De stilte van het gezelschap
Erik Borgman werkt aan een driedelige theologie onder de titel Alle dingen nieuw waarin de stemmen uit de cultuur en christelijke traditie een podium krijgen. Zodat een rijker en voller beeld van de waarheid ontstaat. Het plan is hiervan in de komende periode op www.hetgoedeleven.nl daar wat voorproefjes van te geven.
Naar aanleiding van de zestigste verjaardag van de Schotse componist James MacMillan
Erik Borgman
Ik ben om meerdere redenen sinds mijn studententijd gefascineerd door de scholastiek. De belangrijkste reden is de vorm. De middeleeuwse theologen verzamelde verschillende standpunten die naar het schijnt onderling tegenstrijdig zijn, of in tegenspraak met het christelijk geloof. Zij probeerden de waarheid en de dwaling, het goede en het verkeerde in deze uitspraken te onderscheiden en zo een dieper inzicht in het christendom te krijgen. Thomas van Aquino (± 1225-1274) was hier de grootmeester van meester is. Videtur quod, begint het steeds in zijn Summa Theologiae, het heeft er de schijn van dat. Om vervolgens te laten zien dat het tegenovergesteld het geval is. Maar op weg naar die conclusie wordt het inzicht dankzij het gesprek met de tegenargumenten steeds rijker. Iets dergelijks probeer ik in mijn eigen theologisch werk ook te bereiken.
Christendom en hedendaagse cultuur
Bijvoorbeeld: het heeft er de schijn van dat het christendom nauwelijks een rol speelt in onze cultuur. Grote kunstenaars en schrijvers laten zich niet kennen als gelovigen, belangrijke filosofen maken wel gebruik van gedachten en visies uit de christelijke traditie, maar geven er een eigenzinnige draai aan. Het lijkt alsof de christelijke traditie nergens meer is.
Dit blijkt bij nader toezien waar en niet waar. Waar in de zin dat de nuances van de christelijke visie op het bestaan doorgaans niet centraal staan in het gesprek dat wij als Westerse samenlevingen voeren. Niet waar in de zin dat er veel meer vanuit een gelovige visie gedacht en geschreven wordt dan meestal aan het licht komt. We kennen in Nederland Vonne van der Meer en Willem Jan Otten. En Désanne van Brederode. Maar wie realiseert zich dat Charles Taylor – de Canadese filosoof van de klassieker Een seculiere tijd – een belijdend katholieke is, evenals Hans Joas, de Duitse socioloog die het vorig jaar in het Nederlands vertaalde De macht van het heilige schreef? Wie ziet hun teksten mede als poging na te denken over de toekomst van de traditie waar zij zelf vanuit leven? Wie weet dat de onlangs overleden zwarte Amerikaanse schrijfster en Nobelprijswinnaar Tony Morisson op twaalfjarige leeftijd rooms-katholiek werd? Wie leest haar werk als een bijdrage aan de toekomst van de christelijke traditie?
Want daar gaat het mij om. Ik bedoel hier niet te zeggen: wij, christenen – okay, ik was wat eenkennig: wij, katholieken – hebben ook best belangrijke en slimme mensen in ons kamp! Mijn punt is dat de discussie over de betekenis en de zeggingskracht van het christendom midden in de cultuur plaatsvindt en dat in de discussie over wat onze cultuur is, kan zijn en moet zijn christelijke stemmen volop meedoen. Het is zaak ze te horen en dan blijkt zowel onze cultuur als de christelijke traditie anders te zijn dan we dachten.
Ik probeer ze te horen. Ik werd aan een driedelige theologie onder de titel Alle dingen nieuw waarin deze stemmen een podium krijgen. Te midden van vele andere stemmen, zowel uit de christelijke traditie als uit de bredere cultuur. Zodat een rijker en voller beeld van de waarheid ontstaat. Het plan is hiervan in de komende periode op www.hetgoedeleven.nl daar wat voorproefjes van te geven.
James MacMillan, rooms-katholiek componist
Als eerste laat ik het licht vallen op James MacMillan, een van de belangrijkste hedendaagse componisten. In 2015 werd hem de titel ‘Sir verleend. Ook in Nederland geniet hij enige bekendheid. Hij was vanaf 2010 tot de opheffing in 201in 2013 vaste gastdirigent bij de Radio Kamer Filharmonie. : zijn Lucaspassie ging op 15 maart 2014 in première in het Concertgebouw in Amsterdam en in 2016 kwam hij naar het dominicanenklooster in Zwolle. De uit Zuidwest Schotland afkomstige MacMillan in namelijk niet alleen een belijdend katholiek – in 2004 beschreef hij in een ingezonden stuk in The Guardian openhartig tot welke pesterijen dat in zijn jeugd leidde, nadat hij in 1999 in een geruchtmakende lezing het Schotse anti-katholicisme had aangeklaagd – maar ook lekendominicaan. Hij is daarmee voor mij in de geestelijke zin familie. MacMillan werd in juli van dit jaar 60 en zijn werk had een centrale plaats op het Edinburgh International Festival, dat elk jaar in augustus plaatsvindt. Zijn vijfde symfonie ging er onder meer in première, getiteld ‘Le grand Inconnu’. Thema van deze nieuwe symfonie is de heilige Geest.
Lam Gods dat vrede geeft
MacMillan heeft nooit een geheim gemaakt van zijn geloof. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw combineerde hij een militant, in de ogen van veel Nederlanders conservatief katholicisme – voor de kenners: hij stond onder invloed van de dominicaan Aiden Nichols, de toenmalige studentenpastor in Cambridge en een propagandist van de theologie van Hans Urs von Balthasar en van die van Joseph Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI – met een militant-linkse politieke opstelling. Het is een vorm van trouw aan de dubbele erfenis van working class en katholicisme die in het Verenigd Koninkrijk vaker voorkomt, maar bij ons vrijwel onbekend is.
MacMillan schreef uiteenlopende expliciet religieuze werken, componeerde een mis bij gelegenheid van het pausbezoek aan Groot-Brittannië en de zaligverklaring van John Henry Newman in 2010 en eerde Benedictus XVI bij deze gelegenheid met een hymne onder de titel: Tu es Petrus. Het is de Latijnse vertaling van Matteüs 16,18: ‘Jij bent Petrus, en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen’. Kardinaal Vincent Nichols, de aartsbisschop van Westminster, is een grote fan van MacMillan.
Ik kende MacMillan en zijn werk al, maar ik werd definitief geraak door zijn Johannespassie, voor het eerst uitgevoerd in 2008 gedirigeerd door Sir Collin Davis, aan wie MacMillan het ook heeft opgedragen. Als Jezus gearresteerd wordt in de Hof van Olijven maakt MacMillan hoorbaar hoe Jezus te midden van alle tumult en geweld de vrede is. Er is lawaai en chaos als de soldaten onder leiding van Judas op de vraag wie zij zoeken, antwoorden: Jezus van Nazaret. Ego eimi, zingt de bariton die de rol van Jezus heeft, ‘Ik ben (het)’, en alles valt stil. Tot twee keer toe, zoals in het evangelie (Johannes 18,6 en 8). Het Lam Gods dat door in het hart van de bedreiging en het lijden te gaan staan en het op zich te nemen, vrede belichaamt en geeft: een van de moeilijkste theologische ideeën op glasheldere wijze verklankt. Er was nooit enige kijk op, maar op zo’n moment zou ik willen dat ik componist kon zijn!
De grote Onbekende
MacMillans vijfde symfonie is nog niet op internet te vinden of op cd te bestellen. BBC 3 zal de première later dit jaar uitzenden. De toelichting van MacMillan in het programma van de première blijft een beetje cerebraal:
De belangstelling voor spiritualiteit in onze hedendaagse postreligieuze en nu ook postseculiere samenleving, met name in relatie tot de kunsten, vertoont een opgaande lijn. Zou de Geest misschien een van de weinige elementen kunnen zijn van de traditionele kerk die nog steeds de kracht heeft om te bewegen, te boeien en te inspireren, in een tijd waarin zoveel mensen, vooral in de westerse wereld, de georganiseerde religie van de hand hebben gewezen?
Maar ‘Le grand Inconnu’ – geen slechte aanduiding voor de heilige Geest, ‘De grote Onbekende’, en dan ook nog in een vreemde taal! – begint op ongebruikelijke en veelzeggende manier. Niet met muziek, maar met het hoorbare ademen van het koor. In, uit. In, uit. In, uit. Recensente Joanna Morehead schrijft in het katholieke weekblad The Tablet:
de symfonie die op het punt staat te beginnen, lijkt MacMillan te zeggen, zal verandering brengen en zal ook anders zijn dan wat we misschien hadden verwacht. Diep inademen, en dan, daar gaat-ie dan…
Maakt MacMillan inderdaad opnieuw een moeilijk theologisch inzicht hoorbaar? Het lijkt erop. De Geest als de adem van de vernieuwing: het is de enige hoop voor de kerk in onze streken, zo meen ik. En voor de wereld. Als schrijver van een boek met titels als Alle dingen nieuw en, daarvoor, Leven van wat komt (2017), kan ik haast niet wachten het zelf te horen.
Bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag publiceerde MacMillan ook voor het eerst een boek – nu ja, een boekje: 96 bladzijden van 11 bij 18 centimeter. Titel: A Scot’s Song: A Life of Music (Het lied van een Schot: Een leven van muziek). Het begint als een autobiografie: MacMillan vertelt over zijn jeugd, de relatie met de muziek via de kerk en de Schotse volkscultuur, en zijn ontwikkeling. In het vierde hoofdstuk vertelt hij op eigenzinnige wijze hoe volgens hem de recente muziekgeschiedenis verbonden is met religie. Namen als Igor Stravinsky (1882-1971)en Olivier Messiaen (1908-1992) passeren de revue, maar ook John Cage (1886–1964) en natuurlijk Arvo Pärt. Daar plaats hij zichzelf tussen.
Het gezelschap van de stilte
Het loopt allemaal uit op een buitengewoon ontroerend laatste hoofdstuk. Titel is The Accompaniment of Silence, te vertalen als ‘Het gezelschap van de stilte’, maar ook als ‘De begeleiding van de stilte’. En dat laatste dan nog op twee manieren: de stilte begeleidt de componist – ‘We brengen veel tijd door in stilte’, schrijft MacMillan, ‘om te peilen wat er in het kreupelhout van onze gedachten zit’ – en de componist begeleid met zijn muziek uiteindelijk de stilte. ‘Muziek groeit uit de stilte van onze eigen geest, we zijn er zwanger van, en het komt naar buiten.’ Stilte die naar stilte luistert: dit is de religieuze kern van het componeren. MacMillan herinnert eraan dat de compositie van minimal music-componist John Cage, 4’33’’, die uit vier minuten en drieëndertig seconden stilte bestaat, oorspronkelijk getiteld was Silent Prayer. En hij vertelt het verhaal dat de compositie ontstaan zou zijn uit een toevallige ontmoeting in een kerk in New York in 1952 en dat vier minuten en drieëndertig seconde de tijd is die het bidden van de Romeinse Canon duurt, toen het enige eucharistische gebed in de Rooms-Katholieke Kerk. Tijdens het gebed vindt de consecratie plaats, het deel waarin brood en wijn Lichaam en Bloed van Christus worden. Reële presentie, en traditioneel een moment vol eerbiedige stilte.
MacMillan verbindt de stilte waaruit de muziek geboren wordt ook met een gebeurtenis die een diepe impact op zijn eigen leven heeft gehad. In zijn boekje begint hij tamelijk droog te vertellen hoe zijn dochter Catherine naar Afrika vertrok om daar te werken in een tehuis voor gehandicapte kinderen. ‘Daar ontmoette ze iemand met wie ze dacht dat ze zou terugkeren naar Schotland en zou gaan trouwen. Dat gebeurde niet. Maar ze keerde terug met een klein meisje in haar buik.’ Het meisje blijkt zwaar gehandicapt, James en zijn vrouw Lynne assisteren hun dochter in de verzorging. Gedrieën houden ze zielsveel van Sara Maria en verzorgen haar zo goed mogelijk, maar zij sterft plotseling – ‘zonder waarschuwing’, schrijft MacMillan – kort voor haar zesde verjaardag. Sara heeft hen volgens MacMillan geleerd wat liefde is: ‘We zullen nooit over het verlies van kleine Sara heenkomen.’ En hij getuigt: ‘Ik weet zeker dat zij het was, soms, die de klanken heeft ingegeven die in mijn hoofd opwelden en die hebben geleid tot de muziek die ik sindsdien heb geschreven. In de stilte hoor ik haar.’
De stilte van het gezelschap
Ook toen ze nog leefde belichaamde Sara voor MacMillan de begeleidende stilte, die uiteindelijk de stilte van Gods aanwezigheid is. Ik kan niet nalaten dan de laatste twee alinea’s van zijn boekje in extenso citeren:
Kijken naar Sara, denk ik soms, was misschien zoiets als het in stilte kijken in de ogen van een icoon. Het is de bedoeling dat we door dat te doen in de schoonheid van de goddelijke aanwezigheid kijken; de ogen van de icoon worden vensters in de ziel van God. En God kijkt terug. Enkele van de krachtigste voorstellingen van de hemel verbeelden de Vader die in de ogen van de Zoon kijkt, voor altijd.
Ik zou mijn leven, gezondheid en bezit willen geven om weer in Sara’s ogen te kunnen kijken. Zo niet voor altijd, dan is vier minuten en drieëndertig seconden prima, dank u wel. Het was als verrukking die naar verrukking keek, tederheid die naar tederheid keek, toewijding die naar toewijding keek, verering die naar verering keek, de beminnende die de beminde bemint, de betoveraar die de betoverde betovert, een hart verloren aan een hart.
Stilte luisterend naar stilte.
MacMillan componeerde al in 2002 een symfonie – zijn derde – met de titel Silence. Het is mede geïnspireerd door de roman met deze titel van de Japanse bekeerling tot het katholicisme Shūsaku Endō (1923-1996); in 2016 werd deze roman verfilmd door Martin Scorsese. De roman gaat uiteindelijk over het zwijgen van God bij de afschuwelijke dingen die mensen elkaar in de geschiedenis aandoen. Zoals MacMillan schrijft is deze stilte voor Endō geen afwezigheid van God, maar een vorm van aanwezigheid. Het is, in MacMillan’s woorden, de stilte van het gezelschap, the silence of accompaniment.
God houdt ons te midden van alle verschrikking gezelschap. Daarvan getuigt MacMillan, in zijn muziek, maar nu ook in woorden. Een reden tot dankbaarheid en ontroering, wat mij betreft.
James MacMillan, A Scots Song: A Life of Music, Edinburgh: Birlinn Ltd 2019.
Er zijn op het internet volop interviews te vinden met MacMillan. Een lijst van zijn werken is hier te vinden.
Erik Borgman (1957) is hoogleraar publieke theologie en directeur van het Tilburg Cobbenhagen Center van de Universiteit van Tilburg.
Gerelateerd boek
Op basis van omvattend onderzoek en talrijke gesprekken met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, en nauw aansluitend op gedachten van paus Franciscus, presenteert Leven van wat komt van Erik Borgman een bevrijdende omgang met de brandende maatschappelijke kwesties van deze tijd.
De laatste vijftig jaar wil de kerk zich vooral aanpassen aan de eigentijdse samenleving en cultuur. Een moderne kerk in een moderne wereld gold en geldt als de weg naar de toekomst. Maar de moderne wereld verkeert in diepe crisis en weet zelf de weg naar de toekomst niet goed meer te vinden. Hoog tijd om een plan dat er direct na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) al was, alsnog uit te voeren: vanuit gelovig perspectief de eigentijdse ontwikkelingen analyseren. Zo kan zichtbaar worden wat in onze situatie ‘de tekenen zijn van de aanwezigheid van God en van zijn plannen’. Wat een onoverkomelijk probleem lijkt, kan een aanzet zijn voor nieuw begin.