David Tracy: een wervelwind van interpretatie
Rob Plum over het leven en werk van theoloog David Tracy (1939-2025)
De katholieke theoloog en priester David Tracy overleed in april 2025 op zesentachtigjarige leeftijd. Hij was ruim twintig jaar verbonden aan de University of Chicago Divinity School en staat bekend om zijn vele bijdragen aan de hermeneutiek. In Chicago leerde Rob Plum David Tracy kennen toen hij daar was voor zijn eigen promotieonderzoek. De ontmoeting met Tracy maakte indruk op Plum en gaf aanleiding om zich te verdiepen in zijn werk. Dit essay schreef Plum ter nagedachtenis aan het leven en werk van David Tracy.
David Tracy: theoloog, leraar en inspirator
Toen de wind die in de Nijmeegse theologie woei steeds ijziger werd en steeds minder op had met de hermeneutische traditie van een van haar grote stichters, Edward Schillebeeckx, had ik in 2001 de gelegenheid om voor mijn promotie over het denken van Paul Ricoeur en Ernst Bloch onderzoek te doen aan de University of Chicago, omdat Ricoeur hier jarenlang gedoceerd had. Maar vanaf mijn aankomst in Hyde Park, waar ook de Divinity School van de universiteit gevestigd was, werden de directe contacten met de fundamentaaltheoloog David Tracy voor mij bepalender dan wat ik uit gesprekken en archieven aan informatie kon verzamelen over Ricoeur.

Doen wat je schrijft
Ik heb lezen steeds een buitengewoon fascinerende activiteit gevonden. Hoe vaak vormen zich niet bij het lezen van een boek ook, als in een flits, allerlei ongrijpbare ‘kleine waarnemingen’ over wat de auteur van dit ronkende betoog wel voor iemand moet zijn. Lange tijd hield ik van die wetenschappelijke preken die met vaart en verve hun zaak bepleiten, een zaak die mij beviel natuurlijk.
Maar het is me ook regelmatig gebeurd dat ik schrok wanneer ik dan later daadwerkelijk kennis maakte met of geruchten hoorde over het gedrag van de auteurs van deze boeken. Ik heb me vaak afgevraagd hoe die dingen elkaar blijkbaar verdragen: het pleidooi voor een open kerk, voor God als liefde, voor meer democratie in de kerk, voor de stem van vrouwen en leken en, aan de andere kant, auteurs die zich in hun dagelijkse reilen en zeilen immoreel gedroegen.
Pleit het een – het zeggen – het ander – het handelen – dan vrij? Meent men misschien niet echt wat men zegt? Heb ik al meer dan genoeg gedaan als ik het juiste zeg? Dat zou toch een ironische uitwerking zijn van de idee dat ook spreken en schrijven een vorm van handelen zijn.
Heb ik al meer dan genoeg gedaan als ik het juiste zeg?
David Tracy: eerst mens
Met David Tracy ging het bij mij andersom. Het is misschien een academische zonde – of althans iets wat je alleen met het schaamrood op de kaken kunt bekennen, of pas dan wanneer je helemaal niets meer met het academische milieu te maken hebt – om eerst de man (of vrouw) en daarna haar (of zijn) werk te leren kennen, maar zo verging het me met David Tracy.
Ik kende hoogstens de namen van zijn grote werken – naast Blessed Rage for Order, ook Analogical Imagination en Plurality and Ambiguity – maar eerlijk gezegd trokken ze toen mijn aandacht nog niet; misschien wel omdat de intern-Amerikaanse discussies het mij beletten een nieuwe wereld voor mij te openen, of omdat die boeken vooral syntheses leken van zo ongeveer alles wat er op dat moment in de geesteswetenschappen geschreven en gaande was.
Zo werd Tracy overigens ook geschetst in de wat populairdere overzichten van zijn werk: niet alleen als de ‘grootste theoloog van de VS in de twintigste eeuw’, maar ook als een intellectueel, als een onvermoeibaar lezer van zo ongeveer alles wat los en vast zat en als iemand van wie een bepaald slag theologen en kerkelijke gezagsdragers zich steeds maar bleven afvragen of wat hij deed nu theologie was, of eerder filosofie, of misschien literatuur.

De echte dialoog
Het feit dat dat soort demarcatievragen in de theologie nogal eens opdoken, heeft mijn liefde voor haar nooit vleugels kunnen geven, vooral omdat daardoor het spel van het gesprek nooit echt op gang kwam. Bij David Tracy voelde ik dat het anders kon. Zijn persoon belichaamde voor mij generositeit: van zijn eerste uitnodiging om op zondagmiddag even ergens pizza te eten, tot zijn bijna ondeugende vraag of ik de vrouw in het rood, achter in de collegezaal, wel gezien had die regelmatig mijn ogen zocht, tot aan de genietende bewondering die hij steeds maar niet voor zich kon houden als hij sprak over Simone Weil, Giorgio Agamben, Martin Luther, Augustinus, of een zojuist door hem gelezen nieuwe auteur.
Zijn persoon belichaamde voor mij generositeit
Die generositeit en nadruk op de echte dialoog heb ik daarna overal in zijn werk gevoeld. En nu, Plurality and Ambiguity herlezend, raakt me een passage nog meer omdat ze me zo kenmerkend voorkomt voor de man die ik heb leren kennen: “een gesprek is geen confrontatie, geen debat, geen examen, maar een bereidheid om de vraag te volgen, waar die ook naar toe gaat. Het is een dialoog.” Even daarvoor had hij de interactie tussen tekst en interpreet als een “spel” beschreven – in lijn met de hermeneutische filosofie van Hans-Georg Gadamer – en benadrukt dat spelers door het spel voor korte tijd van zichzelf bevrijd kunnen zijn, bevrijd van hun zelfbeheptheid. Behept met zichzelf leek hij me echter zelf nooit.
Theologie als detective
Voor mij is de theologie lange tijd een type discours geweest waarvan je eigenlijk al wist wat de uitkomst was, zoals het geval is bij de meeste detectives, waarvan je ook al a priori weet dat er iets niet in orde is, dat er iemand is die de sporen gaat interpreteren en dat het eindigt, meer of minder creatief en eigenzinnig, met het vinden van de dader en het herstellen van de normale orde (coming full circle). Tracy’s werk en optreden ervoer ik als de performatieve weerlegging van dat soort theologie.
Nu ik ook het voorwoord (uit 1995) tot zijn eerste systematische – in de VS spreekt men over “constructive” – boek Blessed Rage for Order nog eens lees, valt me op hoe radicaal hij zijn voornemen hier formuleert en blijkbaar zelf in harmonie vindt met dat boek dat op dat moment al twintig jaar oud is. Maar wat me ook bekruipt, is het gevoel dat dat voornemen anno nu weer als radicaal lijkt te worden ervaren: zijn eis dat je als modern theoloog gecommitteerd bent aan de moderne interpretatiemethoden, dat je altijd ook openstaat voor de kritiek daarop, wanneer er nieuwere, betere methoden zijn en vooral: dat je je nooit op je geloof beroept, simpelweg omdat dat je geloof is.
Dat je je nooit op je geloof beroept, simpelweg omdat dat je geloof is
De moeilijkheden van God
In een persoonlijk gesprek zou hij het ongetwijfeld van de hand wijzen, maar ik krijg sterk het vermoeden dat zich hier al, in die kritische terugblik op zijn eerste boek, een theologieopvatting aankondigt die steeds meer bewustzijn toont van de enorme moeilijkheden die verbonden zijn met ‘God’ – en dan bedoel ik zowel het woord als wat met dat woord geacht wordt te corresponderen. Een theologieopvatting die er, als een nieuw soort natuurlijke theologie, geen enkel probleem in ziet zich in te laten met, nee meer nog: enorm geniet van wat er op hem afkomt als het gaat om reflecties over de manier waarop we naar de dingen kijken. En toen realiseerde ik me weer dat het boek over God, waarover op de website van zijn universiteit vele jaren lang gezegd werd dat hij dat nu aan het schrijven was, er nooit gekomen is.
Maar nu verbaast me dat niet meer, want ik beschouw dat ook als in overeenstemming met zijn denken. En ineens zie ik de vooraankondiging van dat boek dat er nooit kwam al in dat eerste boek, waarvan de titel een vers uit een gedicht van Wallace Stevens was: Blessed Rage for Order. Natuurlijk komt interpretatie nooit tot stilstand, maar dit gedicht staat het vooralsnog niet toe Tracy’s boek te lezen als een pleidooi om orde in de chaos te scheppen – die chaos zou dan, in die eerste fase van zijn denken, het pluralisme van allerlei theologieën zijn, later ziet hij dat pluralisme overal, om niet het pluralisme en de diversiteit binnen een en dezelfde godsdienst te vergeten!
Pluralisme is pure winst
De tot het modernisme gerekende Wallace Stevens heeft in zijn poëzie veel nagedacht over de relatie tussen verbeelding en werkelijkheid. Hij was van mening dat literatuur een educatieve bijdrage kan leveren aan de “enlargement of life” en dat de tanende zeggingskracht van de traditionele geloofssystemen om de kracht van de verbeelding vraagt.
Zo zie ik ook plotseling Tracy weer voor me wanneer hij zegt dat het pluralisme in de theologie “pure winst, verrijking, rijkdom van verbeelding om naar de werkelijkheid te kijken” is (gratuitous and untarnished blessing). Dat had ik zo in de theologie nog niet vaak gehoord. Die heb ik altijd als verkrampter ervaren als het ging om het je openen voor het andere, als “moet” ze op basis van haar geloof bepaalde conservatieve opvattingen huldigen en uitdragen, op grond van haar geloof – zoals iemand laatst de opvatting van behoorlijk wat voorgangers in Nederland weergaf.
De klassieker
Nu heeft Tracy’s werk voor mij altijd ook, tot mijn eigen teleurstelling, een lichte bijsmaak van conventionalisme gehad: door dat tot titel verheven vers van Wallace Stevens, dat ik lange tijd nog niet las als het gedicht van een modernist, door het woord hermeneutiek, dat voor velen nog te zeer op begrijpen en verstaan gericht is en door een woord dat vooral in zijn tweede boek zo’n centrale plek inneemt: de klassieker (the classic). Maar ik heb ook in de omgang daarmee gedaan wat ik van Tracy zelf leerde om te doen met teksten, en vooral met de klassiekers (voor Tracy zijn het vooral teksten geweest, maar hij zegt het steeds weer: het kunnen ook symbolen, gebeurtenissen of personen zijn): dat je je door hen laat interpreteren, je laat bevragen op je vooronderstellingen.

Ik zie er gelijkenissen in met hoe de Amerikaanse filosoof Stanley Cavell de filosofie omschrijft: “ze probeert de fundamenten van ons leven te verstoren en ons niets beters te bieden dan zichzelf, en dit op basis van geen enkele deskundige kennis, van niets dat voor de gewone mens ontoegankelijk is.” En dan valt me ook op, tegen mijn vooroordeel over de ‘klassieker’ als iets wat statisch, traditionalistisch, onwrikbaar is, dat Tracy toch duidelijk zegt dat het niet als ‘classicisme’ bedoeld is en dat hij benadrukt dat het ‘classics’ zijn, omdat ze eminente voorbeelden zijn van hoe de interpreet gedwongen wordt om andersheid te erkennen, dat elke klassieker onze verleiding om de werkelijkheid te domesticeren zal weerstaan.
Elke klassieker zal domesticatie van de werkelijkheid weerstaan
Andersheid
Plurality and Ambiguity begint met een, voor Tracy kenmerkende, enorm lange uitweiding over de Franse Revolutie als die centrale gebeurtenis in onze westerse cultuur waarvan met de interpretatie, vooral in tijden van crisis, ook de vraag naar wie wij zijn gemoeid is.
Dat zijn boek daarmee begint, vind ik illustratief voor het type theologie dat hij voorstond: onze crisis vandaag (onze verhouding tot asielzoekers, racisme, het slavernijverleden, de koloniale tijd, onze zogenaamde Gouden Eeuw, de tweede wereldoorlog, antisemitisme etc.) vraagt om het voeren van een gesprek met onze klassiekers; niet om door hen gerustgesteld te worden, om troostend en trots herinnerd te worden aan wie wij toch ooit waren (laten we optimistisch zijn. Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, die dynamiek! zoals Jan-Peter Balkenende ooit zei), niet om onze identiteit steviger in het zadel te hijsen, maar om gedwongen te worden andersheid te erkennen. Daarbij moet je “alles gebruiken, wat gebruikt kan worden” (citeert Tracy Kenneth Burke), als het gaat om nieuwe methodes van interpretatie, visies op taal, geschiedenis.
De wervelstorm van interpretatie
In het voorwoord tot Plurality and Ambiguity schrijft Tracy: “postmoderne hermeneutiek is de test van elke interpretatie van elke religie. Omgekeerd is religie, als de meest pluralistische, ambigue en belangrijke realiteit die er is, de beste test van elke interpretatietheorie”.
Afgezien van het woord “test”, dat voor mij hier ten onrechte te veel wetenschappelijke pretenties met zich meevoert en, bovendien, nog even afgezien van de vraag of “postmoderne hermeneutiek” dat geen oxymoron is, vat dit citaat voor mij de radicaliteit van Tracy’s theologie het best samen. Het behoudt de eis om ook religie niet te vrijwaren van interpretatie en reflectie op die interpretatie. En wie de volle reikwijdte van verstaan en interpretatie tot zich door laat dringen – wat Tracy van Heidegger, Gadamer en Ricoeur geleerd heeft – zal inzien dat dat niet iets is wat ik, als interpreet, alleen met iets doe wat tegenover me ligt – een tekst, een traditie, een ander, een culturele crisis – maar dat niets buiten die wervelstorm staat.

Rob Plum is filosoof en theoloog en werkt op dit moment als senior-beleidsmedewerker bij het Leger des Heils.