Menu

Premium

Almacht

Geloofstaal & cultuurtaal

‘Almacht’ is een bijvoeglijk naamwoord bij het hoofdwoord God. Nog duidelijker geformuleerd, aan de hand van de Apostolische Geloofsbelijdenis: de Almachtige is een nadere bepaling, een omschrijving van God, die wordt beleden als de Vader. Het bijvoeglijk naamwoord kan dus nooit en nergens los verkrijgbaar zijn. Soms wordt de Almachtige losgemaakt van het Vader-zijn in Christus en raken mensen verstrikt in redeneringen die niet stroken met het bijbels ABC. Zo komen we niet verder dan de vragen en antwoorden van de Griekse wijsgeer Epicurus (341-270 v. Chr.): ‘Maakt God geen einde aan het kwaad op deze wereld omdat Hij het niet kan of omdat Hij het niet wil? Als Hij het wel kan, maar niet wil, dan is Hij afgunstig, want Hij misgunt het ons in geluk te leven. Als Hij het wel wil maar niet kan, dan is Hij zwak. Als Hij het en niet kan en niet wil, dan is Hij zwak en afgunstig; een van deze twee eigenschappen is al Gode onwaardig, dus zeker een combinatie van die twee. God zou een einde aan het kwaad moeten kunnen en willen maken. Maar dan rijst de nuchtere vraag: waarom doet Hij het dan niet?’ In de huidige cultuur wordt het woord nogal eens gebruikt als een verbastering (‘allemachtig’).

Woorden

Om het brongebied van de woordgroep ‘almacht(ig)(e)’ op het spoor te komen, is de Septuagint van eminent belang. Het Griekse pantokratoor – in het Latijn: omnipotens – is veelvuldig de weergave van de Godsnamen jhwh tsevaot en sjaddaj. De eerste naam luidt in de NBG-51: Here der heerscharen; de NBV kiest veelal voor: de Heer van de hemelse machten, terwijl de GNB doorgaans kiest voor: de almachtige Heer. De afleiding van de naam Sjaddaj is onzeker. De titel el sjaddaj is overigens oeroud en komt ook al voor in andere religies, voordat Israël ten tonele verscheen.

Pantokratoor komt ook buiten de bijbelse geschriften voor, zij het niet zo vaak, als typering van godheden. Vaker lezen we echter omschrijvingen, zodat het woord niet typerend mag heten voor andere, vreemde goden. Het (over)wegen van de bijbelwoorden kanons helpen om tot meer helderheid te komen.

Betekenis in context

Oude Testament

De God van de aartsvaders

In Genesis 17:1 lezen we: ‘Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de Here aan Abram en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht, en wees onberispelijk… ‘ De Here sluit met hem een verbond. In dit verband wordt aan deze bejaarde man toegezegd: gij zult de vader van een menigte volken worden (vs. 4). De wijze waarop de Here God Zich bekendmaakt aan Abram – wiens naam voortaan Abraham zal zijn vanwege zijn grote schare nakomelingen (4-8) – wordt in de NBV op deze wijze weergegeven: ‘Ik ben God, de Ontzagwekkende’, terwijl de GNB kiest voor: ‘Ik ben de machtige God.’ In de oorspronkelijke versie lezen we de Hebreeuwse aanduiding el sjaddaj. Deze naam klinkt even verder met het oog op Jakob, als vader Isaäk afscheid van hem neemt: ‘En God, de Almachtige, zegene u, Hij make u vruchtbaar en vermenigvuldige u, zodat gij tot een menigte van volken wordt’ (Gen. 28:3). Nog later verschijnt Hij opnieuw aan Jakob in Bethel. Opvallend is dat hier, evenals bij de verschijning aan Abram in Genesis 17, sprake is van een naamsverandering: ‘. gij zult niet meer Jakob heten, maar Israël zal uw naam zijn. En Hij noemde hem Israël. En God zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wees vruchtbaar en word talrijk; een volk, ja een menigte van volken, zal uit u ontstaan…’ (Gen. 35:10-11). Opvallend is ook dat op deze drie plaatsen de Almachtige nageslacht belooft, groot in getal. Een dergelijke context bespeuren we ook wanneer Jakob met vrees en beven toegeeft aan het dringende verzoek, verwoord door Juda, om zijn jongste zoon Benjamin te laten meegaan naar Egypte: ‘En God, de Almachtige, geve u barmhartigheid voor het aangezicht van die man, opdat hij uw andere broeder late gaan, alsook Benjamin. En wat mij aangaat, als ik van kinderen beroofd moet worden, dan worde ik beroofd’ (Gen. 43:14).

Een tekst uit het volgende bijbelboek, Exodus, geeft te denken. Mozes wordt opnieuw naar Farao gezonden. De toekomst is uiterst zorgwekkend: in plaats van de beloofde redding is de onderdrukking overheersend, de bevrijding steeds verder weg. Dan lezen we: ‘Voorts sprak God tot Mozes en zeide tot hem: Ik ben de Here. Ik ben aan Abraham, Isaäk en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met mijn naam Here ben Ik hun niet bekend geweest’ (Ex. 6:1-2). Het verbond blijft van kracht, de klacht van de Israëlieten is terdege gehoord en de verlossing is nabij, ondanks het ongeloof van de slachtoffers en de verharding van de onderdrukkers. De luistervruchten van de genoemde teksten zijn vooral deze: el sjaddaj, de Almachtige, opent de toekomst. Hij is degene die Zich met alle macht inzet om het beloofde doel te bereiken. Wie Hem op zijn Woord gelooft, laat zich niet ontmoedigen, maar gaat – met vallen en opstaan – op de geloofsweg. De God van Abraham, Isaäk en Jakob, wiens diepste naam Here is, is de Betrouwbare Bondgenoot, sterker dan alle machten en krachten die zijn doeleinden dwarsbomen en saboteren.

Job

Het boek Job is qua tekstoverlevering tamelijk gecompliceerd. In het debat tussen Job en zijn vrienden Elifaz, Bildad, Zofar – later ook Elihu – komt de Almachtige veelvuldig ter sprake: 5:17; 6:4, 14; 8:3; 11:7; 13:3; 15:25 enzovoort. Het is de vertaling van het Hebreeuwse sjaddaj. Deze naam wordt regelmatig in éénadem genoemd met de Godsnaam el. Deze stijlfiguur is bekend, eigen aan het Hebreeuws: parallellismiis membrorum, dat wil zeggen; in twee regels wordt met wisselende woorden hetzelfde gezegd. Om enkele voorbeelden te noemen: ‘Zou God het recht buigen, of zou de Almachtige de gerechtigheid buigen?’ (8:3); ‘De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem van de Almachtige doet mij leven’ (33:4). Wanneer de sfeer van het debat, de woordentwist aangaande God en zijn vermeende wil, verlaten wordt en er werkelijk een aanspraak van Hogerhand komt met een schuchter, eerbiedig weerwoord van Job (42:1-6!), lezen we de verbondsnaam, in het Hebreeuws aangeduid door de vier heilige letters Jhwh, in het Nederlands vertaald (NBG-51) met Here. Zo wordt de Levende, de Eeuwig-Trouwe getypeerd in Job 1 en 2 en vanaf Job 38. Niet de vragen van Job krijgen antwoord, maar Job zélf, die één grote vraag geworden is – de naam Job betekent volgens sommige exegeten: waar is de Vader? – krijgt antwoord. Niet op rationeel niveau – daar blijft God ver en vreemd als de Almachtige -maar wel zó dat hij zich geborgen weet in de hoede van de Vader. De vrienden hebben niet recht van Hem gesproken, in tegenstelling tot Job, kind en knecht van de Here (42:7-8). Zij dienen een brandoffer te brengen omdat hun spreken niet terecht, niet ter zake was, terwijl Job de voorbede zal doen. Wie over de Almachtige spreekt buiten het verband van het verbond, afgezien van de Here, raakt steeds verder van huis, van het vaderhuis.

Nieuwe Testament

Alle dingen mogelijk bij God

Een tekst die veelvuldig werd en wordt geciteerd om de almacht van God te staven, is Marcus 10:27. Tijdens de gesprekken, op weg naar Jeruzalem, worden de kinderen de ‘kleinen’ genoemd. Zij hebben voorrang op de weg van en naar het Koninkrijk van God. We zien een rijke man die zozeer gehecht is aan zijn vele goederen dat hij de beslissende stap op de geloofsweg niet kan (mee)maken. Hoe moeilijk het is voor een welgestelde om het Koninkrijk binnen te gaan, illustreert Jezus met het beeld van een kameel en het oog van de naald. De discipelen raken nog meer van slag, omdat dan blijkbaar niemand behouden kan worden. Daarom antwoordt Jezus: ‘Bij mensen is het onmogelijk, maar niet bij God; want alle dingen zijn mogelijk bij God’ (zie ook Mat. 19:26 en Luc. 18:27). De tekstoverlevering is niet eensluidend. Bepaalde handschriften duiden het slot naar de toekomst: bij God zal alles mogelijk zijn. Kerkvaders in de eerste eeuwen verbinden deze woorden met de almacht van God (o.a. Ambrosius), nader bepaald: met de opstanding der doden en de uiteindelijke bestemming van de mens (Justinus, Tertullianus, Origenes). Vooral twee teksten uit het Oude Testament klinken in dit verband door. De eerste is Job 42:2, waar Job reageert op de Here die hem ter verantwoording roept: ‘Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen uwer plannen wordt verijdeld’ (GNB: Ik weet dat U alles kunt, voor U is niets onmogelijk). De andere plaats is Genesis 18:14. Sara lacht om de belofte die van Godswege wordt gedaan. De Here vraagt aan Abraham waarom zij lacht, want: ‘Zou voor de Here iets te wonderlijk zijn?’ (NBV: Is ook maar iets voor de Heer onmogelijk?). Nog afgezien van de vraag of we deze teksten op het heden of de toekomst moeten betrekken, is de strekking van het woord van Jezus duidelijk: het gaat niet om een willekeurig aantal mogelijkheden dat God ter beschikking staat om nu of straks te realiseren, maar om de doorwerking van zijn heilzame plannen. Niets, niemand kan Hem weerhouden om zijn doel te bereiken.

Paulus

Een dergelijke betekenis heeft ook een citaat dat Paulus heeft opgenomen in 2 Korintiërs 6:18. De apostel verdedigt zijn dienstwerk ten overstaan van lasterlijke en tendentieuze praatjes. Het kan niet zo zijn dat de zaak van de levende God en die van de afgoden naar believen met elkaar verwisseld of vermengd worden. Met een verwijzing naar het Oude Testament (o.a. Lev. 26:11-12; Ez. 37:27; Jes. 52:11) verwoordt de apostel Gods beloften: ‘Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige’ (6:16-18). De aanduiding pantokratoor als nadere bepaling van de Here is kennelijk ontleend aan de Septuagint, wellicht aan 2 Samuël 7:8. Was deze typering toentertijd vrij algemeen in christelijke kringen? Deze vraag brengt ons bij het laatste bijbelboek.

Openbaring

In Openbaring komt het woord ‘almachtig(e)’ relatief vaak voor, vooral in de liederen: 4:8; 11:17; 15:3; 16:7 en 19:6. Het ligt voor de hand dat de praktijken van de christelijke eredienst in dit bijbelboek duidelijk doorklinken. Wellicht is de typering van God als de Almachtige vooral in deze kringen van de eerste christenen tot een gangbare uitdrukking geworden. Tegen deze achtergrond is het ook begrijpelijk dat in Openbaring 19:15, waarin woorden van Psalm 2:9 en Jesaja 63:3 doorklinken, de benaming Almachtige is toegevoegd. Hoe wezenlijk deze benaming was, blijkt – afgezien van de plaatsen die nog niet genoemd zijn: 16:14; 19:15; 21:22 – uit de aanhef van het boek, besloten met de lofzegging: ‘Ik ben de alpha en de omega, zegt de Here

God, die is en die was en die komt, de Almachtige’ (1:8). Te midden van alle aanvechtingen en angsten, in alle stormen van de geschiedenis, worden deze troostwoorden gehoord, ter harte en ter hand genomen: deze weergaloze God, die Zich in Christus ten diepste geopenbaard heeft, is de Almachtige, sterker dan de demonie, de duisternis, de dood. Het uiteindelijke doel, verankerd in het offer van Christus, is vast en zeker: de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Kern

Gods almacht is de overmacht van zijn ver-bondstrouw. Deze trouw heeft de gestalte van Jezus Christus aangenomen, heeft daarom veelal het karakter van wat in onze ogen onmacht is, maar zal uiteindelijk zegevieren, ten koste van alle heilloze machten. De belijdenis van God als de Almachtige wil te midden van de aanvechtingen en raadsels van het leven het geloofsvertrouwen versterken en de hoop levend houden.

Het blijkt niettemin buitengewoon moeilijk te zijn om woorden als ‘de Almachtige’, ‘de almachtige God’ binnen het zinsverband, het taaleigen van de Bijbel te houden. Ze gaan zomaar een eigen leven leiden, gevuld met wat wij doorgaans onder macht verstaan. Wanneer die macht tot de hoogste macht verheven wordt, springen al gauw de stoppen door en wordt het aardedonker. We zullen het spreken over de (al)macht van God telkens weer moeten corrigeren door het Woord van de Levende, het levende Woord.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: God, gezalfde, Heer, macht.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken