Menu

None

Broers en zussen ten tijde van euthanasie

Een band tussen broers en zussen kan door de jaren heen vele vormen aannemen, onder invloed van allerlei gebeurtenissen. Zo ook wanneer er een van hen of een ouder besluit euthanasie te ondergaan. In Leven met euthanasie delen onder meer Rita Broer en Clara Hoogstraaten hun ervaring(en) met euthanasie. In Rita’s verhaal lezen we over de impact van het besluit tot een levenseinde van haar twee broers in 2018 en 2019. Clara’s verhaal laat juist meer zien van de gezinsdynamiek die, toen haar moeder besloot euthanasie te ondergaan, veranderde.

‘Ik ben blij dat ik dit pad met hen heb kunnen lopen’

Jaar van overlijden: 2018 en 2019
Geslacht overledenen: beiden man
Leeftijden bij overlijden: 80 en 87 jaar
Relatie tot overledenen: zus
Ziektebeeld: hart- en nierfalen, resp. gestapelde ouderdomsklachten en voltooid leven
Ziekteduur: beiden een half jaar

In 2018 kreeg mijn één jaar oudere broer (80 jaar) van zijn behandelend artsen te horen dat hij niet meer in het ziekenhuis zou worden opgenomen, omdat er niets meer te behandelen viel. Hij had last van hart- en nierfalen. Zijn echtgenote, toen 81 jaar, was twee keer geopereerd aan borstkanker en leed aan longvlieskanker. Beiden hadden zij formulieren ingevuld om een behandelverbod, een euthanasieverzoek en de nodige volmachten te regelen. Voor mijn schoonzusje heb ik samen met haar een aanvullende verklaring geschreven, die ze met de formulieren van de NVVE heeft ingeleverd bij haar huisarts en oncoloog.

Mijn broer was na het horen van de boodschap over zijn eigen toestand kortaangebonden. Hij verklaarde dood te willen nu er geen verbetering meer mogelijk was. Gesprekken in het bijzijn van mijn schoonzusje of apart met mijn broer leverden geen andere gedachten op. Hij schreef een nieuwe verklaring en vroeg de huisarts om euthanasie; die wilde wel meewerken, maar zou wel al na enkele dagen met vakantie gaan. Met spoed werd een SCEN-arts verzocht te komen, en deze rapporteerde
positief naar de huisarts. De euthanasie volgde op 17 augustus 2018.

Mijn broer had rust, maar voor mijn schoonzusje was dit allemaal te snel gegaan. Ze heeft de wens van haar man willen respecteren, maar bleef met veel verdriet achter. Voor mij was de zorgvraag die mijn broer de laatste dagen voor zijn sterven had prima. Ook haalden we belevenissen op uit ons ouderlijk gezin, hij maakte vaak grapjes en memoreerde met plezier hoeveel kattenkwaad we samen hadden uitgehaald.

In februari 2019 bezocht ik mijn andere broer van 87 jaar. Hij sprak erover dat hij niet meer verder wilde leven. Hij durfde dit niet met zijn zoon te bespreken, bang dat deze het idee zou afwijzen en niet meer zou komen. Bij doorpraten bleek dat mijn broer al langer over zijn doodswens nadacht maar niet wist hoe dit ter sprake te brengen. In de gesprekken met hem kwam veel verdriet en eenzaamheid los. Hij woonde in een appartement met verzorging, waar hij drie jaar eerder met zijn vrouw was gaan wonen omdat zij zorg nodig had die hij haar niet meer kon geven. Enkele dagen na de verhuizing overleed zijn vrouw plotseling. Vanuit de huisartsenpraktijk kreeg hij na dit verlies tijdelijk ondersteuning in de vorm van een aantal gesprekken.

Nadat we zijn wens en verzoek om euthanasie op papier hadden gezet, volgden twee gesprekken met de huisarts. Deze wilde en kon niet meewerken aan het verzoek, omdat mijn broer geen ziekte had waaraan hij binnen korte tijd zou overlijden. Mijn broer voelde zich onbegrepen en afgewezen. In volgende bezoeken kwam de mogelijkheid om hulp te vragen van de Levenseindekliniek ter sprake. Ook zijn zoon en schoondochter stonden niet afwijzend tegenover de hulpvraag en stemden in met de
verdere procedure, waarbij ik contactpersoon werd.

Tijdens de toen volgende maanden hoorde ik in diverse gesprekken waar mijn broer al jaren mee rondliep en nooit over sprak, bijvoorbeeld oorlogservaringen, het overlijden van onze vader, over twee zoons met wie geen contact meer was. Daar kwam het verdriet om en het gemis van zijn vrouw nog bij. Er was niets meer wat hem nog enig plezier bezorgde of zijn getob kon stoppen. Deze ‘biecht’ riep bij mij ook verdriet en gevoel van eenzaamheid op, omdat we eerder niet in staat waren geweest om dit te delen. Anderzijds gaf het een gevoel van vertrouwen om dit bespreekbaar te maken en de hulpvraag op papier te zetten. Zonder zijn euthanasiewens waren dit soort dingen en gevoelens nooit ter sprake gekomen.

De huisarts stelde nog een behandeling met antidepressiva voor omdat hij dacht dat deze sombere stemming behandelbaar was. Mijn broer accepteerde dit voorstel; hij slikte zes weken de pillen en daarna nog een poosje een dubbele dosis. Er veranderde niets, de doodswens bleef en de toediening van antidepressiva werd gestopt. Ik stelde de huisarts op de hoogte van de situatie en van het feit dat wij de Levenseindekliniek zouden inschakelen. Na twee bezoeken en intensieve gesprekken met de arts en verpleegkundige van de kliniek, werd hulp toegezegd op grond van een opeenstapeling van ouderdomsklachten en voltooid leven. Broer was erg opgelucht dat hij eindelijk gehoord werd en dat zijn wens om te sterven werd begrepen.

Ik voelde mij nu eens verdrietig, en dan ook weer blij, dat ik kon helpen, steunen en uitleg geven naar zoon en schoondochter. In een aantal gesprekken voelde ik me hulpverlener. Op andere momenten was ik familielid als mijn broer dingen vertelde uit ons ouderlijk gezin, die mij ook weer herinnerden aan eenzaamheid en kilte. Ik schreef op verzoek van de arts een levensloop en besprak die in gedeelten met mijn broer. Weer was er bij hem verdriet, maar ook instemming en rust.

Na het bezoek van de SCEN-arts was mijn broer opgelucht en zelfs blij. Na het laatste bezoek van de arts feliciteerde hij ons en sprak hij zijn dank uit. Op 19 augustus 2019 heeft hij euthanasie gekregen in het bijzijn van twee zoons en van mij.

Deze hele procedure bij deze euthanasie heeft zes maanden in beslag genomen. Dat had voor mij ook niet sneller moeten gaan. Het kostte veel tijd en energie, maar ik ben blij dat ik dit pad met hem heb kunnen lopen. Het verdriet en gemis van mijn broer is zachter of beter te verwerken omdat ik in het laatste halfjaar van zijn leven dichterbij mocht komen en waardevolle gesprekken mocht delen.

Rita Broer.

‘Haar euthanasie werkte als een splijtzwam in ons gezin’

Jaar van overlijden: 2014
Geslacht overledene: vrouw
Leeftijd bij overlijden: 79 jaar
Relatie tot overledene: dochter
Ziektebeeld: kanker
Ziekteduur: bijna een jaar

Mijn moeder maakte er geen geheim van dat euthanasie voor haar een mogelijkheid zou zijn om pijnloos uit het leven te stappen, mocht het nodig zijn. Haar vier kinderen, van wie ik de oudste ben, hoorden dat aan zonder ooit aan de consequenties te denken.

Toen zij begin februari 2014 hoorde dat de kanker teruggekomen was, besloot zij van verdere behandeling af te zien en kwam euthanasie in beeld. Met haar huisarts had zij hierover al meerdere gesprekken gevoerd en hij, uiteraard de richtlijnen volgend, leek er net zo lichtvoetig in te staan als zij. ’Zeg het maar,’ zei hij opgewekt in het bijzijn van ons allen. ‘Volgende week?’ ’Nou… 1 maart?’ antwoordde mama monter.

Wij, de kinderen, verwerkten het op verschillende manieren. De broer en zus die iets jonger zijn dan ik, Michiel en Lotte, gingen volledig in haar gedachtegang mee. De jongste, Thérèse, zat er het meest mee. De intense band die zij met haar moeder had, maakte het vooruitzicht op een spoedige euthanasie schokkend. Ook ik vond het vreemd en onaangenaam dat mama, nog geen pijn voelende, zo uit het leven wilde stappen. Al vond ik – vanzelfsprekend – dat zij het recht had hierover zelf te beslissen.

Mijn moeder merkte wel dat er twee kinderen niet gemakkelijk over de snel geprikte datum heen konden stappen en bond in. Ook de huisarts sloeg vanaf dat moment een andere toon aan. Er werd afgesproken dat mijn moeder, zodra ze voelde dat het niet meer ging, dit zou aangeven bij de huisarts, die elke week op bezoek kwam.

Al was ze terminaal, onze nog steeds levendige moeder ontving in de maanden die volgden dierbare familieleden en oude vriendinnen met wie ze warme gesprekken voerde. Ze gaf ruiterlijk toe dat deze ontmoetingen bijzonder waren en dat ze deze mensen niet had kunnen spreken als ze besloten had tot een vroege euthanasie.

Met haar kinderen had zij veelvuldig contact, waarbij zij zich zo nu en dan bij de één beklaagde over de ander. Door deze onhandige rol van mama verdiepte zich de tweespalt tussen Michiel en Lotte enerzijds en mijn jongste zus anderzijds. Lotte vond dat het leek of Thérèse onze moeder ‘wilde laten lijden’. Mama laveerde tussen de gevoeligheden van haar kinderen door. In de laatste gesprekken met Thérèse zei ze dat ze haar niets kwalijk nam. Op haar laatste dag zei ze wel dat ze de euthanasie
eigenlijk twee dagen eerder had willen laten plaatsvinden.

Uiteindelijk overleed mama in een hospice, op 15 mei 2014. De laatste nachten moest zij zittend slapen, omdat ze anders niet genoeg lucht meer kreeg.

De euthanasie zelf was voor ons allen een onwezenlijke, nare ervaring. Wij waren er niet goed op voorbereid, behalve op het ‘technische’ gedeelte: hoe het in zijn werk zou gaan met het slaapmiddel en de dodelijke inspuiting. Maar niet hoe mijn moeder erop zou reageren; hoe haar lichaam naar voren zou vallen vanuit zittende houding, waardoor een op de achtergrond aanwezige vrijwilligster van het hospice naar voren snelde om haar hoofd voorzichtig op het kussen te leggen. We wisten niet eens dat deze vrouw in de kamer was. We hadden afgesproken: alleen de eigen kinderen en de arts erbij.

De bijna feestelijke kleding die de arts had aangetrokken voor deze speciale gelegenheid, compleet met fleurig jasje met pochet, droeg ook bij aan de vervreemdende sfeer.
In de tijd die daarop volgde, waarin elk van de vier kinderen op eigen wijze de dood van onze moeder – en de manier waarop – trachtte te verwerken, zorgden het rouwproces en de karaktertegenstellingen binnen het gezin voor verdere verwijdering tussen Thérèse enerzijds en Lotte en Michiel anderzijds.

Na het uitzoeken van mama’s spullen, de verkoop van het huis en de uiteindelijke verdeling van de erfenis, wat uitstekend verliep, nam Thérèse steeds meer afstand van Michiel en Lotte. De rouw, die door de één intenser werd beleefd dan door de ander, maakte de omgang hoekig. Het al dan niet willen betalen van de belettering op de grafsteen is een voorbeeld van een schurende omgang.

Na verloop van tijd werd normaal contact moeilijk en deden zich tussen broer en zussen nieuwe incidenten voor, gebaseerd op ergernis en wantrouwen.

Terugkijkend na zes jaar kan ik concluderen dat de euthanasie van mijn moeder als een splijtzwam in ons gezin gewerkt heeft; verschillen verdiepend, barstjes tot kloven makend. Dit proces heb ik als oudste van de kinderen, gevoelsmatig ‘geprogrammeerd’ om het gezin bij elkaar te houden, als zeer pijnlijk ervaren.

Clara Hoogstraaten.


Theo Boer, Stef Groenewoud en Wouter de Jonge (red.). Leven met euthanasie. Geliefden vertellen over hun ervaringen. Utrecht: KokBoekencentrum, 2021. 238 pp. €20,-. ISBN 978043536745.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken