Menu

Premium

Preek: Kom, zie en ontdek de wereld op z’n kop

T.g.v. Ontdekzondag n.a.v. Marcus 12:43-44

Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in hebben gegooid; want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.

Schriftlezing: Marcus 12: 35 – 13: 1

Het eigene van de zondag

Deze preekschets is geschreven voor Ontdekzondag: een jaarlijkse themazondag in februari of maart waarbij leden van kerkelijke gemeentes worden uitgedaagd om écht naar elkaar om te zien, of iemand nu een waarneembare beperking heeft of niet. Ontdekzondag is een initiatief van ‘Dit Koningskind’.

Thema: ‘Kijk Zie en Ontdek de wereld op zijn kop’.

In de preek wordt aangegeven op welk moment er een powerpointdia wordt ingezet. Deze presentatie kan gedownload worden. (Inmiddels is de link naar deze download verlopen. Voor meer informatie: zie de website Dit Koningskind).Van deze pagina kun je ook kinderpowerpoints en –werkbladen downloaden.

Preek

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

1.
De kerk is de meest merkwaardige gemeenschap op aarde. Dat komt door haar stichter: Jezus Christus. Hij is de Zoon van God, Hij is onze Broer. Hij is en God en mens. Hij verenigt uitersten in Zichzelf. Ongelofelijke, buitenaardse krachten combineert Hij met menselijke zwakheid en kwetsbaarheid. Zodra een leerling van Hem had beleden dat Hij de Zoon van God was, kwam zijn onderwijs: `Ik ga naar Jeruzalem om te lijden, en te sterven aan een kruis’. Hij stilde een storm en zat huilend op een ezeltje.

Het samengaan van die tegenstelling zet zich voort in de gemeenschap die Hij gesticht heeft – de kerk. Daarom is de kerk altijd anders dan welke andere vereniging, club, partij of organisatie hier op aarde. Want haar Stichter zette door zijn woorden en daden de wereld op zijn kop, in meer dan één betekenis.

Dat gegeven van `de wereld op zijn kop’ bepaalt ook het kijken, spreken en doen van zijn volgelingen. De apostel Paulus riep het een keer uit: “in mijn zwakheid ben ik sterk”. Ja, want de mensen van de kerk zijn zwakke, kwetsbare mensen; maar door de Heer van de kerk zit er goddelijke kracht in de kerk en in de mensen van de kerk. Daarom heeft de kerk ondanks alle mogelijke aanvallen een veerkracht betoond die niet normaal is.

Dat merkwaardige van de kerk is, als het goed is, ook te zien in haar leden. In hun omgang, in hun waardering van elkaar. In helpen en ondersteunen van wie het nodig hebben; vanuit waardering en liefde voor wie zwak is komen aanpassingen en allerlei vormen van hulpverlening. En wat buiten de kerk hoog gewaardeerd wordt, is in de kerk mogelijk iets waarvan haar stichter en de leden zeggen: “Ach, dat vinden wij niet zo belangrijk, althans niet het belangrijkste; voor ons zijn andere dingen meer in tel”. Bijvoorbeeld een goede opleiding; of als je een topper bent in het zakenleven; supergoed in sport; of steenrijk; of buitengewoon humoristisch. Wellicht prachtig, maar wij vinden het belangrijker hoe de mensen ermee omgaan. Hoe gebruik je wat je gekregen hebt en wat je bent voor God en voor je medemens? Daarom zijn kerkleden die in de ogen van de meeste mensen niet zoveel indruk maken bij ons zeer gewaardeerd; we houden van ze en willen helpen. Omdat wij als volgelingen van Jezus `de wereld op zijn kop bekijken’ zijn ze belangrijk voor ons. Want als je de wereld op zijn kop bekijkt zie je dat mensen die vaak over het hoofd gezien worden – bijvoorbeeld omdat ze een beperking hebben – talenten hebben die voor ons heel belangrijk zijn.

De vereniging `dit Koningskind’ organiseert daarom jaarlijks de zogenaamde `Ontdekzondag’ – welke talenten kun je ontdekken bij mensen met een beperking? En we beperken ons niet tot mensen met een beperking. We gaan het verbreden: in de kerk is ieder een talent. En dat moet je zien. Wat heeft de Here ons gegeven in elkaar, in de ander, ook in de ander met een beperking? Dat klinkt mooi, maar je moet het niet idealiseren of romantiseren. Want de ander kan behoorlijk irritant zijn. Daarom is het van belang de hand van de Here God te zien in het bij elkaar zijn als kerk, Hij brengt ons bij elkaar zoals we zijn. En ieder kan daarin bij bijdragen; zelfs een baby, want als die huilt of lacht prijst hij zijn maker.

Omdat God ons aan elkaar geeft is de ander een waardevol mens; de ander heeft van God wat gekregen wat er toe doet. Daarover gaat de tekst. Die ga ik uitleggen.

Beamer

1. Inleiding
2. Uitleg tekst
3. Geleerd en beperkt – wie leert wie?
4. Wij
5. Ontdekking als uitdaging

Daarna wil ik het een en ander illustreren met het verhaal van een bijzondere geschiedenis van een zeer geleerde man die gevormd is door een gehandicapte jongen. In de volgende stap zoomen we in op ons kerk zijn. En tenslotte een enkel woord om te ontdekken waar onze uitdagingen liggen.

2.
Markus tekent een contrast. We lezen over schriftgeleerden die rondlopen in dure gewaden, over rijken die veel geld in de offerkist gooien en over een arme weduwe. Zo’n contrast mag er niet zijn in Israël. Dat hebben we gelezen in Deuteronomium 15; daar staan bepalingen die willen voorkomen dat mensen definitief tot armoede vervallen. In vers 4 staat dat het niet nodig is dat iemand in het land in armoede leeft. Nu zal het zo niet gaan. In vers 11 staat `armen zullen er altijd zijn bij u’. Dit vers wordt min of meer geciteerd door Jezus even verderop in Marcus: “De armen zijn altijd bij jullie”. Dat wil zeggen: er valt niet aan te ontkomen dat er altijd mensen zijn die op hulp zijn aangewezen. Je kunt altijd je liefde aan je arme medemens bewijzen. En dat moet ook. Daarom die bepalingen in Deuteronomium 15. En op veel meer plaatsen kom je zoiets tegen. Armen hebben recht op een deel van de oogst bijvoorbeeld: de randen van de graanakker niet maaien, de laatste druiven niet plukken – dat is voor de armen.

Bijzonder kwetsbaar waren weduwen en wezen. Daarom hadden die in Gods hart een warme plaats; en God regelde zijn liefde voor weduwen heel praktisch door wetten die weduwen beschermden. Zo bond Hij zijn volk op het hart zijn liefde voor weduwen te laten zien en naar voren te laten komen in het handelen, de blijken van liefdadigheid van zijn volk. Bijvoorbeeld in Exodus 22

Beamer
Tekst: Weduwen mag je niet uitbuiten. Doe je dat toch en smeken zij Mij om hulp, dan zal Ik zeker luisteren.

Weduwen waren kwetsbaar en armoede is te veroordelen. Daarom, zodra het daar misgaat in de kerk van het Nieuwe Testament, organiseren de 12 apostelen een diakenverkiezing om dat op te lossen. De verzorging van de weduwen is de aanleiding voor de georganiseerde vorm van barmhartigheid waar we in het Nieuwe Testament van lezen. Weduwen hadden recht op verzorging. Jezus ziet dus iets wat niet zou mogen. Hij ziet een schrijnende tegenstelling. Hij is, zegt vers 35, in de tempel.

Beamer
Afbeelding: tempel van Herodes in Jezus’ dagen

We lazen in Marcus 13: 1 dat de leerlingen onder de indruk zijn van de imposante gebouwen. Stel je vervolgens de mensen voor die daar lopen en opvallen. Het is rijk, het trekt de aandacht, het is gericht op schoonheid, mensen en gebouwen zijn aan de buitenkant mooi om te zien.

Er zijn geleerde theologen. Hen legt Jezus een vraag voor, over dat de Messias een zoon van David is. Maar ze blijven het antwoord schuldig. Wat stel je dan eigenlijk voor? Jezus gaat door op hoe de schriftgeleerden zijn; tijdens zijn onderwijs zegt hij (vers 38): “Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen”.

Beamer
Afbeelding: Rijk geklede schriftgeleerden en/of Farizeeën

Lucas zegt van de Farizeeën dat ze geldzuchtig waren. En de wet hebben ze niet begrepen. Want in vers 40 neemt Jezus hen kwalijk dat ze de huizen van de weduwen verslinden.

Er zijn, behalve de goedgeklede schriftgeleerden ook andere mensen, rijke mensen. Stel je die mooie, rijk versierde tempel voor. Met dat publiek. En dan komt er iemand die er niet wezen mag in de dubbele betekenis van de uitdrukking: a. ze misstaat er en bij al dat moois is zij een dissonant; b. zij had er volgens de wet van de Here niet als arme weduwe mogen zijn. In die mooie, rijk versierde tempel, met geleerde en goedgeklede mannen zijn veel rijken die veel geven. Door het taalgebruik laat Marcus overvloedigheiden overdadigheid naar voren komen. Wat een tempel, wat een mensen, wat hebben ze veel voor de God van die tempel over. De mannen van God kleden zich ernaar, bestuderen zijn Woord, de rijken geven veel geld. Wat een mensen, wat een tempel, wat een liefde voor God de Heer.

Van dat geven zegt Jezus geen kwaad woord. Hij zegt niet dat het huichelachtig is van de rijken, dat ze eerst die arme weduwe hadden moeten geven, dat het uiterlijk vertoon is. Die weduwe kon niet zoveel geven. Ze is arm. Ze geeft twee muntjes, samen een kwadrant waard, zegt Marcus. Dat is een Romeinse munteenheid. Laten we zeggen 6 eurocent. Twee muntjes, één van 5 en één van 1: € 0, 06.

Beamer
Tekst: € 0, 06

Dan roept Jezus zijn leerlingen. In zijn onderwijs stelt Hij het geven van € 0,06 en de grote giften naast elkaar. En die minimale bijdrage is voor de tempel niet veel, maar voor de God van de tempel wel – meer dan de grote giften. De kleine bijdrage werpt, doordat er rijken waren die met haar in dezelfde temple dezelfde God aanbaden, een smet op de grote giften. Want de kleine bijdrage komt van iemand die er eigenlijk niet wezen mag. Zij had niet arm mogen zijn. Dat zei God in zijn wet. De grote giften zijn niet waardeloos. De dure gewaden mogen. Maar het erge is dat de omstandigheden van de weduwe deze mensen niet ter harte gaat. Dat is ook de betekenis van het vers vlak voor onze tekst, vers 40.

Beamer
Tekst: De schriftgeleerden, die graag in dure gewaden rondlopen, verslinden de huizen van de weduwen

Die dure gewaden is tot daar aan toe; maar dat ze tegelijkertijd de weduwe verwaarlozen is tegen Gods wil.
Toch vervalt de vrouw niet tot rancune. Ze denkt niet iets als `die vrome vlijmschijters – voor het oog zijn ze gelovig, maar ze houden zich niet ad wet en daardoor moet ik creperen. Laat ze maar oprotten met hun tempel. Dat kleine beetje geld wat ik dan nog heb draagt toch niets bij. Zonder € 0,06 te geven geloof ik ook wel in God’. Zo praat ze niet. Ze doet mee, ze draagt bij. En stelt door die kleine bijdrage de grote giften in de schaduw! Dat is de betekenis van Jezus’ uitspraak in onze tekst. Wat is de waarde van het vele geld voor God als zijn wet, die barmhartigheid beoogt, verwaarloosd wordt? Jezus zegt (vers 43): “deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in gegooid hebben”. Niet dat € 0,06 veel is. Maar het vele heeft geen waarde voor God. De bijdragen voor de tempel tellen voor Hem niet, omdat zijn wet niet nageleefd wordt en dus de barmhartigheid niet in praktijk wordt gebracht. De arme zuster telt voor de rijken en voor de schriftgeleerden niet mee. Ze had een andere, een betere plaats moeten hebben. Voor God telt ze wel mee. Dus telt haar bijdrage wel, voor God is dat veel. Dat is vers 44, over dat zij van haar armoede heeft gegeven en de rijken van hun overvloed. Lees dat vers niet als: `en nu moet ze, nu ze haar laatste cent heeft weggegeven, maar zien waar ze geld voor haar levensonderhoud vandaan moet halen’. Want ze had al veel te weinig. Van het weggeven van €0,06 is ze niet merkbaar armer geworden. Jezus zegt: “Die anderen gaven van hun overvloed, zij van haar armoede”. Daarom stelt de bijdrage van € 0,06 de anderen schuldig. Haar bijdrage doet er toe, voor God.

3.
Kleine bijdragen zijn groot voor God. Dus zijn kleine bijdragen voor Gods volk ook groot. Ik wil u als voorbeeld het verhaal vertellen van Henri Nouwen en Adam.

Beamer
Afbeelding: Henri Nouwen

Henri Nouwen was een Nederlandse Rooms-Katholieke man; een priester die niet alleen theologie gestudeerd had, maar zich ook in verschillende andere richtingen ontwikkelde: psychologie en psychiatrie. Een groot geleerde. Hoogleraar aan diverse gerenommeerde universiteiten. Gaf over de hele wereld gastlessen, hield spreekbeurten, schreef wetenschappelijke verhandelingen.

Als hij 54 jaar is besluit hij een heel ander leven te gaan leiden: hij gaat deel uitmaken van een leefgemeenschap met geestelijk en lichamelijk gehandicapten. (Ik citeer:) Hij moet gaan zorgen voor Adam. Dat is een 1 op 1 verzorging. Adam kan niet praten, heeft voortdurend epileptische aanvallen en kan zonder hulp niet bewegen. Adam was met behoorlijke beperkingen geboren, maar door medische fouten na een ongelukje werd hij veel zwaarder gehandicapt; echt zwaar beperkt. Zeer kwetsbaar. En dan schrijft Henri Nouwen: “Hij was net als wij een mens met beperkingen; meer beperkt dan de meesten van ons; hij kon zich niet in woorden uitdrukken. Maar hij was evengoed een volledig mens, een gezegend mens. Met al zijn zwakheid liet hij ons Christus zien. In Adam straalde innerlijk licht. Hij had geen last van opgekloptheid en ambitie. Hij was door zijn zogenaamde handicap leeg voor God. Als je hem oppervlakkig bekeek was hij een gehandicapte die weinig te geven had, een last voor zijn omgeving. Maar wie zo keek, zag hem niet in zijn ware gedaante.

Voor wie het niet ontvangen wil bestaat er geen geschenk (!). Maar wie het in de gaten had ontving in Adams kwetsbaarheid een zegenrijk Godsgeschenk. Op die manier was Adam een prachtig en begaafd mensenkind dat hoop schenkt. Hij was zo transparant. Hij leerde zijn omgeving te begrijpen dat ook zij waardevolle kinderen van God zijn, hoe we ook zijn: rijk, arm, intelligent of geestelijk gehandicapt, knap of onaantrekkelijk. Zo was”, aldus nog steeds de grote geleerde Henri Nouwen, “Adam mijn leraar en begeleider. Heel mijn leven had bestaan uit woorden, ideeën, boeken, encyclopedieën. Maar mijn prioriteiten waren aan het verschuiven. Dat werden Adam en onze kostbare gezamenlijke uren waarin hij zijn lichaam in alle weerloosheid aan mij toevertrouwde, zichzelf overgaf aan mij om uitgekleed, gebaad en aangekleed te worden, te eten te krijgen, van de ene plek naar de andere te komen”. En als Henri Nouwen eens gejaagd of haastig was, reageerde Adam met een epileptische aanval. Juist die zwakheid was een boodschap: “doe even rustig aan”.

Vervolgens beschrijft Nouwen dat deze wijze van communiceren van Adam voor hem de uitnodiging was alles met Adam te delen. Hij vertelde hem alles. Adam luisterde met heel zijn wezen; en Henri Nouwen schrijft dan: “Hij leerde mij, hij nam mij bij de hand”. Alles wat Henri Nouwen in de vele jaren studie en docentschappen over het hart van God te weten was gekomen zag hij in Adam. De grote vragen over God, liefde, saamhorigheid, afhankelijkheid, zorgen voor – al die dingen werden in de buurt van Adam verantwoord voorzien. Mensen die Adam meemaakten veranderden, werden minder depressief. Maar Henri Nouwen koerste juist toen op een depressie af. Hij had zijn universitaire carrière opgegeven, was een gehandicapte gaan verzorgen en iedereen vond hem edelmoedig. Maar Adam was zoveel beter in het leven als afhankelijk weerloos kind van God. Nouwen leerde hoe moeilijk het is om alles weg te geven en dat je niets hebt om bij God mee te pronken. En hij liep vast. Moest leren van zichzelf te aanvaarden dat hij een kind van God was.

Zo is de meervoudig gehandicapte Adam de leermeester van de briljante geleerde Henri Nouwen geweest. En we leren hoeveel klein-zijn betekent in het Koninkrijk van God. In dat rare Koninkrijk staat alles op zijn kop. Eersten worden laatsten, laatsten worden eersten; daar is kwetsbaarheid een kracht; en wiehet niet begrijpend maar vertrouwend als een kind aanvaardt, gaat voorop. Daar is de bijdrage van de weduwe van € 0,06 veel. Daar is de € 0,04 van Henri Nouwen nog meer waard dan de € 0,06 van de weduwe. En de € 0,02 van Adam overtreft de € 0,04 van Henri Nouwen. De bijdrage die niets schijnt te betekenen is in dat Koninkrijk juist groot. Dat Koninkrijk is de wereld op zijn kop. Ja, wat wil je, dat Koninkrijk bestaat juist door een jonge Joodse man, veracht, door mensen gemeden, verguist, geminacht, een verstoteling. Deze jonge man vestigde het meest prestigieuze Koninkrijk ooit. Hij stelde niets voor. Niemand gaf één eurocent voor zijn leven, geen 6 eurocent, geen vier eurocent, geen twee eurocent. Nul komma nul was Hij waard. Dus aan het kruis met Hem. “Waardeloos mens”, riepen ze in koor, “zijn leven is geen cent waard, we geven niets om Hem”. Juist daardoor zette Hij de wereld op zijn kop.

En je ziet: juist wat in de ogen van de mensen niets bijdraagt blijkt in Gods ogen het meest waardevolle te zijn wat er bestaat. In zijn Koninkrijk staat alles op zijn kop. Zalig zij die de omkering van wereldse waarden blij begroeten.

4.
Wanneer wij als kerk iets van die omkering van alle wereldse waarden zouden weten te bewerkstelligen, zouden we veel winnen. Vooral op het punt van authentiek kerk zijn. Want dan staan we haaks op wat in de wereld in tel is: grote bedragen, dure gewaden, briljante geleerdheid. Dan sluiten we aan bij de stijl van die verachte Joodse jonge man, daar heeft Hij recht op en zo heeft Hij ons bedoeld. Kijk naar de € 0,06 van de weduwe, kijk naar Adam als leermeester van Henri Nouwen.

Ik wil niet naïef zijn. De kerk heeft managers nodig, geldmakers, beleidsmakers. `Het Koninkrijk van God is een zaak die je goed moet managen’, zei een zendingslector indertijd. Het Koninkrijk van God is gebaat bij een goed financieel beheer, een goede financiële instroom. Dat is niet in tegenspraak met wat Jezus ons leert. Want wat Jezus ons leert in zijn reactie op de € 0,06, en waar de geschiedenis van Adam en Henri Nouwen een illustratie bij is, dat is onze houding, onze antenne, onze aandacht voor hoe God werkt, en hoe God is. Zie hoeveel God geeft in ogenschijnlijk kleine bijdragen. Dat is de omkering van wereldse waarden. Dat is de wereld op zijn kop. Wanneer wij als kerk daar niet aan willen, gaan we in tegen wat Jezus als Heer van de kerk heeft laten zien. En vervolgens ook van ons vraagt. Dat kan een ongemakkelijke opdracht zijn; want waarderen wij de ander met de beperking echt, zoals Jezus hoog opgaf vd weduwe van € 0,06? Zijn wij als God blij met haar inbreng? Laten wij ervoor uitkijken Jezus, de Heer van de kerk, niet te verloochenen door in mensen van slechts € 0,06 geen enkele toegevoegde waarde te zien. Je bent pas echt kerk van Jezus Christus wanneer je, net als Hij, mensen met een beperking werkelijk als toegevoegde waarde ziet. En lukt het u om zo – dat is de wereld op zijn kop – te kijken?

Ga dat eens bij jezelf na. En kijk of de volgende zinnen irritatie bij jezelf oproepen; of dat je ze luchtfietserij vindt; of dat je ze kunt beamen.

De man van het geld kan wat leren van de zuster met het syndroom van Down als het gaat over het besef afhankelijk te zijn van God. De beleidsmaker kan leren van het enthousiasme waarmee een gehandicapte jongen zingt. De geleerde kan van iemand leren met een beperking als het gaat over vertrouwen op God.

Wie aan mensen met een beperking voorbij gaat en denkt niet van hen te kunnen leren, negeert een

heel belangrijk stuk onderwijs van Jezus! Wie denkt dat onderwijs van God in die talenten van iemand met een beperking niet nodig te hebben volgt het schema van deze wereld en doet niet mee met de wereld op zijn kop. Dan ga je voorbij aan wat God je geeft in de ander. Je verwaarloost Gods onderwijs van de kleine bijdragen – want wat is klein? Daar denken mensen anders over dan God. Voor Hem is het kleine groots. In het kwetsbare laat God iets van Zichzelf zien. In het kleine zien we Gods hart. In kinderen die het moeilijk hebben door hun stoornis mogen we iets zien van de gebrokenheid in de schepping waar Jezus onder bezweek.

God heeft ons aan elkaar gegeven, en van wie of wat de ander is word ik rijker. Dat leert me € 0,06, dat leren we met Henri Nouwen en Adam. Ik leer anders te denken, op andere dingen te letten. We danken God voor wat Hij ons geeft in broeders en zusters met een beperking. Dat geldt even zo goed voor mensen die minder valide zijn, een rolstoel gebruiken of 24 uur verzorging nodig hebben.

Henri Nouwen kreeg een keer bezoek. Van een geestelijke die een collega docent van hem geweest was. Nouwen schrijft: “Toen mijn vriend binnenkwam en mij daar zag met Adam, keek hij me aan en vroeg: ‘Henri, besteed je daar je tijd aan?’ Ik zag dat hij niet alleen verontrust maar ook kwaad was. De man vervolgde: ‘Ben je van de universiteit weggegaan om je tijd en energie aan Adam te geven. Je kunt je tijd wel beter besteden’. Ik was geschokt. Ik had van alles willen zeggen over dat Adam mijn vriend is, mijn leermeester. Maar op dat moment besefte ik dat hij niet dezelfde Adam zag als ik. Hij zag Adam niet echt.’

Kijk, dat is de vraag die voor ons ligt: Hoe kijk je? Wat wil je zien? Wil je wereld op zijn kop bezien? Ben je bereid met dezelfde ogen te kijken als waar Jezus mee keek naar de weduwe van zes cent?!

5.
Hoe zou de weduwe van zes cent zich gevoeld hebben toen ze daar was en die twee muntjes in de offerkist gooide? Als ik de woorden van Jezus lees, gesproken in die ambiance, denk ik dat de weduwe zich voelde als iemand die er niet wezen mag. Ze heeft vast niet uitgebreid om zich heengekeken, aandacht gevraagd van de mensen en toen plechtig die twee muntjes erin gedeponeerd. Nee, ‘t ging vast snel en haastig: “Laten ze mij maar niet zien”. De anderen waren een drempel voor de zuster met haar beperkte mogelijkheden. Anderen lieten hun grote giften zien, zo blijkt uit de vertelling. De weduwe voelde zich als iemand die er niet wezen mag.

Daarom is haantjesgedrag de pest voor de kerk. Het mag niet. En er is geen pikorde in de kerk. Integendeel, iedereen in de kerk telt mee. En dat praktijk te laten worden is een uitdaging. Hoe geven we ruimte? Twee muntjes zijn een wezenlijke bijdrage. Adam leerde Henri Nouwen meer over God dan hoeveel boeken ook maar. Een beperking kan een verrijking zijn. Dat moet je ontdekken. Dat vraagt open ogen. Jezus leerde ons met de ogen van God te kijken. Jezus vraagt van zijn kerk Hem na te volgen. Goddelijke ogen zien scherp en zijn vol liefde. Zo leren kijken, dan zien we wat echt van waarde is: twee muntjes.

Amen

Liturgische aanwijzingen

Lezen
Deuteronomium 15: 1- 11 en Marcus 12: 35 – 13: 1.

Liederen

  • Psalm 68: 2 en 3

  • Gereformeerd Kerkboek: Gezang 132, Gezang 176b (Lied van de tien geboden, ook goed te zingen op de melodie van lied 301 uit het Liedboek voor de Kerken).

  • Dit is mijn hand en dat mijn voet EvLB 428

  • Ben je groot of ben je klein OpwK 18

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken