Menu

Premium

18. Feesten doe je niet alleen

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Zie ook

Zacharia 8:18-23

Hoofdstuk 8 is Gods troonrede in tien stellingen over de vernieuwing van zijn aanwezigheid bij zijn volk. Het slot van Gods woorden bestaat uit drie stellingen die vanaf nu nadrukkelijk gericht worden aan de profeet zelf: ‘toen sprak JHWH mij aan’. Die adressering is ook al een paar keer eerder gebruikt. In 7:6 waar God een kritische vraag stelde over het nut van het vasten, maar ook in 4:8 en 6:9 waar God beloftes uitspreekt. Je merkt daaraan dat het boek Zacharia door verschillende handen is gegaan. De schrijvers van het eerste hoofddeel van het boek, hoofdstuk 1 – 8, vertellen over Zacharia en zijn visioenen, maar ze geven ook de teksten door waarin Zacharia zelf spreekt en als profeet optreedt. Dit eerste deel wordt nu afgesloten met zo’n tekstgedeelte waar God de profeet direct aanspreekt. Daarmee is het ook een hoogtepunt. God vat kort samen wat het gaat betekenen dat hij, zoals vers 15 zegt (CW 22), is omgekeerd en zijn hartstocht voor leven doorzet (vers 12): vastentijden worden feesttijden, talloze mensen zullen God komen aanbidden en vreemdelingen zullen in alle talen zeggen: God is bij jullie, we doen mee.

18 Toen sprak JHWH van de hemelmachten mij aan met de woorden:

19. Dit is wat heeft JHWH van de hemelmachten heeft gezegd: ‘De vastentijd van de vierde, de vastentijd van de vijfde, de vastentijd van de zevende en de vastentijd van de tiende maand zal voor het huis Juda overgaan in vrolijkheid en vreugde en mooie feesten. En dan moeten jullie de waarheid en de vrede liefhebben.’

20. Dit is wat heeft JHWH van de hemelmachten heeft gezegd:

21. ‘Alsnog gaat het gebeuren dat volken komen en inwoners van talrijke steden. En dat bewoners van de ene stad naar de andere gaan met de woorden: “Laten we toch gaan om te aanbidden in de aanwezigheid van JHWH en de nabijheid van JHWH van de hemelmachten te zoeken. Ik wil in elk geval gaan.”

22. Dan zullen talrijke volken en machtige naties komen, om JHWH van de hemelmachten in Jeruzalem te zoeken en te aanbidden in de aanwezigheid van JHWH.’

23. Dit is wat heeft JHWH van de hemelmachten gezegd
‘In die dagen gaat het gebeuren,
dat tien mannen uit alle soorten talen van volkeren houvast zoeken
en een Joodse man bij de zoom van zijn mantel vastpakken met de woorden:

“Wij willen met jullie mee gaan,
Want we hebben gehoord dat God bij jullie is.” ’

Pas nu komt er een antwoord op de moedeloze vraag in 7:3 naar het nut van het ritueel van vasten en droevig zijn, al 70 jaar, sinds de val van Jeruzalem. Dat was alleen jullie eigen godsdienstigheid, zei God toen. Maar ik wil iets anders: we maken er feestdagen van. Stelling acht (vers 19) is niet zuinig. Ging het in hoofdstuk 7 het nog over twee maanden met tijden van vasten om de verwoesting van Jeruzalem, inmiddels zijn het er vier geworden. We hebben ook nog de 4e maand waarin ooit koning Zedekia werd gevangen genomen en de 10e waarin een bres werd geslagen in de muur van Jeruzalem. Maar, als God omkeert, wat hij al vanaf hoofdstuk 1:2 van plan was, wordt alles anders. Vastentijden worden nu feesttijden en het worden er kennelijk ook nog een paar meer. Bij al die nieuwe vrolijkheid komt er ook weer ruimte voor echte godsdienst, want in één adem volgt dan: nu moet je ook waarheid en vrede liefhebben. Dat is een klassieke profetische waarheid die al door Jesaja kort en krachtig werd geformuleerd (1:13): onrecht tegelijk met feestelijke bijeenkomsten, God verdraagt dat niet. En nu God na de deportaties van de vorige generatie weer bij zijn volk komt wonen, verandert er wel heel veel, maar zijn woorden over recht en waarheid blijven gewoon geldig, zo staat regelmatig bij Zacharia (8:16 7:9)

Stelling negen (vers 20-22) is consequent. God woont niet ergens in onze mooiste dromen en gedachten. Als hij in Sion, op zijn heilige berg (vers 3) feesten organiseert voor vernieuwde mensen, dan moet je de deur uit. En dan ook niet alleen of alleen met de vaste kern. Hier klinkt nog eens de profetie die ook al na het derde visioen stond in Zacharia 2:14,15 (CW 2015:24). Het herstelde Jeruzalem wordt niet krap bemeten. Het wordt een plaats voor de gedeporteerden die terug komen, maar ook voor ‘talrijke’ volken die zich willen aansluiten. De mensen nodigen elkaar uit: kom mee om God te ‘huldigen’, zo staat er. Dat is een term die hoort bij een vorst die ergens audiëntie houdt. Gaat het over God dan is het: meedoen aan de feestelijke aanbidding in zijn aanwezigheid. Het werkwoord ‘zoeken’ dat er bij staat, betekent iets vergelijkbaars: ‘in de buurt willen zijn van’. Het gaat immers over God die weer in Sion wil wonen (8:3). Daar moet je zijn. Voor de huidige bijbellezer, joods of christelijk, is de ruimte om te aanbidden nog weer breder dan die ene plek. Maar het is goed om te beseffen dat de ruimte voor vele anderen ook bij de profeten heel gewoon is.

Stelling tien (vers 23) is daar helder over. Wanneer God opnieuw begint met zijn volk, zal dat niet verborgen zijn. Anderen horen ervan en willen meedoen. En al spreken ze alle soorten van talen, ze hebben het goed verstaan: “we hebben gehoord dat God bij jullie is.” Gods presentie: dat gaat altijd anders dan je denkt. In Jesaja 41 en 43 is het een bemoediging voor Israël. ‘Vrees niet, ik ben bij jullie.’ Maar dat is geen pastoraat, dat is nieuws. God gaat zijn eigen gang. Dat blijkt uit het gesprek van de Filistijnse koning Abimelech die tegen de aartsvader Izaäk zegt (Gen. 26:28): ‘we hebben gezien dat God met jou is.’ God had het al een paar keer gezegd, maar de vreemdeling valt het op. Zoals het ook de vreemdelingen hier in vers 23 opvalt. Dit is niet het verhaal van de sterkste cultuur, of superioriteit van de beste godsdienst. Het is de biografie van een God met een hartstocht voor leven, die te koppig is om zijn mensen te laten ondergaan, of ze nu al eeuwen meedoen of er nog maar pas van hebben gehoord.

Lees het volgende artikel in deze serie: 19. Na de droom een koude douche?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken