Case studies: praktische theologie en het belang van een methode
Ter inleiding geef ik hiervoor de volgende vier redenen. Kwalitatief onderzoek vraagt onze aandacht voor de concrete werkelijkheid, voor het gemarginaliseerde, voor de persoon van de onderzoeker, en voor de samenwerking tussen onderzoeker en degenen om wie het onderzoek draait.
Gezamenlijke creatie
De hoge vlucht die kwalitatief empirisch onderzoek in het algemeen, en case studies in het bijzonder, genomen heeft binnen de praktische theologie, duidt op een toegenomen sensitiviteit voor mechanismen van uitsluiting en misbruik van macht. Kwalitatief onderzoek is bij uitstek geëigend om de concrete werkelijkheid van de pastorale, kerkelijke of institutionele praktijk kritisch te beschrijven en te bevragen, waarbij kritische reflectie op de persoon van de onderzoeker gethematiseerd wordt.
In een tijd waarin technische en economische rationalisatie in allerlei vormen van beleidsvorming de uniciteit van het individu of onder scheiden groepen dreigt te onderdrukken, is deze sensitiviteit van groot belang.
Aandacht voor de eigen positie van de onderzoeker is belangrijk om te voorkomen dat zij of hij zich bewust is van het feit dat – zeker binnen het onderzoeksveld van de praktische theologie en religiewetenschappen – het niet de verheven positie van de onderzoeker is die bepaalt wat wel of niet ‘goed’ is.
Het gaat veel meer om een gezamenlijke zoektocht, waarbij de onderzoeker door zo eerlijk mogelijk zijn of haar standpunten in te brengen, tegelijk de onderzochte groep of het onderzochte individu in staat stelt zelf te formuleren wat wel en niet wenselijk is en waarom.
Zo ontstaat vervolgens een vorm van gezamenlijke creatie van waarden en een gezamenlijke zoektocht naar wegen om de gewenste transformatie of transitie vorm te geven.
Historisch perspectief
Deze vier redenen zijn ook in historisch perspectief voor de ontwikkeling van praktische theologie belangrijk.
Allereerst laat de geschiedenis van de sociale wetenschappen zien dat zij met name in de periode na de Eerste Wereldoorlog nog sterk gestempeld waren door het logisch positivisme. De verklaringen van waargenomen sociale verschijnselen moesten empirisch zijn in de zin van niet-metafysisch; hypotheses moesten toetsbaar zijn door variabelen te identificeren in de werkelijkheid; theorieën waren eenvoudigweg vooronderstellingen, een verzameling hypotheses waaraan afleidbare empirische gevolgen verbonden waren. Verklaringen waren dientengevolge geformuleerd in termen van causale wetmatigheden. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd de kritiek op deze opvatting echter steeds luider, waarmee de weg gebaand werd voor een radicale herziening van de aard van sociale wetenschappen met meer aandacht voor het concrete, unieke en de specifieke plaats van de onderzoeker en zijn of haar opvattingen (Manicas 2007, 8-9; Gerring 2007, 5). Aandacht voor de concrete, zichtbare, belichaamde werkelijkheid is zodoende in de afgelopen decennia belangrijker geworden.
In de tweede plaats – en nauw hiermee verbonden – is helder dat de grote verhalen met hun retoriek van algemeen geldige uitspraken over wat goed en fout zou zijn, hebben afgedaan (Manicas 2007; Gerring 2007). In plaats daarvan heeft de petit histoire en de aandacht voor het narratief van mensen of groepen aan invloed gewonnen. Naarmate helderder werd hoe uniformerend, uitsluitend en kwetsend de grote ideologieën waren (nazisme, socialisme, communisme, kolonialisme), stelde men de aandacht voor de machtsfactor in dergelijke ideologieën onder kritiek en sprak men in termen van gerechtigheid en bevrijding over de marge, het niet-gehoorde, het onderdrukte. Per definitie werden deze stemmen niet generaliseerbaar geacht, en de ervaringen van unieke personen en groepen niet reduceerbaar tot algemeen geldige uitspraken over de mens. Case studies werden als methode in toenemende mate van belang geacht om op deze, niet-moderne manier de werkelijkheid te kunnen beschrijven (Platt 2007).
In de derde plaats maakt dit soort onderzoek inzichtelijk hoe intens en complex de relatie is tussen de onderzochte werkelijkheid en de onderzoeker. De eigen geschiedenis, voorkeur, gender, machtspositie als onderzoeker, overtuiging, opvoeding et cetera spelen in het onderzoek, de beschrijving en analyse onontkoombaar een grote rol. Maar waar in eerdere, scientistische of positivistische opvattingen over onderzoek expliciete aandacht voor deze (onontkoombare) vooringenomenheid (bias) ontkend werd, dient zij in case studies juist expliciet en verantwoord een plaats te krijgen wat de inzichtelijkheid en transparantie bevorderen moet (Hammersley 2004).
Het laatste punt betreft het gebruik van kwalitatief onderzoek binnen de praktische theologie. Met name de inzichten van case studies stellen praktisch-theologen in staat om de complexiteit en de vele, gedifferentieerde lagen in de werkelijkheid die in een concrete casus zo rijk mogelijk beschreven zijn, te benutten voor het veld waarin religie een rol speelt. In het samenspel tussen praktisch-theologen en de individuen (of de groep) waar het om draait, ontstaat dankzij deze inzichten de mogelijkheid voor een nieuwe vorm van kennis. Kennis van de waarden en mogelijkerwijs ook van de oplossingsrichtingen, die concrete handelingsaanwijzingen kunnen opleveren.
Deze kennis is geen product van de onderzoeker, maar een vorm van co-creatie tussen de verschillende betrokken partijen (vgl. Geertsema 2015). In veel ondernemingen is co-creatie van waarden en kennis inmiddels gemeengoed, omdat het een strategie is die alle deelnemers aan het woord laat en de complexiteit van de vraagstukken recht doet (vgl. bijvoorbeeld Ramaswamy and Ozcan 2014).
Boeiende onderzoeksresultaten
Terug naar dit nummer van Handelingen. In het eerste artikel betoogt Stefan Gärtner dat case studies van onschatbare waarde zijn in het leerproces van (toekomstige) geestelijke verzorgers. Niet de abstracte werkelijkheid van handboeken of theorieën staat hierbij immers centraal, maar de concrete werkelijkheid die we in het veld tegenkomen. Training in deze methode is cruciaal voor het aanleren van vaardigheden en attitudes die onmisbaar zijn voor een adequaat zelfverstaan als professional in een complexer wordende werksituatie.
Sjaak Körver en Martin Walton geven verder een beschrijving van het grote onderzoeksproject Case Studies Project, dat enerzijds gebaseerd is op case studies en vervolgens intens op deze methode reflecteert. Dat wordt geïllustreerd aan de hand van twee concrete casussen uit het werkveld van de geestelijke verzorging in een algemeen ziekenhuis en bij defensie. Daarnaast presenteren en reflecteren twee junior-onderzoekers over hun eigen case-study-onderzoek.
Case studies blijken boeiende, want concrete en levendige, onderzoeksresultaten die uitnodigen tot eigen reflectie en verdere doordenking. Ze weerspiegelen de zoektocht van de praktische theologie om het uniek-concrete te beschrijven met het oog op concrete handelingsaanwijzingen. Wat wil een lezer van Handelingen nog meer?
Literatuur
Geertsema, H. (2015). Praktijkcentrum te midden van de kerken. Dienst 63 (4): 134-35.
Gerring, J. (2007). Case Study Research: Principles and Practices. New York: Cambridge University Press.
Hammersley, M. (2004). Case Study. In: The SAGE Encyclopedia of Social Science Research Methods, edited by Michael S. Lewis-Beck, Alan Bryman, and Tim Futing Liao, 1:92-94. Thousand Oaks, California: SAGE.
Lyotard, J.F. (2004). The Postmodern Condition: A Report on Knowledge. Theory and History of Literature. Manchester: Manchester University Press.
Manicas, P. (2007). The Social Sciences Since World War II. The Rise and Fall of Scientism. In: The SAGE Handbook of Social Science Methodology, edited by William Outhwaite and Stephen P. Turner, 7-31. Los Angeles (Calif.)/London: SAGE.
Platt, J. (2007). Case Study. In: The SAGE Handbook of Social Science Methodology, edited by William Outhwaite and Stephen P. Turner. Los Angeles (Calif.)/London: SAGE.
Ramaswamy, Venkatram, and Kerimcan Ozcan (2014). The Co-Creation Paradigm. Stanford, California: Stanford University Press.
Hans (Prof.dr. J.H.F.) Schaeffer is hoogleraar Praktische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen en hoofd-onderzoek van het Praktijkcentrum (www.praktijkcentrum.org).