Het gebruik van Amos 9:11-12 door Jakobus in Handelingen 15
De slotverzen van het boek Amos bieden onverwacht hoop na een boek vol oordeel. De hut van David zal worden hersteld, Israël zal de andere volken bezitten en in vrede leven en genieten van de opbrengst van het land (Amos 9:11-15). Deze verzen worden door Jakobus aangehaald als hij in Handelingen 15 betoogt dat niet-Joodse gelovigen niet belast hoeven te worden met het houden van de gehele wet. Ten opzichte van de Hebreeuwse tekst zijn er in het citaat in Jakobus’ pleidooi echter ingrijpende wijzigingen aangebracht. Hoe is dat te verklaren? Hoe functioneert het citaat precies in Jakobus’ betoog? Om dit te achterhalen, kijk ik eerst naar Amos 9:11-15 in de context van het Hebreeuwse boek van de twaalf profeten, vervolgens naar het gebruik van dit vers in twee handschriften uit Qumran, en ten slotte naar het citaat in Handelingen.