Menu

Basis

Een existentieel waagstuk: bouwen aan zingeving bij gedetineerden

Hoewel de modale burger er vaak andere meningen op na houdt, blijkt de gemiddelde gevangene wel degelijk te lijden onder zijn of haar detentie. Dit artikel beziet vanuit de psychologie wat gevangenschap meebrengt aan verlies van bestaansbetekenis en hoe er gebouwd kan worden aan zingeving bij gedetineerden.

Vaak leidt detentie tot een financiële ramp, een verlies van persoonlijke relaties, een verlies van zelfwaarde en identiteit (voor een overzicht zie Liebling & Maruna 2011). Sommige gedetineerden komen ook in een diepe existentiële crisis terecht, die met psychisch lijden en betekenisverlies gepaard gaan (Maruna et al. 2006; Vanhooren, Leijssen & Dezutter 2015a; Van Ginneken 2014).

In de huidige psychologie wordt betekenisverlies ruimer geïnterpreteerd dan wat we het verlies van spirituele of religieuze zingeving zouden kunnen noemen.1 Bij betekenisverlies gaat het om het verlies van ervaringen en bronnen die ons leven voordien betekenis en zin gaven. Zo halen mensen betekenis uit hun zelfbeeld, hun identiteit, hun waarden, hun levenservaring, hun persoonlijke aspiraties, hun werk, hun ruimere en intieme relaties, enzovoort (Baumeister 1991). Religieuze, spirituele en ideologische opvattingen kunnen eveneens bronnen van betekenis en zingeving zijn.

Op een haast onmerkbaar niveau vormen echter gewone verwachtingen rond onszelf, de anderen en de wereld eveneens bouwstenen die ons leven betekenis en zin geven (Park 2010). Zo kun je bijvoorbeeld jezelf als behulpzaam en de mensen rondom jou als relatief betrouwbaar ervaren. Je voelt geen angst wanneer je door je buurt fietst, want je hebt je straat altijd als veilig beleefd. Deze eenvoudige ervaringen en verwachtingen helpen om op een basale wijze betekenis te geven aan dagdagelijkse ervaringen. Je kijk er niet van op wanneer je iemand helpt, want je begrijpt dat je ‘zo bent’. Je bent ook niet verrast wanneer anderen je helpen of wanneer je niet wordt aangerand in je straat. Het past gewoon in jouw verwachtingen; of anders gezegd in hoe je jouw leven en je omgeving begrijpt.

Op deze manier vormen dagdagelijkse ervaringen geen bedreiging voor onze zingevingsbronnen. Integendeel, onze dagelijkse handel en wandel bevestigen enkel onze opvattingen over onszelf en over de wereld. Het is alleen wanneer onze alledaagse verwachtingen niet bevestigd worden dat betekenisverlies om de hoek schuilt (Park 2010). Onverwachte en bedreigende gebeurtenissen zoals ziekte, ongevallen, geweld en relatiebreuken slaan ons vaak uit het lood, omdat ze raken aan onze zingevingsbronnen en aan opvattingen over onszelf, de anderen en de wereld (Calhoun & Tedeschi 2006).

Wanneer er op die manier aan de bronnen waaruit we betekenis en zin putten wordt geraakt, gaat onze ganse zingeving aan het wankelen. Volgens Paul Tillich (1952/2000) hebben we immers geen betekenis en zingeving, maar zijn we onze betekenis en zingeving. We zijn onze identiteit, we zijn deze persoon in relatie met die andere, we zijn ons geloof en we zijn onze overtuigingen. Persoonlijke rampen gaan dan ook vaak gepaard met grote angst en lijden, omdat we niet (meer) blijken te zijn wie we zijn, of omdat de ander niet (meer) blijkt te zijn wie hij of zij is. Betekenisverlies bedreigt de kern van onszelf en brengt een golf van psychisch lijden met zich mee (Park 2010).

Slachtoffers van geweld en rampen geven aan dat ze zichzelf niet meer herkennen (JanoffBulman 1992). Hun lichamelijke reacties worden moeilijk leesbaar, hun eigen emotionele reacties onbegrijpelijk en hun vertrouwen in de medemens is vaak beschadigd. Ze kunnen vaak niet meer zeggen wie ze echt zijn. Ervaringen die vroeger belangrijk waren lijken alle betekenis te hebben verloren. Vroegere levensdoelen lijken nu futiel of absurd. Hun geloof in hun God en hun wereld is verstoord. Yalom (1980) gebruikt voor deze ervaring de term bodemloosheid. We worden niet meer gedragen door onze veilige betekenisvolle bodem. Er lijkt enkel nog die gapende leegte te zijn.

Betekenisverlies werd tot voor kort enkel bij slachtoffers bestudeerd. De vraag is echter of gedetineerden ook aan betekenisverlies kunnen lijden als gevolg van het gepleegde misdrijf en detentie, hoe ze er mee omgaan en hoe hulpverleners, geestelijke verzorgers en aalmoezeniers hen kunnen helpen.

Verhalen van betekenisverlies

Recente kwalitatieve empirische studies laten zien dat sommige gedetineerden hun detentie als een ware hel ervaren. Maruna, Wilson en Curran (2006) interviewden 75 gevangenen in Groot-Brittannië en Texas die als gevolg van het misdrijf en detentie een diepe persoonlijke crisis doormaakten. Ze beleefden hun detentie als een absoluut dieptepunt en velen waren in shock omwille van hun misdrijf. Ze konden zichzelf niet meer identificeren met de persoon die ze voor het misdrijf waren. Ze beleefden zichzelf als wezenlijk anders. De deelnemers beschreven hoe detentie tot pertinente existentiële vragen en betekenisverlies leidde. Sommige gedetineerden hadden het gevoel dat hun leven geen steek meer hield. Ze hadden moeite om hun eigen misdrijf te kaderen en het leek voor hen onmogelijk om na deze ervaring nog iets van een toekomst uit te bouwen.

In een andere studie beschreven gedetineerden gevoelens van zinloosheid, leegte en absurditeit als gevolg van hun detentie (Braswell & Wells 2014). Harvey (2011) interviewde 70 jongeren tijdens de eerste maanden van hun detentie in een Londense gevangenis. Een van de terugkerende thema’s in hun verhalen was de ervaring van disconnectie en het gevoel dat hun leven niets meer voorstelde.

Deze ervaringen van betekenisverlies als gevolg van detentie konden we zelf ook optekenen in een kwalitatieve studie met tien gedetineerden in Vlaanderen (Vanhooren, Leijssen & Dezutter, in press a).

Een deelnemer in deze studie verwoordt het als volgt: ‘Onbegrijpelijk. Er zijn geen woorden voor wat ik gedaan heb. Ik voel me zo verward. Ik voel me zo beschaamd nu. Ik heb diep gefaald tegenover mezelf en mijn familie. Heb ik nog recht op leven?’ Een jonge vrouwelijke gedetineerde vult aan: ‘Plots ben je in de hel. Ineens heb je alles verloren. Niets blijft overeind. Je herkent jezelf niet meer. Zo raar. Begrijp je me? Het voelt echt alsof je ineens een compleet andere persoon bent.’ Een mannelijke gedetineerde besluit: ‘Je hele bestaan is om zeep. Alles wat zeker was wordt onzeker. Iedereen wil iets betekenen in zijn leven. Mocht ik nu sterven, dan had mijn leven helemaal geen zin gehad.’

Op grond van deze kwalitatieve studies vroegen we ons af of betekenisverlies bij gedetineerden een vaak voorkomend fenomeen was, en of – zoals Park (2010) het stelt – dit betekenisverlies dan ook zou samenhangen met psychisch lijden tijdens detentie. In een sample van 365 gedetineerden in Vlaanderen gingen we na of deze deelnemers een verschil in zingeving en betekenis beleefden vergeleken met hun situatie vóór hun detentie (Vanhooren, Leijssen & Dezutter 2015a).

‘Plots ben je in de hel. Ineens heb je alles verloren. Niets blijft overeind. Je herkent jezelf niet meer’

De gemiddelde gedetineerde rapporteerde inderdaad betekenisverlies. Er was een duidelijke samenhang tussen de ervaring van betekenisverlies en psychisch lijden. Psychotherapie noch geestelijke begeleiding had een positieve impact op de ervaring van betekenisverlies.

Op zich lijkt dit trouwens logisch: de existentiële impact van schokkende gebeurtenissen kan op zich niet voorkomen worden. De vraag is echter hoe mensen – en in dit geval gedetineerden – omgaan met hun persoonlijke crisis en hoe begeleiders kunnen helpen om deze ervaring op een constructieve manier te boven te komen.

Hoe er mee om te gaan

Coping – of de manier waarop en hoe mensen omgaan met bedreigende situaties – bepaalt voor een groot gedeelte de impact van levensschokkende ervaringen op ons leven. De literatuur rond coping is het er meestal over eens dat strategieën die de oorzaak van het leed aanpakken, het meest succesvol zijn (Zeidner & Endler 1996). Vaak is het echter niet mogelijk om de oorzaak van het leed nog te ontmijnen. Zo kunnen slachtoffers van geweld de oorzaak van hun leed niet ongedaan maken; hetzelfde geldt echter ook voor daders. Het enige wat dan nog rest is het verwerken van het leed en het leren leven met de gevolgen van het drama.

Eén manier om de angst en de pijn te verwerken is het opnieuw zoeken naar betekenis en zingeving. Aangezien echter betekenisverlies zich kan uitstrekken tot de grondvesten van de persoon, behelst het zoeken naar zingeving meer dan een vervanging van een betekeniskader. Verwerking en het verwerven van zingeving omvat een diepe zoektocht naar de grondvesten van zichzelf en zelfs naar de betekenis van het leed.

Viktor Frankl (1967) windt er geen doekjes om als hij stelt dat er bij daders niets anders opzit dan zichzelf te veranderen, aangezien ze het berokkende leed niet ongedaan kunnen maken. Zoeken naar de zin van het eigen bestaan is hier een belangrijke stap in, want zoals we reeds eerder aanhaalden: we zijn immers onze zingeving.

Janoff-Bulman (1992) geeft het opbouwen van een nieuw zingevingssysteem dan ook een centrale plek in de verwerking van schokkende levensgebeurtenissen. Spreken en zich gehoord voelen zijn noodzakelijk om weer zin en betekenis te kunnen ervaren. Een eerste taak bestaat er in te spreken en te rouwen om de verloren gegane betekenissen (Vanhooren et al. 2015b).

Diana, een vrouw van 35 die een misdrijf pleegde, rouwt omdat ze nooit meer zal kunnen zeggen dat ze een goed persoon is. Iets is onherroepelijk verloren gegaan. Hoewel ze niet gelovig is, heeft ze het gevoel haar plek in de hemel verspeeld te hebben. In het uitspreken van deze woorden, geeft Diana ruimte aan de betekenis van het drama zelf.

Op zich is verwerken betekenis geven en het on(be-)grijpbare be-grijpbaar maken. Grip krijgen op de realiteit dus. Het uitspreken van pijn en leed geeft de kans dat de persoonlijk impliciete betekenis van het gebeuren zich ontvouwt (Gendlin 1996).

Spreken en woorden geven is één ding. Zich gehoord voelen is nog iets anders. JanoffBulman (1992) onderstreept het belang van zich beluisterd te weten. Het helpt enerzijds om de beschadigde verwachtingen naar anderen te herstellen (kan ik de ander nog vertrouwen) en anderzijds om zichzelf terug te leren beleven als iemand die toch nog de moeite waard is om beluisterd te worden. Op die manier krijgen belangrijke bronnen van betekenis en zingeving – het zelfbeeld en het beeld van de ander – de kans om opnieuw of nieuwe inhoud te krijgen.

Gendlin (1996) onderstreept ook het belang van menselijke interactie als katalysator van betekenis-ontvouwing. In de interactie met onszelf en met de ander komen we terug in proces. Psychotherapie en andere vormen van helpende menselijke interacties waarin men kan woorden geven aan wat men niet begrijpt en waarin men zich begrepen voelt zijn voedend en betekenis-genererend. De ervaring te kunnen spreken in een veilig kader en zich daarbij beluisterd weten is voor gedetineerden vaak een revelatie (Vanhooren 2015). Jammer genoeg komen deze mensen vaak pas voor de eerste maal in hun leven op verhaal (Van Ginneken 2014). Het geeft dan ook vaak de aanleiding tot persoonlijkheidsverandering (Vanhooren 2015).

Een andere manier om opnieuw zin te ervaren in het bestaan is aansluiting zoeken bij een nieuw zingevingskader. Het is geen toeval dat gedetineerden duidelijk vaker deelnemen aan religieuze vieringen dan dat ze dit voordien deden (O’Connor & Duncan 2011). In dit kader kunnen we ook de religieuze bekeringen begrijpen die vaak tijdens detentie voorkomen (Maruna et al. 2006). Enerzijds biedt religie een zingevingskader waaraan het individu zijn of haar waarden en normen opnieuw kan ijken. Anderzijds biedt religie vergeving en de mogelijkheid om een nieuwe start te maken.

Gefundeerd op deze kennis vroegen we ons tijdens een eigen studie af of het zoeken naar zingeving, het zich beluisterd voelen en coping via religie inderdaad zou leiden tot een constructieve omgang met betekenisverlies. Het zich beluisterd weten, religieuze coping en het zoeken naar zingeving lijkt bij gedetineerden inderdaad bij te dragen tot wat we posttraumatische groei kunnen noemen (Vanhooren, Leijssen & Dezutter, in press b).

Posttraumatische groei tijdens detentie

Posttraumatische groei staat voor de wezenlijke positieve verandering die mensen ondergaan na het verwerken van een schokkende levensgebeurtenis (Tedeschi & Calhoun 2004). Het gaat hierbij om gebeurtenissen die leiden tot centraal betekenisverlies; ervaringen die met seismische kracht onze persoonlijke fundamenten doen daveren. Mensen die posttraumatische groei ervaren rapporteren kwalitatieve verschillen in hoe ze zichzelf, de anderen en hun wereld ervaren. Vaak ontdekt men in zichzelf nieuwe kwaliteiten, men apprecieert intieme relaties op een diepere manier, men legt nieuwe prioriteiten in het leven, men apprecieert het leven zelf veel sterker, en er is een duidelijke verandering in persoonlijke zingeving.

De zoektocht naar zin werd meestal geïnitieerd door het gevoel dat anderen op een bepaald moment de moeite namen om er voor hen te zijn

Posttraumatische groei werd uitgebreid bestudeerd bij slachtoffers van geweld, oorlogen en natuurrampen, ziekte en allerhande verlieservaringen (Calhoun & Tedeschi 2006). Recent werd posttraumatische groei ook beschreven bij daders en gevangenen (Vanhooren, Leijssen & Dezutter 2015c).

Posttraumatische groei bij gedetineerden wordt gekleurd door hun ervaring van schuld, de zoektocht naar betekenis en de wijziging in hun waardenpatroon en hun levensdoelen. Daarnaast konden we een toegenomen zelfkennis en relationele vaardigheden identificeren (Vanhooren 2015). Het zoeken naar zingeving is bij daders reeds een goeie stap vooruit.

Maruna (2001) bestudeerde de verschillen tussen daders die er in slaagden om een eind te maken aan hun criminele loopbaan en daders die volhardden in de boosheid. Verrassend genoeg bleken er geen verschillen in persoonlijkheid, noch in de aard van de misdaad, noch in socio-culturele achtergrond tussen de beide groepen te bestaan. Wat wel het verschil markeerde was het zoeken naar zingeving en het vervolgens kiezen voor zelftranscendente levensdoelen. De zoektocht naar zin werd meestal geïnitieerd door het gevoel dat anderen op een bepaald moment de moeite namen om er voor hen te zijn. Daders die verdere stappen zetten in de criminaliteit stonden niet stil bij de zin van hun bestaan. Hun levensdoelen waren volgens Maruna (2001) zeer egocentrisch leeg, en op instantgenot gericht.

In onze eigen studie was het trouwens opvallend hoe gedetineerden die posttraumatische groei beleefden inderdaad een verschuiving vertoonden van materialistische naar zelf-transcendente levensdoelen (Vanhooren 2015). Een van de deelnemers verwoordde het als volgt: ‘Voor mij is rijkdom, luxe en een carrière van geen belang meer. Mocht ik het verschil kunnen maken in iemands leven, dan zou mijn leven pas zinvol zijn.’

Zoals de studie van Maruna (2001) echter aangaf zetten niet alle gedetineerden stappen richting verandering of posttraumatische groei. Het verhaal is veel complexer dan men vaak vermoedt. Om iets meer van deze gelaagdheid te kunnen smaken hebben we getracht na te gaan of we verschillende zingevingspatronen bij gedetineerden konden ontwaren (Vanhooren, Leijssen & Dezutter 2016).

Figuur 1: Zingevingsprofielen bij gedetineerden (Vanhooren, Leijssen & Dezutter 2016).

Zingevingspatronen bij gedetineerden

Op grond van scores op een vragenlijst rond het zoeken naar zingeving en het ervaren van zingeving konden we in een groep van 365 gedetineerden in Vlaanderen vier verschillende zingevingspatronen onderscheiden (Vanhooren, Leijssen & Dezutter 2016) (zie figuur 1).

Een eerste zingevingspatroon kenmerkte zich door hoge scores op het zoeken naar zingeving en door hoge scores op het ervaren van zingeving zelf. Gedetineerden die aan dit profiel beantwoordden (39,50% van deze groep), slaagden er in om zowel te zoeken naar zingeving als zingeving te ervaren. Opvallend aan deze groep was dat ze ook het hoogste scoorden op posttraumatische groei. Hoogstwaarschijnlijk ging het hier dus om de groep die uit hun detentie constructieve lessen getrokken had.

Een tweede zingevingspatroon vertoonde lage scores op zingeving en hoge scores op het ervaren van zingeving. Gedetineerden met dit zingevingsprofiel (17,40% van deze groep) waren dus minder op zoek naar zingeving, maar hadden wel de ervaring van een zinvol bestaan te leiden. Ze vertoonden minder posttraumatische groei dan de eerste groep, maar tezamen met deze eerste groep vertoonden ze wel een hoger zelfwaarde-gevoel en een positiever wereldbeeld dan de gedetineerden die de volgende zingevingspatronen vertoonden.

Een derde zingevingspatroon vertoonde een hoge mate van zoeken naar zingeving, maar had moeite om zin in hun leven te ervaren (37,29% van deze groep vertoonde dit zingevingspatroon). Ze vertoonden aanmerkelijk minder posttraumatische groei en hadden ook duidelijk een lager zelfbeeld dan de gedetineerden die wel zin konden ervaren.

Ten slotte was er het vierde zingevingspatroon, met lage scores op het zoeken naar zingeving en dramatisch lage scores op het ervaren van zingeving. Deze groep (5,80% van de gedetineerden in deze studie) had het blijkbaar helemaal opgegeven om te zoeken naar zingeving. De ervaring van psychisch leed was het hoogst bij mensen in dit zingevingspatroon. Schrijnend genoeg bleken oudere gedetineerden en gedetineerden met een verleden van fysiek en seksueel misbruik (als slachtoffer) oververtegenwoordigd te zijn in deze laatste twee zingevingsprofielen.

Met een begeleider die authentiek aanwezig is, de mens onder dit alles kan ontwaren en ook hoop uitstraalt, wil de gedetineerde het nog wel eens proberen

Vanuit onze klinische praktijk vermoeden we dat het hier om gedetineerden gaat die er niet in slaagden om hun vroeger misbruik als kind te verwerken en dus reeds eerder geen zin aan hun bestaan konden geven. Het vermogen om naar zin te zoeken en betekenis te vinden is op zich een complex proces, dat zowel een interpersoonlijke als een intrapsychische veiligheid veronderstelt. Bouwen aan een veilige therapeutische of helpende relatie is dan ook een absolute voorwaarde om met deze gedetineerden op zoek naar zingeving te kunnen gaan.

Overwegingen en besluit

In een recente studie met 4204 gedetineerden in de Verenigde Staten van Amerika werd nogmaals onderstreept dat het zoeken en ervaren van zingeving geen sinecure is (Wolff, Morgan & Shi 2013). Wolff en zijn collega’s drukken hun bezorgdheid uit over de vele gedetineerden die met hopeloosheid uitkijken naar hun vrijlating. Ze vroegen zich af hoe deze gedetineerden het zouden redden in de buitenwereld met al zijn uitdagingen. De afwezigheid van levensdoelen en hoop zijn volgens deze auteurs reële risicofactoren tot herval.

Het ontbreken van zingeving, het onvermogen zin te beleven of het ontbreken van de moed om betekenis te vinden doet ons denken aan wat Viktor Frankl (1959/2006) decennia geleden het existentiële vacuüm noemde. Dit existentiële vacuüm is gekenmerkt door het ontbreken van zingeving, de ervaring van leegte en apathie. Ronel en Segev (2014) leggen een duidelijk verband tussen existentiële aliënatie en criminaliteit. In die zin komen gedetineerden die er niet in slagen om constructief met hun betekenisverlies om te gaan in een duistere vicieuze cirkel terecht. Een gevaarlijke cirkel, zowel voor de anderen als voor henzelf.

In die zin is het werk van geestelijke begeleiders, vrijzinnige begeleiders en psychotherapeuten bij deze doelgroep van cruciaal belang. Deze disciplines kunnen elk op hun eigen manier er toe bijdragen dat vanuit de ervaring van betekenisverlies posttraumatische groei mogelijk wordt.

Voor psychotherapeuten ligt de weg open om de persoonlijke crisis die door het betekenisverlies veroorzaakt werd aan te wenden om zowel het nabije als verre verleden te verwerken (Vanhooren et al. 2015b, 2015c). Niet zelden betekent detentie een trieste bevestiging van opeenvolgende mislukkingen, van een algemeen gevoel van gefaald te hebben, van zichzelf nauwelijks te kennen en van oude onverwerkte trauma’s die hun rol spelen. Het zoeken naar de betekenis van de gepleegde feiten en het eigen slachtofferschap in de context van het levensverhaal staan hierbij centraal. Existentiële vragen worden concreet in het zoeken naar wie men is en wie men wil zijn. Zichzelf leren begrijpen en nieuwe prioriteiten stellen dragen op die manier bij tot nieuwe betekenis en zingeving.

Geestelijke en vrijzinnige begeleiders bieden dan weer enerzijds concretere hulp en lijken over de gevangenismuren heen te kunnen opereren. Anderzijds hebben ze inhoudelijk vanuit hun zingevingskaders inspiratie en antwoorden te bieden die de gedetineerde voor zichzelf kan toetsen en kan adapteren in zijn of haar nieuw zingevingssysteem.

Zoals we reeds aanhaalden is een zoektocht naar zingeving onbegonnen werk indien de relationele veiligheid tussen de gedetineerde en de begeleider niet gewaarborgd kan worden. Zoeken naar zingeving betekent immers een sprong in het onbekende. Met een begeleider die authentiek aanwezig is, die de moed heeft om zowel het daderstuk als het slachtofferstuk van de gedetineerde onder ogen te zien, die de mens onder dit alles kan ontwaren en daarnaast nog eens hoop uitstraalt, daarmee wil de gedetineerde het nog wel eens proberen. Een existentieel waagstuk voor beiden, maar een noodzakelijke poging.

Noot

1 In dit artikel gebruiken we zowel de termen betekenis als zingeving. In deze context verwijzen we met zingeving naar de algemene zingeving van de persoon (bijv. heeft mijn leven zin, heb ik een doel). Betekenis gaat eerder over concrete elementen, aspecten, situaties of ervaringen die tot deze zingeving kunnen bijdragen (bijv. de betekenis van een droom, van een ontmoeting, van mijn job, van mezelf tegenover belangrijke anderen, van een piekervaring, enzovoort).

Literatuur

Baumeister, R.F. (1991). Meanings of life. New York, NY: The Guilford Press.

Braswell, M. & Wells, K. (2014). Correctional treatment and the human spirit: the context of the relationship. In: D. Polizzi, M. Braswell & M. Draper (Eds.). Transforming corrections: Humanistic approaches to corrections and offender treatment (pp. 247-270). Durham: Carolina Academic Press.

Calhoun, L.G. & Tedeschi, R.G. (2006). Handbook of posttraumatic growth: Research and Practice. New York, NY: Routledge.

Frankl, V. (1967). Psychotherapy and existentialism: Selected papers on logotherapy. Harmondsworth: Penguin Books.

Frankl, V. (1959/2006). Man’s search for meaning. Boston, MA: Beacon Press.

Gendlin, E.T. (1996). Focusing-oriented psychotherapy: A manual of the experiential method. New York, NY: Guilford Press.

Ginneken, E.F.J.C. van (2014). Making sense of imprisonment: Narratives of posttraumatic growth among female prisoners. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology. Advance online publication. doi:10.1177/0306624X14548531

Harvey, J. (2011). Crossing a boundary: The transition of young adults into prison. In: A. Liebling & S. Maruna (Eds.), The effects of imprisonment (pp. 232-254). New York, NY: Routledge.

Janoff-Bulman, R. (1992). Shattered assumptions: Towards a new psychology of trauma. New York, NY: The Free Press.

Janoff-Bulman, R. (2013). Meaning and morality: A natural coupling. In: K.D. Markman, T. Proulx & M.J. Lindberg (Eds.), The psychology of meaning (pp. 191-213). Washington, DC: American Psychological Association.

Liebling, A. & Maruna, S. (2011). The effects of imprisonment. New York: Routledge.

Maruna, S. (2001). Making good: How ex-convicts reform and rebuild their lives. Washington, DC: American Psychological Association.

Maruna, S., Wilson, L. & Curran, K. (2006). Why God is often found behind bars: Prison conversions and the crisis of self-narrative. Research in Human Development, 3, 161-184. doi:10.1080/15427609.2006.9683367

O’Connor, T.P. & Duncan, J.B. (2011). The sociology of humanist, spiritual and religious practice in prison: Supporting responsivity and desistance from crime. Religions, 2, 590-610. doi: 10.3390/rel2040590

Park, C.L. (2010). Making sense of the meaning literature: An integrative review of meaning making and its effects on adjustment to stressful life events. Psychological Bulletin, 136, 257-301. doi: 10.1037/a0018301

Ronel, N. & Segev, D. (2014). How the ‘positive’ can influence criminal behavior: Growing out of criminal spin by positive criminology approaches. In: D. Pollizi, M. Braswell & M. Draper (Eds.), Transforming corrections: Humanistic approaches to corrections and offender treatment (pp. 229-243). Durham, NC: Carolina Academic Press.

Tedeschi, R.G. & Calhoun, L.G. (2004). Posttraumatic growth: Conceptual foundations and empirical evidence. Psychological Inquiry, 15, 1-18. doi: 10.1207/s15327965pli1501_01

Tillich, P. (1952/2000). The courage to be. New Haven: Yale University Press.

Vanhooren, S. (2015). Loss of meaning, meaningmaking processes, and posttraumatic growth among prisoners. Unpublished doctoral dissertation. Leuven: KU Leuven.

Vanhooren, S., Leijssen, M. & Dezutter, J. (2015a). Loss of meaning as a predictor of distress in prison. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology. Advance online publication. doi: 10.1177/0306624X15621984

Vanhooren, S., Leijssen, M. & Dezutter, J. (2015b). Posttraumatic growth during incarceration: A case study from an experiential-existential perspective. Journal of Humanistic Psychology. Advance online publication. doi: 10.1177/0022167815621647

Vanhooren, S., Leijssen, M. & Dezutter, J. (2015c). Posttraumatic growth in sex offenders: A pilot study with a mixed-method design. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology. Advance online publication. doi:10.1177/0306624X15590834

Vanhooren, S., Leijssen, M. & Dezutter, J. (2016). Profiles of meaning and search for meaning among prisoners. The Journal of Positive Psychology. Advance online publication. doi: 10.1080/17439760.2015.1137625

Vanhooren, S., Leijssen, M. & Dezutter, J. (in press a). Ten prisoners on a search of meaning: A qualitative study of loss and growth during incarceration. The Humanistic Psychologist.

Vanhooren, S., Leijssen, M. & Dezutter, J. (in press b). Coping strategies and posttraumatic growth in prison. The Prison Journal.

Wolff, N., Morgan, R.D. & Shi, J. (2013). Comparative analysis of attitudes and emotions among inmates: Does mental illness matter? Criminal Justice and Behavior, 40, 1092-1108. doi:10.1177/0093854813488760

Yalom, I.D. (1980). Existential Psychotherapy. New York: Basic Books.

Zeidner, M. & Endler, N.S. (1996). Handbook of coping: theory, research, applications. New York: John Wiley & Sons.

Siebrecht Vanhooren is docent aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de KU Leuven.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken