De Bijbel is meer dan een bakkie troost
![Pastoraat [2;1]](https://www.theologie.nl/app/uploads/2021/10/Pastoraat-21-1140x570.png)
Hoe beleven mensen in psychische nood bijbelgebruik in hun ontmoeting met geestelijk verzorgers, pastores of ouderlingen? Hoe biedt de Bijbel troost? Op zoek naar een antwoord interviewde Karin Timmerman zes mensen die in moeilijke tijden afspraken hadden met professionals en vrijwilligers.
Tijdens mijn onderzoeksstage vroeg ik mij af hoe (ex-) patiënten in de GGZ het bijbelgebruik ervaren van onder anderen geestelijk verzorgers tijdens of na hun behandeling. Welke factoren dragen bij aan hun behoefte aan geestelijke steun? Dankzij de gesprekken kon ik de volgende observaties doen.
Ontmoeten
De flow van de ontmoeting is belangrijker dan de bijbeltekst. Debora (alle namen in dit artikel zijn gefingeerd) geeft een voorbeeld: ‘De ouderling komt een uurtje, eindigt met lezen in de Bijbel met soms wat uitleg en gebed. Dat was toen ik opgenomen was en ook thuis. Hij was heel trouw. Dat is het mooie van een kerk. Ik vertelde wat koetjes en kalfjes, en er kwam iemand van de buitenwereld.’
Als ik Debora vraag of het gekozen gedeelte aansloot, vertelt ze: ‘Ja, de ouderling had daar gevoel bij en pakte meestal de psalmen waar het hele emotionele spectrum voorbijkomt.’
Haar ideaal: ‘Parate bijbelkennis om te kunnen kiezen wat aansluit bij het gesprek. Verder geen ellenlange teksten want daar heb je concentratie voor nodig en uitleg. Zo lazen we een stukje uit Psalm 119 over Gods lamp voor je voet. Daar zat realisme in: je ziet niet je hele weg.
Je voelt je waardeloos over jezelf als je depressief bent. Dan ervaar je weinig van die beloftes: tranen afwissen straks in de hemel, en wat nu dan? “Wees altijd verheugd” riep toen een schuldgevoel op. Nu ik genezen ben, kan ik het losser zien. Het is gericht aan een gemeente – dan moet je het niet honderd procent naar jou als individu toe trekken.’
Doorvragen
Als het gevoel overheerst dat de ander een vinkje wil zetten bij ‘weer een bezoekje’, te veel over zichzelf praat of bang is, ontstaat er geen openheid voor de Bijbel. Eva illustreert dit: ‘Geen vraag over hoe ik God ervaar en wat ik beleef. Een ouderling vroeg bijvoorbeeld steeds wat ik studeerde terwijl ik al werkte.’ Ze vertelt dat van tien ouderlingen in twaalf jaar tijd er twee waren ‘waar ik wat aan had’.
Haar ideaal is dat degene die op bezoek komt, luistert en eventueel doorvraagt: hoe ervaar je dat dan? ‘Daardoor komt er ruimte om eigen twijfels op tafel te leggen. Dan ontmoet je elkaar echt, zeker als je samen leest over bijbelse personen die zich op God weten te richten in hun moeite. Dat had ik nodig.’
‘Tranen afwissen straks in de hemel, en nu dan?’
En een ander: ‘Er kwam eens een ouderling die ook een depressie had gehad en meteen over zijn eigen ervaring ging vertellen. Daarna vroeg hij of mijn singlezijn daarin bijdroeg en ging hij vertellen over hoe hij zijn vrouw had ontmoet.’
De voorbeelden die een predikante gaf, hielpen wel: ‘Nu weet ik dat Jezus vaak mensen ontmoette aan de rand van de samenleving, die iets hadden. En Jezus heeft emoties – dus ik mocht ook emoties hebben.’
Bedding en drempels
Soms is er door de ziekte of de medicatie niet veel herinnering. Hanna over het bezoek van de wijkpredikant: ‘Ik kende zijn vrouw ook en ze kwamen samen. Eerst gezellig: hoe gaat het nu? En dan de vraag: vind je het fijn als ik uit de Bijbel lees en we bidden? Die vraag was belangrijk. En dan zei ik altijd ja. Toen was ik best heel ver weg, dus weet niet alles meer.’
In twee interviews wordt een liturgische viering genoemd als de bedding waarin de Bijbel opengaat. Bij de een was dat in rooms-katholieke setting van biecht vooraf aan een eucharistie voor zieken thuis. Bij de ander stelde de wijkpredikant voor een dienst te houden met schuldbelijden en vergeving.
De helft van de geïnterviewden had tijdens hun opname geen ontmoeting met de geestelijk verzorger. Soms was er de drempel van de denominatie van de predikant, soms de werkwijze. Eén dominee had een schrift waarin je een gesprek kon aanvragen. ‘Dat was te vaag, hij zou mij opzoeken op zijn moment. Het paste niet in hoe ik structuur nodig had.’
Hier is spanning merkbaar tussen agendabeheer van de professional en de zoektocht naar structuur bij de respondent.
Drie functies
Ruard Ganzevoort en Jan Visser noemen in Zorg voor het verhaal (Zoetermeer 20144) drie functies van bijbelgebruik in het pastorale gesprek: expressief, evocatief en instructief. Alle drie komen voor in de ervaringen. Bijbelteksten helpen om gevoelens en ervaringen te verwoorden, bijvoorbeeld als respondenten zich herkennen in emoties van bijbelfiguren of in bijbelteksten. Psalmen en narratieve literatuur worden hierbij het vaakst genoemd.
Het evocatieve betekent dat er door bijbelse teksten nieuw licht valt op de situatie. Ik zie dat terug bij iemand die zich door verhalen over hoe Jezus met mensen omgaat, realiseert dat God haar ook ziet. Het instructieve gaat in de richting van levenswijsheid, bijvoorbeeld als de ‘lamp voor de voet’ uit Psalm 119 wordt aangehaald: geen schijnwerper op de toekomst maar een klein beetje vooruit kijken.
Contact
De Duitse theoloog Peter Bukowski zegt in diverse boeken over het pastorale gesprek dat elke vorm van bijbelgebruik ‘in overeenstemming met het gesprek’ moet zijn (o.a. De Bijbel ter sprake brengen, Zoetermeer 2003). De loop en de dynamiek van het gesprek zijn leidend. Dat komt in de interviews meer naar voren dan welke teksten of verhalen aanspreken.
Naast gesprekken zijn andere vormen van contact belangrijk. Soms is er ruimte voor luisteren tijdens wandelen of afwassen. Parate bijbelkennis helpt om aan te sluiten bij de beleefde werkelijkheid. Met empathie kun je ‘iemands Bijbel’ zijn in moeilijke tijden.
Zonder luisterend oor geen gehoor voor bijbelse wijsheid
Wat meer onderzoek vraagt, is de factor ‘wanneer’ iemand fit genoeg is voor een goede ontmoeting. In elk interview zit het besef achteraf dat ze een tijdlang weinig konden met de Bijbel door concentratieproblemen, emotionele schommelingen, medicijngebruik of gebrek aan geestelijke fitheid.
Dit onderzoek is een uitnodiging aan professionals en vrijwilligers om te reflecteren op en te werken aan de flow van ontmoetingen. Beide gesprekspartners moeten in staat zijn tot luisteren maar de vrijwilligers en professionals veel meer dan degene die ziek was of is. Zoals Bukowski stelt:
Het gaat om het juiste moment, het goede aanbod, het goede tempo en vooral om de gesprekspartner: zorg ervoor dat je het contact met de pastorant niet kwijtraakt.
Karin Timmerman studeert Contextual Bible Interpretation binnen de master Exploring a discipline op de Vrije Universiteit en is kerkelijk werker in Bunschoten Spakenburg. Voor meer informatie over het onderzoek: K.j.timmerman@student.vu.nl