Menu

Basis

De kosmos in de Bijbel

Bronnen van spiritualiteit

De volgende drie bijbelgedeelten verbinden ons, ieder op hun eigen manier, met de Eeuwige en de kosmos. In Genesis 1 gaat het om het verhaal over de schepping als geloofsbelijdenis. Bij Psalm 8 om de veelal religieus geduide ervaring van de grootsheid van het heelal. In Openbaring om het beeld van de vrouw en de draak.

Genesis 1:1

In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods Geest zweefde over het water. (Genesis 1:1)

Hoezeer de bijbelse verhalen zich op den duur lijken te versmallen tot de lotgevallen van het volk Israël, de komst van Christus en de verspreiding van het christendom, het blijft God van het begin af aan om de hele schepping gaan. Bij de schepping gaat het om de hele kosmos: de aarde, de zon, de maan en de sterren.

Het bijbelgedeelte Genesis 1 is eerder een prachtig vormgegeven geloofsbelijdenis dan een verhaal of theorie over hoe de wereld en het heelal ontstaan zijn. Lang heeft men de Bijbel gelezen als enige waarheid over mens, wereld en kosmos. De aarde werd gezien als middelpunt van het heelal. Totdat de wiskundige en astronoom Copernicus een heliocentrisch model van het universum formuleerde, waarbij de zon, in plaats van de aarde, in het centrum werd geplaatst. Dit moment in de geschiedenis wordt wel de Copernicaanse omwenteling genoemd.

Sinds dit moment is in de kerk gaandeweg steeds meer de overtuiging gegroeid dat de Bijbel geen wetenschappelijk boek is, maar een boek over geloof en vertrouwen. Het vertrouwen dat God het geheel van die kosmos draagt. Maar ook dat wij mensen verantwoordelijkheid zijn voor het behoud ervan.

Psalm 8:4-5

Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren door u daar bevestigd, wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt, het mensenkind dat u naar haar omziet? (Psalm 8:4-5 )

Een paar jaar geleden stond ik samen met buren in het donker op de brug achter onze huizen. We wachtten op de maansverduistering die zou plaatsvinden. De sfeer was gezellig en het bier ging rond. Iemand had een grote telescoop neergezet en daar gebeurde het: iedereen mocht even kijken en ademloos vergaapten wij ons aan de kraters op de maan, die ineens zo dichtbij was. Omgekeerd voelden wij ons ineens piepkleine passanten op een kleine planeet.

God draagt het geheel van de kosmos

Wij zijn ons er niet elke dag van bewust dat we op die kleine planeet wonen, die onderdeel uitmaakt van een eindeloos universum, de kosmos. Maar als we dan door zo’n telescoop kijken of weer eens een overweldigende sterrenhemel zien – vaak als we in donkere delen van ons land of in het buitenland zijn – dan beseffen we weer de grootsheid van de kosmos en hoe klein wij zijn. Dan kan je een gevoel overvallen dat raakt aan het oneindige; een gevoel dat vaak religieus wordt geduid.

Wie vertrouwd is met deze psalm herkent daarin de verwondering over de Schepper die omkijkt naar z’n schepsel, de mens. Zoals in een oud kerklied ontroerend wordt bezongen: ‘En onder miljoenen hebt Gij ook mij in ’t oog.’

Ook in onze wereld is veel drama

Openbaring 12: 1-6

Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw, bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd. Ze was zwanger en schreeuwde het uit in haar weeën en haar barensnood. Er verscheen een tweede teken in de hemel: een grote, vuurrode draak, met zeven koppen en tien horens, en op elke kop een kroon. Met zijn staart sleepte hij een derde van de sterren aan de hemel mee en smeet ze op de aarde. De draak ging voor de vrouw staan die op het punt stond haar kind te baren, om het te verslinden zodra ze bevallen was. Maar toen ze het kind gebaard had – een zoon, die alle volken met een ijzeren herdersstaf zal hoeden –, werd het dadelijk weggevoerd naar God en zijn troon. De vrouw zelf vluchtte naar de woestijn. God had daar een plaats voor haar gereedgemaakt, waar twaalfhonderdzestig dagen lang voor haar gezorgd zou worden. (Openbaring 12: 1-6)

Het laatste bijbelboek is ontstaan in een tijd van vervolging van de christenen. Het is geladen met allerlei beelden en symboliek. Via de ziener Johannes, schrijver van het boek, krijgen we een heftig beeld door van een strijd met kosmische proporties. Een strijd tussen de vrouw in barensnood en de vuurrode draak die met zijn staart sterren op de aarde smijt. Het is een strijd tussen goed en kwaad, christendom en de Romeinse keizerscultus, Jeruzalem en Babylon. De vrouw wacht op nieuw leven. Maar het wachten van de draak is gewelddadig; zodra het nieuwe leven geboren is, wil hij het verslinden. Maar God verhoedt dat en brengt zowel de vrouw als het kind in veiligheid.

De overweldigende sterrenhemel doet beseffen hoe klein wij zijn

Deze beeldtaal is niet altijd makkelijk te begrijpen, maar als we naar onze wereld kijken, dan zien we daar zich evengoed veel drama afspelen. De actualiteit laat ons beelden zien die zeker te vergelijken zijn. Vluchtelingen in kampen, waar (jonge) kinderen zich alleen staande moeten houden. Hulporganisaties en vrijwilligers, die pogen iets goeds te doen voor de bewoners. Een heel kamp dat in vlammen opgaat. Uit frustratie om de uitzichtloosheid? Een nieuw leven en een nieuwe toekomst worden bedreigd door wetten en regels, door onwil in landen die weinig mensen willen opnemen.

Het verhaal gaat over de kosmische strijd tussen goed en kwaad

Is er nog ergens een God die naar deze mensen omkijkt, die hen in veiligheid brengt? Die opkomt voor armen en rechtelozen? De Bijbel geeft daar een positief antwoord op. De spannende kosmische strijd van goed en kwaad zal uiteindelijk ten goede worden beslist, is de boodschap.

Neely Kok is emeritus predikant, contextueel pastor, begeleider van meditatiegroepen en kloosterweekenden en redacteur van Herademing.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken