Een romanticus in de regen
De kracht van verwondering is een verzameling van de beste essays van de Britse schrijver Gilbert Keith Chesterton (1874-1936). Met zijn vloeiende stijl wist Chesterton de weg terug te wijzen naar een betoverde wereld – voorbij de bezwaren van de Verlichting. Hiermee legde hij de basis voor The Lord of the Rings en de Narnia-reeks van zijn leerlingen Tolkien en Lewis. In Nederland is Chesterton vreemd genoeg nog niet zo bekend. Hieronder een fragment uit het boek De kracht van verwondering:
Afkeer tegen regen
De middenklasse van het moderne Engeland is nogal verslingerd aan wassen en is vaak ook enthousiast over geheelonthouding. Daarom kan ik niet begrijpen waarom ze zo’n raadselachtige afkeer van regen hebben. Regen is inspirerend en verrukkelijk en combineert juist op een merkwaardig volmaakte manier de kwaliteiten van deze twee idealen. Onze filantropen staan te popelen om overal openbare badhuizen te stichten. Regen is toch al een openbaar bad; je zou het haast gemengd baden kunnen noemen.
Het voorkomen van personen die fris uit dit grote natuurlijke reinigingsritueel komen, is misschien niet zo gepolijst of waardig; maar als het daarom gaat: slechts weinig mensen komen waardig uit bad. Maar het hele idee van regen op zich betekent een enorme zuivering. Het verwezenlijkt de droom van een dwaze hygiënist: het schrobt de hemel. Zijn gigantische bezems en zwabbers lijken het sterrendak en de Sterrenloze hoeken van de kosmos te bereiken; het is een kosmische voorjaarsschoonmaak.
Regen is inspirerend en verrukkelijk
Als de Engelsman echt van koude baden houdt, moet hij niet mopperen dat het Engelse klimaat een koud bad is. In deze tijd wordt ons voortdurend verteld dat we onze kleine privébezittingen moeten loslaten en moeten meegenieten van de gemeenschappelijke sociale instellingen en een gemeenschappelijk sociaal apparaat. Ik bied de regen aan als een door en door Socialistische instelling. Hij negeert de gedegenereerde preutsheid die tot nu toe ertoe leidde dat iedere heer zijn stortbad privé nam. Het is een beter stortbad, omdat het zowel openbaar als gemeenschappelijk is; en, het beste van alles, omdat iemand anders het aan- en uitzet.
Schoonheid van regen
Wat de charme van regen voor de waterdrinker betreft, dat is een feit waarvan ik gewoon niet kan begrijpen dat het wordt genegeerd. De enthousiaste waterdrinker moet een regenbui beschouwen als een soort universeel banket en een slemppartij van zijn favoriete drank. Denk aan de verbeeldingsvolle roes waarin een wijndrinker zou verkeren als de karmozijnrode wolken bordeaux of gouden wolken rijnwijn naar beneden stuurden. Schilder op de primitieve duisternis een paar van zulke apocalyptische taferelen: grandioze torenhoge wolkenluchten, waar champagne als vuur van de hemel valt of de donkere luchten purper en taan worden met de intense kleuren van port.
Dit alles moet de geheelonthouder ervaren als hij door het lange, doorweekte gras rolt, een uitgelaten luchtsprong maakt en luistert naar de bulderende regen. Hij, de waterdrinker, zou de ware Bacchuspriester van de bossen moeten zijn; want alle bossen drinken water. Bovendien genieten de bossen er blijkbaar van: de bomen zwiepen als dronken reuzen heen en weer; ze slaan met hun takken zoals feestvierders met hun bekers klinken; ze brullen van onsterfelijke dorst en loeien de gezondheid van de wereld uit.
De enthousiaste waterdrinker moet een regenbui beschouwen als een soort universeel banket en een slemppartij van zijn favoriete drank
Terwijl ik dit schrijf, hoor ik overal om me heen het geluid van de drinkende Natuur; de Natuur maakt geluid als ze drinkt, omdat ze absoluut niet verfijnd is. Als ik het als christelijke barmhartigheid beschouw om een lijder een beker koud water te geven, zal ik dan klagen over deze ontelbare bekers koud water die aan alle leven- de wezens worden uitgedeeld; een beker water voor iedere struik; een beker water voor iedere plant? Ik zou me schamen als ik erover mopperde. Zoals Sir Philip Sidney zei: hun behoefte is groter dan de mijne – vooral aan water (Sir Philip Sidney (1554-1586) was een Engelse dichter, soldaat en hoveling uit de Elizabethaanse periode.)
Paraplu’s
Er is een oorspronkelijk gewaad dat nog steeds de nobele naam draagt van een oorspronkelijke clan uit de Hooglanden: een clan die voortkomt uit die heuvels waar regen niet zozeer een gebeurtenis is als wel een atmosfeer. Iedere man met verbeeldingskracht moet toch de hartstochtelijke vlam van Keltische romantiek in zich voelen opkomen als hij een mackintosh aantrekt. Ik heb mezelf nooit kunnen verzoenen met het dragen van een paraplu; het is een pretentieuze oosterse aangelegenheid, die in droge, hete landen boven de hoofden van despoten wordt gedragen.
Ingeklapt is een paraplu een onhandige wandelstok; opengeklapt is het een ontoereikende tent. Zelf heb ik geen zin om te doen alsof ik een wandelende tent ben; ik geef niets om mijn hoed en heel weinig om mijn hoofd. Als ik tegen nattigheid beschermd moet worden, dan moet dat gebeuren door een grondiger bescherming die me minder zorgen baart, iets wat ik helemaal kan vergeten. Het kan een Highland plaid zijn. Het kan ook iets zijn wat nog meer bij de Schotse Hooglanden past, een mackintosh.
Mackintosh
Een mackintosh heeft echt iets in zich van de militaire kwaliteiten van de Hooglanders. Een nette, goedkope mackintosh heeft een blauwwitte glans als van staal of ijzer; hij fonkelt als een harnas. Ik zie het graag als het uniform van die oude clan tijdens zijn vroegere rooftochten in de mist. Ik denk graag aan alle Macintoshes in hun mackintoshes, die afdaalden naar een noodlottig dorp in het Laagland, hun natte regenjassen glanzend in het licht van de zon of de maan. Want het hoort werkelijk tot de schoonheid van regenachtig weer dat, terwijl de hoeveelheid oorspronkelijk en direct licht over het algemeen afneemt, het aantal dingen dat licht reflecteert ontegenzeggelijk toeneemt. Er is minder zonneschijn, maar er zijn meer glimmende dingen; van die prachtig glimmende dingen als poelen en plassen en mackintoshes. Het is alsof je je in een wereld vol spiegels bevindt.
Dubbelzinnigheid
Dit is inderdaad de laatste en niet de minst gracieuze toevallige toverkunst van regen: regen vermindert het licht, maar verdubbelt het tegelijk. Hoewel hij de lucht verduistert, verlicht hij de aarde. Voor het welwillende oog geeft hij de wegen iets van de Venetiaanse schoonheid. Ondiepe waterplassen herhalen elk detail van de aarde en de lucht; we leven in een dubbel universum. Als een man over kale, glanzende trottoirs loopt, die nat zijn onder de talloze lampen, lijkt hij soms een zwarte vlek op al die gouden spiegels en zou hij kunnen denken dat hij door een gele lucht vliegt.
Maar overal waar bomen en steden met hun hoofd naar beneden in een kleine waterplas hangen, is het gevoel van een Hemelse omgekeerde wereld hetzelfde. Deze heldere, natte, verblindende verwarring van vorm en schaduw, van werkelijkheid en weerspiegeling, zal een sterke aantrekkingskracht uitoefenen op iedereen met een transcendente intuïtie voor ons dromerige, dubbele leven. Het zal een mens altijd het vreemde gevoel geven dat hij neerkijkt op de lucht.
G. K. Chesterton. De kracht van verwondering. De beste essays. Uitgeverij: Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers, 2024. 192 pp. €22,99. ISBN 9789043540001