Menu

None

Deugen de meeste mensen of zijn ze geneigd tot alle kwaad?

De vraag of alle mensen deugen, valt ook vanuit de ethiek te bezien. Dan gaat het over deugden, hoofddeugden en theologische deugden. Waartoe leidt deze bezinning?
Prof.dr. P.H. Vos is universitair hoofddocent ethiek en bijzonder hoogleraar protestantse geestelijke verzorging bij de krijgsmacht aan de Protestantse Theologische Universiteit (Amsterdam/Groningen).

In zijn veelgelezen boek De meeste mensen deugen steekt Rutger Bregman ons een hart onder de riem: we zijn in principe geen slechte, maar goedwillende wezens. Dat juich ik toe. Toch denk ik dat de klassieke notie van de ‘geneigdheid tot alle kwaad’, waartegen Bregman zich afzet, ook betekenisvol is. Ja, de meeste mensen deugen, maar lang niet altijd. Dat is realistischer dan de eendimensionale opvatting dat we allemaal wel oké zijn.

Je deugt pas als je alle deugden hebt verworven

Het hangt er natuurlijk vanaf wat je onder ‘deugen’ verstaat. Ik vat het op in termen van de deugdethiek. Dan betekent de stelling van Bregman dat de meeste mensen de deugden bezitten die kenmerkend zijn voor een goed leven. In de klassieke opvatting zijn dat allereerst de zogenaamde kardinale deugden. Dat zijn de vier hoofddeugden moed, maat, rechtvaardigheid en verstandigheid. Deze vier deugden vinden we bij de oude Grieken. Ze werden vervolgens ook in het christendom opgenomen en vanuit het christelijke geloof ingevuld. Zo betekende rechtvaardigheid niet langer alleen recht doen aan de ander in de eigen gemeenschap, maar aan iedere naaste. Ook voegden christelijke theologen drie theologische deugden toe: geloof, hoop en liefde. Terwijl de kardinale deugden door oefening verworven kunnen worden, zijn de theologische deugden afhankelijk van Gods genade. Je treft deze zeven deugden aan in talloze gebrandschilderde ramen en andere afbeeldingen in kerken. Dit wijst erop dat het christendom helemaal niet vies is van het idee dat mensen kunnen deugen. Wie deugt, heeft deze deugden verworven en ook alle daarvan af te leiden deugden.

Eenheid van de deugden

De samenhang van de deugden wordt in de klassieke deugdethiek uitgedrukt in de stelling van de ‘eenheid van de deugden’. Dit houdt in dat wie een van deze deugden heeft, ook de andere deugden moet hebben. Wie moedig is, maar geen maat houdt in zijn verlangens of zijn moed op een onrechtvaardige of onverstandige manier inzet, is niet werkelijk moedig. De moedige nazi deugt dus juist niet, want een nazi zet zijn moed volstrekt onrechtvaardig in. In de ene deugd komen de andere deugden altijd mee. Je deugt pas als je alle deugden hebt verworven. Dat is de meeste mensen niet gegeven, al zijn ze daarmee natuurlijk nog geen nazi’s of alleen maar geneigd tot het kwade.

Mensen zijn een mix van deugden en ondeugden

Protestantse visie

Het besef, dat mensen dikwijls niet blijken te deugen, verhinderde kerk en theologie niet om veel nadruk te leggen op de waarde van de deugden. De Reformatoren Luther en Calvijn zetten de menselijke zonde stevig aan, om de genade des te sterker te benadrukken. Toch belette dat hen, en vele Protestantse theologen na hen, niet om oog te houden voor de deugden. De nadruk op de genade van God betekent niet dat het onmogelijk is om te groeien in de deugd en als mens te deugen. Wel is er in deze visie steeds het besef dat het kwade niet ver weg is. De mens kan zichzelf misleiden, door anderen op een verkeerd spoor komen en in de greep van het kwade komen. En als dat allemaal nog niet zo’n vaart loopt, dan nog geldt dat volmaaktheid in het aardse bestaan nooit bereikt zal worden.

Als geheel staat de christelijke traditie voor een genuanceerde visie: de mens is van nature gericht op het goede en kan het goede ook doen, maar het kwade verstoort de boel ook steeds weer. Daarom heeft de mens God nodig, die het kwade ten goede keert. Het gaat in deze christelijke visie dus om drie elementen die allemaal tegelijk waar zijn: mensen deugen, ze zijn tegelijk tot het kwade geneigd en daarom zijn ze afhankelijk van het goede dat van buiten komt.

Een mix van deugden en ondeugden

Nu zou je kunnen zeggen: dit is een kwestie van geloof, een bepaalde opvatting. Maar in de praktijk ervaren we dat de meeste mensen gewoon deugen en niets kwaads in de zin hebben, zoals Bregman benadrukt. Het interessante is nu dat ook allerlei psychologische studies laten zien dat de meeste mensen niet zonder meer deugen. Veeleer zijn ze een mix van deugden en ondeugden. De meeste mensen hebben ‘mixed characters’. We blijken sommige deugden wel te bezitten en andere niet. Je bent bijvoorbeeld enorm toegewijd in je werk, maar niet erg geduldig in het opvoeden van je kinderen. Of we blijken een deugd soms wel te vertonen, maar op andere momenten niet. Je hebt bijvoorbeeld wel de moed om het voor iemand anders op te nemen, maar het ontbreekt je aan moed om je baas de waarheid te zeggen als het erop aankomt. Het blijkt zelfs dat mensen in extreme situaties hun deugden zomaar kunnen verliezen. Vredelievende mensen blijken anderen opeens flink pijn te kunnen doen, als hoger geplaatsten ze daar opdracht toe geven.

Deugdzame mensen zijn onder invloed van omstandigheden ook tot ondeugdelijk gedrag in staat

De mate waarin we deugden vertonen hangt dus sterk af van de situaties waarin we verkeren. Het is een stuk moeilijker om te doen wat deugdzaam is in een situatie waarin het logischer is om voor je eigen hachje te gaan. En het is moeilijker als enige het goede te doen als de anderen dat niet doen. Wie werkelijk deugt, zou echter juist een bepaalde stabiliteit van karakter moeten bezitten, waardoor je in allerlei situaties op de juiste wijze handelt. Dat is niet velen gegeven. In die ideale zin deugen de meeste mensen in feite dus niet.

Heiligen met serieuze morele zwakten

Maar zelfs mensen die we bij uitstek als voorbeeld van deugdzaamheid zien, blijken dikwijls niet in alle opzichten te deugen. Zo staan de deugden van moed, rechtvaardigheid, geweldloosheid, verstandigheid en compassie die Martin Luther King toonde in zijn strijd voor de burgerrechten van zwarte Amerikanen buiten kijf. Toch is bekend dat hij ontrouw was aan zijn vrouw en er tal van buitenechtelijke relaties op na hield. In dat opzicht hield hij dus geen maat en was hij onbetrouwbaar. Op dit punt werd zijn karakter eerder door ondeugden dan door deugden gekenmerkt, iets wat hij zelf ook erkende. Deugde King? Ja natuurlijk, maar tegelijk ook niet. Hij was een heilige met serieuze morele zwakten. Naast eminente deugden blijkt hij ook notoire ondeugden te bezitten. Wat voor zulke grote voorbeelden als Martin Luther King geldt, geldt in feite voor de meeste mensen. Mensen zoals u en ik die een ‘gewoon’ leven leiden en proberen dat zo goed mogelijk te doen. We deugen wel, maar blijken dikwijls ook niet te deugen.

De stelling ‘de meeste mensen deugen’ is me daarom te simpel. Deugdzame mensen zijn onder invloed van de omstandigheden vrij gemakkelijk in staat tot ondeugdelijk gedrag. We hebben daarom een meer genuanceerd en complex beeld nodig van hoe deugden en ondeugden in een mens samen kunnen gaan.

Groeien in de deugd van de liefde

Ik vind dat genuanceerde denken bij de kerkvader Augustinus. Augustinus omschrijft de deugd ergens als ‘de liefde waarmee je liefhebt wat je behoort lief te hebben’. Hij constateert dat de een verder is in deze liefde dan de ander. Bij sommige mensen ontbreekt de liefde zelfs. Tegelijk is niemand er zo volmaakt in dat je er niet meer in kunt groeien. Vervolgens stelt Augustinus dat datgene wat minder is dan volmaakte liefde van een ondeugd moet komen. Dit betekent dat in ieder mens ondeugden huizen, zelfs in de grootste heilige. Toch is groei in de deugden mogelijk, omdat groei in liefde altijd mogelijk is. Zolang je leeft, is die groei mogelijk. Ook in die zin deugen mensen niet zozeer. Veeleer zijn we voortdurend op weg om deugdzaam te worden.

Liefde opent de blik op wat me te boven gaat en me toch geschonken wordt

Pessimistisch?

Zijn we nu weer terug bij de pessimistische visie waarmee Bregman in zijn boek juist wilde afrekenen? Zijn we niet eens een keer klaar met die sombere christelijke zondeleer?

Ik heb dat ook wel gedacht, maar zie steeds meer de bevrijdende en ontspannende betekenis ervan. Als ethicus met een voorliefde voor de deugdethiek ben ik gaan inzien dat het klassieke deugd-ethische ideaal een harde gesel kan zijn. Elke keer dat ik mijn gebrek aan deugdzaamheid ontdek, is dat een bewijs dat ik de deugden nog helemaal niet bezit. Juist dat leidt tot een sombere kijk op de mens, om te beginnen op mezelf. De klassieke deugdethiek kan niet goed uit de voeten met het menselijke tekort. Ik vrees dat ook de visie dat de meeste mensen deugen daar moeilijk mee uit de voeten kan. Dat is me uiteindelijk te naïef. Liever erken ik dan met Augustinus zowel het hardnekkige bestaan van ondeugden als de mogelijkheid van groei in de centrale deugd van de liefde. Dat is realistisch en bemoedigend tegelijk. Het mooie is bovendien dat de liefde een theologische deugd is. Het betekent dat ze een gave van God is. Het betekent ook dat ze een ontvangend karakter heeft. De liefde is niet puur afhankelijk van mijn morele streven. Liefde is juist openstaan voor wat je gegeven wordt. Ze opent de blik op het goede dat me te boven gaat en me toch geschonken wordt.

Dit artikel is een bewerkte versie van een artikel dat op 12 juni 2020 is gepubliceerd op de website van ‘Het goede leven’, https://www.hetgoedeleven.nl/artikelen/de-meeste-mensen-deugen-maar-lang-niet-altijd.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken