Menu

Premium

Blijdschap, juichen, vreugde

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

In de dagelijks beoefende geloofstaal komen woorden uit deze woordgroep veelvuldig voor. In prediking, in persoonlijk getuigenis, in lied en lofzegging wordt dikwijls uiting gegeven aan blijdschap.

In de dagelijkse omgangstaal worden deze woorden ook gehoord. Voetballers bijvoorbeeld worden na een overwinning door de supporters toegejuicht. Hetzelfde geldt popsterren na een concert of voorstelling. Overigens klinken de woorden blijdschap en vreugde jongeren erg archaïsch in de oren. Het is bijna vanzelfsprekend dat we in de muziek veel over blijdschap, juichen en vreugde horen. Te denken valt aan het slotkoor uit Beethovens negende symfonie op tekst van Schillers ‘Ode an die Freude’ of aan de jubelende passages in ‘Ein Deutsches Requiem’ van Johannes Brahms. De cantates van Johann Sebastian Bach geven ons er eveneens overvloedig getuigenis van. Maar ook in instrumentale muziek zit dikwijls veel vreugde.

In de onderlinge omgang en de daarbijbehorende vormen heeft men in de loop der eeuwen ook gebruikgemaakt van werkwoorden die in verband staan met deze woordgroep. Dit leidt soms tot een verandering van betekenis. Bijvoorbeeld het Griekse werkwoord chairein, ‘zich verheugen’ of ‘zich verblijden’, is gebruikt om elkaar te groeten. Met deze groet wenste men elkaar een goede gezondheid en veel geluk toe.

Woorden

De beide woorden ‘blijdschap’ en ‘vreugde’ verschillen in betekenis niet veel van elkaar. Toch zijn er taalkundigen die wel een zeker verschil aanbrengen tussen beide woorden. ‘Blijdschap’ zou een innerlijke ervaring van gelukkig zijn beschrijven, terwijl ‘vreugde’ meer de uiterlijke expressie van deze innerlijke blijdschap tot uitdrukking brengt. Dit kan dan in woorden, of met lichaamsbeweging zoals springen en dansen gedaan worden. In dit verband kan ook gewezen worden op het woord ‘juichen’. Immers, wanneer wij onze stem verheffen en uiting geven aan onze blijdschap, dan juichen wij en geven zo een spontane uiting van vreugde. We kunnen concluderen dat het verschil tussen blijdschap en vreugde ragfijn is.

De in onze bijbelvertalingen gebruikte woorden gaan wat betreft het Oude Testament terug op verschillende Hebreeuwse woorden, met name simcha en sason die ongeveer synoniemen zijn.

In het Grieks zien we hetzelfde. De woordenboeken vertalen meestal chara met ‘blijdschap’ en alliasis met ‘vreugde’. In Nederlandse bijbelvertalingen worden beide woorden door elkaar gebruikt.

Betekenis in context

Oude Testament

In het Oude Testament vinden we ‘blijdschap’ en ‘vreugde’ naast elkaar. De dichter van Psalm 51 vraagt of God hem weer blijdschap en vreugde wil doen horen (vs. 10). Tussen de beide woorden is hier geen onderscheid, gezien de oudtestamentische gewoonte om synoniemen te gebruiken en soms zelfs verwante woorden te stapelen (vgl. Spr. 1:14).

Zich verheugen over het goede

Blijdschap is niet iets dat op zichzelf staat. Het blij zijn heeft een bron. Het is altijd het zich verheugen over iets. Blijdschap wordt in het leven altijd door iets anders veroorzaakt. Dat kunnen heel eenvoudige alledaagse dingen zijn. We lezen in het Oude Testament dat men zich verheugt over de goede dingen van het leven, zoals gezondheid (Jes. 38:20), eten en drinken (Ps. 104:14), persoonlijke welvaart (Deut. 12:17-18; 1 Kron. 12:40) of verstandige kinderen (Spr. 23:14-25). De schrijver van het Spreukenboek waarschuwt echter wel dat deze blijdschap gemakkelijk kan veranderen. Het laatste van de blijdschap is droefheid, zo vertaalt de SV Spreuken 14:13. De NBG-51 heeft: het einde der vreugde kan kommer zijn. Het Oude Testament beschouwt de schepsel-matige vreugde om de goede dingen van het leven niet als van minder belang. Het zijn gaven van God. Koning David belijdt dit met de woorden: ‘Rijkdom en eer komen van U’ (1 Kron. 29:12) en dan prijst hij God voor alle goede gaven die Hij uit zijn hand heeft ontvangen: ‘Het komt alles van u’ (1 Kron. 29:14).

Vreugde om Gods woorden en daden

Wel is er met nadruk sprake van blijdschap en vreugde in godsdienstige zin. Het is de blijdschap van de gelovige Israëliet die zijn centrum vindt in God. In de eredienst krijgt deze vreugde over Gods daden van verlossing zowel in het heden als in het verleden stem (Ps. 32:11). De profeet Habakuk jubelt zelfs over een verlossing die nog komen moet. Die blijdschap hangt niet af van uiterlijke voorspoed. Als hongersnood en armoede het leven van de gelovige teisteren, dan nog zal hij juichen in de Here en Hem belijden als de God van zijn heil (Hab. 3:17-19). De grond voor die vreugde is het vertrouwen op de God van het verbond.

De gelovigen verheugen zich ook over Gods geboden (Ps. 119:62). De blijdschap wordt inhet Oude Testament gezien als een gave van God. Hij geeft al het goede aan de koning en het volk en dit maakt de burgers van het land blij (1 Kon. 8:66). Deze blijdschap wordt niet alleen persoonlijk, maar ook gemeenschappelijk genoten. Tijdens godsdienstige feesten (2 Kron. 30:23, 25; Neh. 8:12, 17; Ezra 8:16, 17), bij een kroningsplechtigheid (1 Sam. 1:15; 1 Kon. 1:39, 40) en bij de inwijding van de tempel (1 Kon. 6:65, 66; Ezra 3:10-13) uit zich deze blijdschap van het hele volk in spontaan vreugdebetoon.

De blijdschap over wat God gedaan heeft en geeft, is niet alleen maar een gave. Het is ook een opgave. Met name in de Psalmen wordt herhaald opgeroepen zich te verblijden in de Here (Ps. 2:11; 33:1; 68:5; 81:2; 98:4; Jes. 12:6). Wie een concordantie raadpleegt, zal zien hoeveel keren er in het Oude Testament sprake is van juichen. Dit vreugdebetoon geschiedde dikwijls met de menselijke stem (Ps. 47:2), met psalmgezang (Ps. 95:2) en met muziekinstrumenten (Jes. 52:9).

Het is God die deze jubel en blijdschap over zijn heil bij de gelovigen bewerkt (Jes. 65:8). Het meest merkwaardige is dat niet alleen de gelovigen juichen over Gods verlossing, maar dat God als het ware meedoet en zelf ook juicht over het herstel van Jeruzalem en over de verlossing van zijn volk (Jes. 65:9).

Er zit in gelovige blijdschap ook een beschermend element. De vreugde in de Here (NBG-51) of de blijdschap des Heren (SV), die is uw toevlucht (lett. een bolwerk), zegt Nehe-mia (8:11). Zoals een bolwerk veiligheid biedt, zo beschermt deze vreugde tegen de droefheid over de zonden (Neh. 8:10).

Nieuwe Testament

Het Nieuwe Testament spreekt eveneens uitvoerig over blijdschap en vreugde. Al komt in de gangbare vertalingen het woord juichen niet voor, toch is er wel degelijk sprake van jubel in het hart. De vreugde draagt een minder uitbundig karakter dan in het Oude Testament. Ze is meer ingetogen.

Is er in het Oude Testament blijdschap en vreugde over wat God gedaan heeft in de schepping en wat Hij doet in het leven van het volk en van de individuele gelovige, in het Nieuwe Testament staan blijdschap en vreugde in nauw verband met Christus en met de Heilige Geest. Het evangelie is een blijde boodschap en dit maakt degenen die erin geloven blij.

Vreugde om Christus en zijn heil

Bij Lucas is er de vreugde om het messiaanse heil. Zijn eerste boek is het evangelie van de blijdschap. Het is een blijdschap die haar centrum vindt in Christus. Er is al een jubeltoon vóór de geboorte van Christus. Een engel vertelt Zacharias dat er over de geboorte van de voorloper van Jezus blijdschap en vreugde zal zijn en dat velen zich over zijn geboorte zullen verblijden (Luc. 1:14). Maria verblijdt zich over God, haar Zaligmaker (Luc. 1:47). De engel spreekt in de boodschap tot de herders van de grote vreugde die heel het volk zal ten deel vallen. De reden van die vreugde is de geboorte van Christus, de Verlosser (Luc. 2:10-11).

De zaligsprekingen eindigen met een oproep om blij te zijn en van vreugde op te springen (Luc. 6:23). De schare verheugt zich over de heerlijke dingen die Jezus doet (Luc. 13:17). De zeventig discipelen keren met blijdschap terug na hun volbrachte taak (Luc. 10:17). Er is blijdschap in de hemel over een zondaar die zich bekeert (Luc. 15:7, 10). De Emmaüsgangers verblijden zich over hun ontmoeting met de opgestane Christus (Luc. 24:41) en de apostelen zijn overstelpt van vreugde bij de hemelvaart van Jezus (Luc. 24:52).

Ook in Lucas’ tweede boek, Handelingen, is meermalen sprake van blijdschap. Zo bewerken de christusprediking van Filippus en de tekenen van heil die met die prediking gepaard gaan in de stad Samaria grote vreugde (Hand. 8:4-8). Deze blijdschap is onafhankelijk van uiterlijke omstandigheden. Het is de blijdschap van het geloof en ze draagt een paradoxaal karakter, zoals Handelingen 16:25 laat zien. Paulus en Silas loven God in de nacht van gevangenschap en lijden (vgl. ook 2 Kor. 4:7-18).

Vreugde als vrucht van de Geest

De blijdschap is geen vrucht van eigen bodem, maar geschenk van de Heilige Geest. In zijn brief aan de Galaten wordt door de apostel Paulus een verbinding gelegd tussen blijdschap en de Heilige Geest. Een van de aspecten van de vrucht van de Geest is blijdschap (Gal. 5:22).

Deze blijdschap, die de Heilige Geest door het evangelie in het leven van de gelovige bewerkt, is de innerlijke vreugde over de verlossing uit een uitzichtloos bestaan. Paulus noemt dit in Romeinen 4:17 een ‘blijdschap door de Heilige Geest’. In zijn brief aan de Filippenzen wordt door Paulus vanuit de gevangenis op verschillende plaatsen over blijdschap gesproken (Filp. 1:4; 2:2; 2:29; 4:1). Er klinkt zelfs een tweevoudige oproep om steeds blij te zijn (Filp. 4:4). De blijdschap waarover Paulus schrijft, heeft een bepaalde bron. Die bron is Christus die Here is. De gelovigen moeten zich ‘in den Here’ verblijden. Door de geloofsgemeenschap met Christus kan er echte en blijvende blijdschap zijn. Deze blijdschap kan zelfs beleefd worden onder zeer moeilijke omstandigheden, zelfs in het aangezicht van de dood.

Vreugde in tijden van beproeving

Ook Jakobus legt een verband tussen vreugde en lijden. Hij weet van beproeving die erop gericht is de echtheid van het geloof aan tetonen. Jakobus kan tot vreugde oproepen, hoewel er allerlei beproevingen zijn. Hij weet dat deze beproevingen, deze tegenslagen van allerlei aard – zoals ziekte, armoede, ballingschap, oneer en dood (Calvijn) – een heilzame uitwerking in het leven van de gelovigen hebben (Jak. 1:2, 3).

De apostel Petrus omschrijft de blijdschap over het deel hebben aan het verlossingswerk van Christus als een ‘onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde’ (1 Petr. 1:8). Hij roept zijn lezers op hierover blij te zijn. Zij moeten de beproeving, hier de smaad hun aangedaan vanwege hun geloof in Jezus (1 Petr. 2:19), zien als een proef waaraan ze onderworpen worden. Zo wordt de echtheid van het geloof proefondervindelijk vastgesteld (1 Petr. 1:7). Daarom de oproep: ‘Verheugt u daarin, ook al wordt gij thans, indien het moet zijn, voor korte tijd door allerlei verzoeking bedroefd’ (1 Petr. 1:6). De gelovigen mogen zich nu reeds met vreugde verblijden (1 Petr. 4:13) over de eeuwige heerlijkheid waartoe zij geroepen zijn (1 Petr. 5:10).

Kern

Blijdschap is de grondstemming van de gelovige. Het is een vreugde waarin God en Christus centraal staan en die door de Heilige Geest gewerkt wordt in het hart van Gods kinderen. Deze vreugde omvat alle goede dingen die God geeft. Wat God geeft aan goede dingen in het aardse bestaan en aan geestelijke zegeningen wordt met blijdschap uit Gods hand ontvangen. Tegelijk wordt met vreugde uitgezien naar de volle verlossing als Jezus terugkomt.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: evangelie, heil, beproeving, lijden.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken