Menu

None

Dr. L. Hendriks reageert op Morgen wordt alles beter

Hendriks reageert op Morgen wordt alles beter

Hoe gezond moet een baby zijn?

Dat ‘morgen alles beter wordt’ is zeker ook een vurige wens van toekomstige ouders. De mogelijkheden om prenataal onderzoek te doen nemen in enorme vlucht. Door de komst van de NIPT, als niet-invasieve diagnostische methode, wordt het onderzoeken van mogelijke afwijkingen bovendien vrijwel risicoloos. Althans zo lijkt het, want wat zijn de onderliggende gevolgen van het weten hoe gezond het kind dat je draagt eigenlijk is? Een hoofdstuk van het boek over gentechnologie is hieraan gewijd.

Het voornemen van de redactie om zo objectief en neutraal mogelijk te zijn in vrijwel alle hoofdstukken van Morgen wordt alles beter, is ook in het hoofdstuk over prenatale diagnostiek uitzonderlijk goed gelukt. Het is opvallend hoe ook heel complexe materie, toch zeer toegankelijk wordt beschreven. De combinatie van zorgvuldigheid en eenvoud in dit hoofdstuk roept veel bewondering op. Er wordt op een geslaagde manier geprobeerd om aan de lezer alle aspecten aan te reiken van de verschillende onderzoekstechnieken, zodat deze zich zelf een mening kan vormen. Gewoonlijk verraadt een auteur zijn eigen standpunt nogal snel, maar in dit werk dagen de zinnen telkens weer uit om onbevooroordeeld na te denken over de consequenties van de technieken. Bovendien wordt gedetailleerd ingegaan op de gevolgen die onderzoeken hebben voor het ongeboren kind, voor de vrouw, maar ook voor de samenleving. Zo is het aspect van de sociale druk, waardoor vrouwen zich min of meer gedwongen zien om bepaalde onderzoeken te ondergaan, iets dat zeer belangrijk is om zich rekenschap van te geven, maar dat meestal toch in analyses onderbelicht blijft. Hier wordt het gewoon benoemd. De argumenten van de auteur worden met helder cijfermateriaal toegelicht. Bovendien worden de statistieken ook goed geïnterpreteerd. Zo kan de auteur bijvoorbeeld wijzen op een stilzwijgende uitbreiding van de screening op aandoeningen bij de 20-wekenecho.

Na de objectieve beschrijvingen volgt een waardevolle paragraaf met ethische overwegingen. Uitgangspunt is daarbij het moderne denken dat de rede en de autonomie vooropstelt. Deze autonomie uit zich in keuzevrijheid die lang niet altijd gemakkelijk is. Het gaat bij de prenatale diagnostiek immers altijd om de kans dat zich een bepaalde aandoening voordoet. Bovendien, zo merkt de auteur duidelijk op, is selectieve abortus een vast onderdeel geworden van systeem, ook in situaties waarbij er van ernstig lijden geen sprake is.

In het ethische deel wordt dan ook terecht opgeroepen tot voorzichtigheid. Dit is het kernwoord, dat het fundament is van heel het ethisch oordeel in dit hoofdstuk. Door te kiezen voor deze voorzichtigheid en niet voor normatieve afwijzing, wordt iedere lezer meegenomen in een prudente afweging van de feiten. Voorzichtigheid doet immers een beroep op het terugdringen van emoties die een oordeel kunnen vertroebelen. De vraag van de auteur of we wel een oordeel mogen geven over de wenselijkheid of de waarde van het leven, wordt daarmee bijna retorisch. Niet omdat er op een massieve manier absolute normen worden gesteld, maar omdat de voorzichtigheid als vanzelf maakt dat men zo’n oordeel niet wil geven. In deze zin zijn de feiten confronterend en wordt de waarde van het leven op een subtiele wijze naar voren gebracht. Voor wie de oproep tot voorzichtigheid overigens nog niet genoeg is, wil de auteur nog wel een stap verder gaan. Hij verzet zich in duidelijke bewoordingen tegen de mogelijkheid van een waardeoordeel over het menselijk leven.

Als gevolg daarvan wordt het aanbod aan diagnostiek ook als discutabel beoordeeld. Dit aanbod is immers niet neutraal, maar zorgt ook voor een vraag, waar de aanstaande ouders zich toe moeten verhouden. Behalve de sociale druk, speelt hierbij ook een rol dat er van de beschikbaarheid een signaal van legitimiteit uitgaat. Dit herinnert aan de belangrijke stelregel, dat de wetten van de ene generatie vanzelf tot de moraal van de volgende generatie worden. In ieder geval is de beschikbaarheid van prenatale diagnostiek daarmee een verantwoordelijkheid van de hele gemeenschap, zo verduidelijkt de auteur. Het is dan ook heel belangrijk dat men zich rekenschap geeft van de maatschappelijke gevolgen van aanbod en wetgeving rond prenatale diagnostiek. Terwijl het beleid goed gericht kan zijn op een neutrale keuze voor het al dan niet geboren laten worden van mensen met een verstandelijke beperking, kan het gemakkelijk gebeuren dat in de feitelijke praktijk zulke mensen minder aanvaard worden. De auteur beëindigt zijn betoog dan ook met de waarschuwing voor eugenetica, waar ongetwijfeld niemand voor is, maar wat waarschijnlijk wel de praktische uitkomst is van de huidige situatie. Deze onderliggende beschouwingen voegen bijzonder veel toe aan een waardevol hoofdstuk. De vraag naar een gezonde baby is heel begrijpelijk, maar de auteur maakt goed duidelijk dat het menselijk leven daarnaast ook andere waarden mag oproepen.

Dr. Lambert Hendriks

Rector van de ambtsopleidingen in het bisdom Roermond en doceert hij moraaltheologie aan verschillende opleidingen. Hij is voorzitter van de Katholieke Stichting Medische Ethiek; verbonden aan het Thomasinstituut te Utrecht en aan de Tilburg School of Catholic Theology van de Universiteit van Tilburg.

Lees ook de eerdere reactie van:

morgen wordt alles beter maarten verkerk henk jochemsen

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken