De twee gezichten van de nacht
De zon kent geen nacht. De aarde wel. De nacht is haar schaduwzijde. Die schaduw kent zijn eigen werkelijkheid. De uil, die overdag in een nis achter ons huis zit, vliegt uit. De vos, die zich overdag verborgen houdt, zie ik tegen middernacht door het park sluipen. De egel schuift als een tank over het grasveld. Ik hoor ’s nachts vogelgeluiden die ik overdag niet hoor. Is de nachtelijke stilte intenser dan die overdag? Rond het weekend zie ik tieners voorbij fietsen op weg naar feest of kroeg. Waarom gaan ze bij voorkeur ’s avonds uit? Waarom doen de meeste mensen dat? Voor velen is de nacht vrij van de beslommeringen van de dag. Een vrijplaats. De nacht onttrekt zich aan de druk van de dag.
EEN INBREKER ONDER JE BED
De nacht heeft zijn eigen kwaliteiten. Hij heeft twee gezichten. De nacht is soms donker, soms licht. Hij wordt geassocieerd met angst en dood, maar ook met geborgenheid en hoop. ‘Van alle kunsten is de belangrijkste voor ons: in het donker overleven.’ (M. Katsnelson) Als kind vond ik dat al, als ik bijvoorbeeld ’s nachts wakker lag. Onder mijn bed vermoedde ik dan een inbreker. Hij kon ook achter het gordijn staan. Gelukkig verdween de inbreker bij het aanbreken van de ochtend. Maar volwassen geworden, ontdekte ik dat er nachten zijn die niet door het ochtendlicht worden verdreven. Een diagnose van de dokter, een telefoontje over rampspoed bij een familielid, bericht van ontslag, het zijn allemaal momenten waarmee een nacht kan beginnen waar ik het einde niet van zie.
Ik houd van de schilderijen van Mark Rothko, althans de vroege werken. Ze zijn kleurrijk, eenvoudig, ruimtelijk. Op latere leeftijd schilderde hij een serie vrijwel zwarte doeken. Diepdonkere weergaven van een symbolische nacht. Waar die nachtdoeken voor stonden is niet helemaal duidelijk, maar waarschijnlijk komen de donkere lijnen van zijn levensverhaal er in samen. Rothko was een Jood. Uit zijn jeugd in Rusland sleepte hij herinneringen mee aan gruwelijke pogroms tegen de Joden. De latere massale executies door de nazi’s waren ook deel geworden van zijn herinnering. Hij kende depressieve periodes. Dat vloeide allemaal samen in zijn schilderijen vol nachtelijk zwart. Aan het einde van zijn leven begon hij toch weer wat licht in zijn schilderijen te stoppen. Ze werden zachtgrijs. Aan studenten op de kunstacademie legde hij uit dat in een schilderij toch minimaal tien procent hoop moet zitten. Het donker moet kieren naar het licht. De nacht moet kunnen ademen.
DOOR HET DONKER
Het verhaal van Rothko laat een belangrijke ervaring zien: dat op een gegeven ogenblik het licht toch weer wordt geschonken. Een levensweg vol duisternis blijkt onwaarschijnlijk begaanbaar. Mensen dragen vaak kennelijk zoveel licht in zich mee, dat de nacht het nooit blijvend volhoudt. Zelfs in het duister van de dood kan er nog licht gaan schijnen. ‘Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want u, God, bent bij mij’, zegt de schrijver van Psalm 23.
Er schijnt een verhaal te bestaan over de wanhoop van Adam wanneer het nacht wordt na zijn eerste dag. Hij was bang dat het voor altijd donker zou blijven. Hij wist nog niet dat het na de nacht weer dag wordt. Zulke dingen over het licht leer ik alleen door het donker als levenswerkelijkheid te aanvaarden.
STILTE EN VERWACHTING
‘Er is een nacht zoo stil dat men de bloemen / half slapende de naam van God hoort noemen…’ dichtte J.W.F. Werumeus Buning. Dat geldt voor mij voor de Kerstnacht – ook al is het dan winter – en de Paasnacht. Bij die nachten horen stilte en verwachting. De geboorte van het Kerstkind en de opstanding uit de dood van Christus verbeelden wat diep en intuïtief door mensen wordt gehoopt: achter het donker van de nacht wacht geduldig een nieuwe dageraad. Misschien is geloof wel daarvoor bedoeld: om ons te leren leven met het geheim van donker en licht.
Stephan de Jong is predikant van de Protestantse Gemeente Oudemirdum-Nijemirdum-Sondel en redactielid van Open Deur.