vertalingen naast elkaar legt, merkt dat snel. Dus wat is nu de tekst die je gaat vertalen? Gaat vers 5, na het splijten van de Olijfberg in vers 4, nu over ‘jullie zullen het dal ontvluchten’ (Hebreeuws) of over ‘het dal zal zijn versperd’ (Grieks)?
Maar de voornaamste reden waarom lezers teksten als in Zacharia 9-14 moeilijk vinden, is het verwachtingspatroon waarmee gelezen wordt. De strijd met de volkeren op de uiteindelijke ‘dag van JHWH’: het draait allemaal om Jeruzalem. Is dat voor de huidige bijbellezer nog te volgen? En de eerste verzen van Zacharia 14 dan, die zeggen dat God zelf de volkeren tegen Jeruzalem heeft gemobiliseerd om vervolgens ook zelf tegen hen te strijden, zijn dat vooral religieuze beelden van eeuwen geleden? Is dit Gods agenda voor de jongste dag?
Zo kom je uit bij de vraag, die ook in deze hele reeks over het boek Zacharia steeds heeft meegespeeld: moet een bijbelwetenschapper altijd een heldere tekst afleveren? Prettiger leesbaar dan het origineel? Wil ons geloof alleen stimulerende teksten lezen en niet worden lastiggevallen met de taal van de antieke religies? Maar Gods spreken zweeft niet boven de tijd. Hij gebruikt niet een eigen taal, maar wel de talen van vele generaties en culturen. En juist om die reden heeft hij er kennelijk ook geen hinder van dat bladzijden uit zijn Woord tijdens de overlevering soms wat verkreukeld zijn geraakt. Ook van hoofdstuk 14 weten we soms (vers 5 en 18) niet wat er nu precies staat.
Het thema is wel helder: ‘de dag’ waarop God de dingen gaat recht zetten, nadat Jeruzalem – alweer – plundering en deportatie heeft meegemaakt. Het gaat waarschijnlijk over de harde ervaringen met de Griekse heersers in Egypte, rond 300 v.Chr. Daarom is de typering ‘verzetspoëzie’ die onderzoekers voor deze teksten soms gebruiken, goed gekozen. God is er bij en verschaft zich fysiek ruim baan tot Jeruzalem:
4. Zijn voeten zullen staan – op die dag – op de Olijfberg, tegenover Jeruzalem, aan de oostkant. De olijfberg zal zich halverwege in tweeën splitsen tot een heel groot dal van oost naar west; de ene helft van de berg wijkt naar het noorden, de andere naar het zuiden.
5. En het (bestaande) dal van mijn bergen zal versperd worden, want het dal tussen de bergen loopt tot aan Azal. Het zal versperd worden zoals het versperd werd door aardbeving in de tijd van Uzzia, de koning van Juda.
[ .. ]
9. Dan wordt JHWH tot koning over heel de aarde. Op die dag zal JHWH Eén zijn en zijn naam Eén.
De hele perikoop beschrijft een kosmische verandering. Het wordt één lange dag, totdat Gods werk is voltooid. Dan domineert Jeruzalem het hele land, de vijanden worden verteerd, letterlijk en in Jeruzalem heerst rust en vrede. Fundamenteel is vers 9. De schepper van hemel en aarde is koning, de Ene en de enige. Dat gaat niet over wie onze moderne competitie tussen godsdiensten en culturen gaat winnen, maar over het einde van alle religieuze compromissen: een beetje idealen hebben, maar ook een beetje realistisch je eigen plek bewaken. Een beetje geloven in de wereld als werk van God, maar ook een beetje wegvluchten in wellness en spiritualiteit, want anders wordt het leven wel hard. Natuurlijk was het paradijs de groenste plek op aarde, maar stelt onze economie niet andere eisen? De éne God met de éne Naam maakt al die gevallen van ‘ja maar’ tot verleden tijd.
Dat we het niet over religieuze kampioenschappen hebben, zie je ook aan de afloop. De aanvallers van Jeruzalem worden opnieuw ontboden. Ze moeten terugkomen, maar dan nu als pelgrims, om zich neer te buigen voor de koning, de schepper met zijn ondubbelzinnige naam: de Ene. De oude vijanden, met extra aandacht voor het Egyptische rijk, nu opgeroepen voor het Loofhuttenfeest. Is dat bedoeld als publieke vernedering? Met als straf voor wie niet komt opdagen: droogte? Je kunt het zo lezen, maar dan mis je het slot. Het Loofhuttenfeest is het feest van de oogst, een feest van vrolijkheid vanwege de schepper van hemel en aarde. (Psalm 67; 96; Deuteronomium 16:13-15).
16. Dan gaat het gebeuren dat ieder die nog over is van alle volken die tegen Jeruzalem oprukten, op weg zullen gaan elk jaar opnieuw, om zich neer te buigen voor de koning, JHWH van de hemelmachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren.
17. En wie van de bevolkingsgroepen op aarde niet optrekt naar Jeruzalem om zich neer te buigen voor de koning, JHWH van de hemelmachten, op die zal geen regen vallen.
18. En als de bevolking van Egypte niet op weg gaat, dan verdroogt het weidegebied
[…]
Als iedereen meedoet, heb je wel een logistiek probleem: hebben we wel genoeg middelen? De paarden, in de oudheid de gevreesde cavalerie, zouden volgens Zacharia 9:10 uit het Jeruzalem van de Messias worden verbannen. Maar nu komen ze in dienst van God zelf: ‘heilig’ staat er op de belletjes op hun tuig, zoals dat ook werd gezegd van de priesters, Exodus 28:36 39:44. Hetzelfde gebeurt met het serviesgoed in de tempel: heilig vaatwerk dat eerst alleen dienst deed bij het brandoffer, is nu ook geschikt voor het de gemeenschapsmaaltijden van het slachtoffer. En alsof dat nog niet genoeg is: alle kookpotten in Jeruzalem en Juda kunnen daar ook voor worden ingezet.
20 Op die dag staat op de belletjes van de paarden: “gewijd aan JHWH”. En de kookpotten in de tempel van Jhwh worden gelijk aan de schalen voor het brandofferaltaar.
21. Elke kookpot in Jeruzalem en Juda is dan “gewijd aan JHWH van de hemelse machten”. Dan komen allen die offeren en kunnen daarvan nemen en erin koken.
Er zal op die dag er zelfs geen handelaar (of Kanaäniet?) meer zijn in de tempel van JHWH van de hemelse machten.
Als de Ene door allen wordt vereerd is alles heilig. Of is alles wat heilig is nu gewoon? Of maakt dat niet meer uit? De verzetspoëzie in het boek Zacharia loopt uit op interculturele aanbidding van de Ene. Het is een toekomstverwachting anno 300 v. Chr., zeker. En dat is weer een ander perspectief op de ‘dag van JHWH’ dan bij Ezechiël of Jesaja. God spreekt de taal van godsdienst en verwachting van vele generaties. En hij gaat er steeds weer boven uit, want hij is God. Ook profeten leven niet eeuwig, zei hoofdstuk 1 al. Jeruzalem was steeds getuige dat Gods aanwezigheid in de wereld niet ophoudt. Christenen en Joden zien dat verschillend, maar geven die hoop niet weg.