Alleen op God vertrouwen
Bij Deuteronomium 15,1-11 en Marcus 10,17-31
Ze begrijpen het niet. Het is belangrijk om dat in ons achterhoofd te houden als we het Marcusevangelie lezen. De boodschap die Jezus brengt en die Hij gestalte geeft blijkt moeilijk te vatten, ontmoet verzet en roept overal vragen op. Bij buitenstaanders, bij de religieuze autoriteiten en zelfs bij Jezus’ discipelen.
Het is inmiddels wel aangetoond dat het Marcusevangelie, het kortste en naar aangenomen wordt oudste evangelie, literair even diep doordacht en complex is als de andere evangeliën. Alles is er met alles in verbonden.
Alles is inleiding op de passie
Het Messiasgeheim bijvoorbeeld is een literair patroon dat door het hele evangelie heen fluistert. Maar ook het thema van ‘de weg’ dat de gebeurtenissen aan elkaar rijgt terwijl Jezus’ weg zich van wildernis tot wildernis, van Galilea tot Jeruzalem, van succes naar vernedering slingert. Het lijdensverhaal domineert in Marcus, meer dan in de andere evangeliën (het beslaat een derde van de inhoud), en er is wel gezegd dat de rest van het boek een introductie is, een inleiding op de passie. Het is belangrijk om dit in gedachten te houden wanneer men dit evangelie leest. Elk verhaal, elk deel, is deel van een groter geheel en is alleen te begrijpen in de context van het grotere geheel.
Hier, zo’n beetje in het midden van het evangelie, na de verheerlijking op de berg, kondigt Jezus drie keer zijn lijden en sterven aan. Hij deelt met zijn leerlingen wat Hij voor zich ziet op de weg. En ze begrijpen het niet. Steeds opnieuw buigt Jezus zich in het evangelie naar de minsten, naar de kleinsten, naar wie onrein zijn en beschadigd, en nodigt hen binnen in Gods huishouding. Hij bevrijdt, Hij geneest, en wanneer mensen Hem daarvoor op een voetstuk willen zetten, blijft Hij volhouden dat het daar niet om gaat, dat ze het niet begrijpen. Vraagt Hij hun om hun mond te houden. Tot ze de hele weg met Hem naar het kruis zijn gegaan. Dan pas, na de opstanding, mogen ze spreken. En ironisch genoeg horen we dan dat ze, door angst overmand, met stomheid zijn geslagen.
Verdriet
Het is belangrijk het verhaal over de mens die bij Jezus komt in die context te lezen. De context van kinderen die naar voren worden gehaald als degenen aan wie het Koninkrijk toebehoort, van drie lijdensaankondigingen waarin Jezus zijn leerlingen vertelt wat Hem te wachten staat, waarbij zij telkens terugschrikken voor wat Hij hun voorschildert. De context van leerlingen die kibbelen over wie het belangrijkste zal zijn wanneer het Koninkrijk aanbreekt.
Het is in die context dat er ‘iemand’ bij Jezus komt, voor Hem neerknielt en vraagt: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ (Marcus 10,17). Verdrietig gaat hij zijn eigen weg nadat hij het antwoord gehoord heeft. Hij begrijpt het. En het is te moeilijk voor hem. Naast het onbegrip van de leerlingen, naast het verzet van de religieuze autoriteiten is dit wat het evangelie kan oproepen. Verdriet. Een gevoel van onmacht, van niet kunnen voldoen aan wat er gevraagd wordt (Marcus 10,22).
Afhankelijk leven
Maar, zegt Petrus, als deze mens – een gezegende, een man van aanzien, met materieel en geestelijk kapitaal in overvloed – het niet redt, hoe moeten wíj het dan ooit redden (Marcus 10,28)? En waar de man het wél begreep, wordt duidelijk dat Petrus het nog steeds níét heeft begrepen. Gezegend zijn, materieel en spiritueel, aanzien hebben, je leven goed voor elkaar hebben, is niet waar het Koninkrijk aanbreekt.
Het breekt aan waar kinderen verwelkomd worden en als eregasten in het midden gezet worden, waar dwaasheid wijsheid wordt, waar lijden en gebrek, wanhoop en onmacht het voor het zeggen lijken te hebben, waar iemand roept ‘Mijn God, mijn God, waarom heb Je me verlaten?’ en geen antwoord krijgt.
Dat is de weg die Jezus zal gaan, de diepste diepte in, en wie aan zijn rechterhand wil zitten, zal bereid moeten zijn die beker met Hem leeg te drinken. Wie het Koninkrijk binnen wil gaan zal alles wat rang en stand geeft, wat zekerheid geeft, los moeten laten, weg moeten geven; hij zal zichzelf weg moeten geven aan de minsten van de minsten. Petrus en zijn vrienden hebben een begin gemaakt. De man realiseert zich dat zelfs dát te moeilijk voor hem is. Zijn vertrouwen geheel op God stellen en al het andere achter zich laten kan hij niet.
Alles loslaten
Jezus zal doen wat de man niet kan, en daarin schuilt een andere boodschap die door het evangelie heen steeds duidelijker te horen zal zijn. Aan het kruis is Jezus alleen. Iedereen heeft Hem verlaten. Niemand redt het. En zelfs Jezus sterft uiteindelijk met woorden van diepe Godsverlatenheid op zijn lippen. Jezus gaat de weg van zelfverloochening, overgave, vertrouwen en afhankelijkheid van Gods genade helemaal, tot op het punt waar Hij, verscheurd door een dieper verdriet dan de man op de weg, de geest geeft. En dan blijkt wat bij mensen onmogelijk lijkt, mogelijk te zijn bij God.
Wie Deuteronomium 15 bij de lezingen wil betrekken, kan ernaar verwijzen dat het idee van Godsvertrouwen en loslaten diepe wortels heeft in het Eerste Testament. Dat ook daar succes, vertrouwen op eigen kracht en het vervullen van de wet en de geboden uiteindelijk niet is waar het om gaat wanneer een mens wil leven als een mens naar Gods hart. Dat de armen tellen, en dat de zwakke en kwetsbare prioriteit heeft. Dat eeuwig leven een erfenis is voor wie God en de naaste liefheeft met hart, ziel, hoofd en handen, zich van God afhankelijk weet en bereid is zijn vertrouwen niet op eigen kracht te stellen.
Bij Deuteronomium 15:1-11 en Marcus 10:17-31