Menu

Premium

Evangelie, evangelist

Geloofstaal & cultuurtaal

Het woord ‘evangelie’ (goede boodschap) vormt een kernwoord in het kerkelijk spraakgebruik. Het Nieuwe Testament begint met de vier evangeliën, maar we gebruiken het woord ook vaak voor de (inhoud van) de boodschap als zodanig in de woordverbinding ‘evangelieverkondiging’. Daarnaast gebruiken we woorden die er van afgeleid zijn, zoals evangeliseren, evangelist, evangelisch. Door het vele gebruik zijn deze woorden aan slijtage onderhevig en hebben zij bovendien een heel verschillende gevoelswaarde (bijv. het woord ‘evangelisch’). Buiten de leefwereld van kerk en geloof geldt dat nog sterker. Evangeliseren staat voor velen gelijk met ‘zieltjes winnen’ of fanatieke geloofsijver. De evangelist is in onze 21e eeuwse samenleving een vreemde figuur, als hij of zij al niet vereenzelvigd wordt met de Jehovagetuige. Het gewone spraakgebruik kent het woord in een uitdrukking als: ‘wat hij zegt, is nog geen evangelie’, met de betekenis: je moet niet alles voor zoete koek slikken en geloven wat hij

zegt.

Woorden

De woorden ‘evangelie, evangeliseren, het evangelie verkondigen, evangelist’ zijn een letterlijke vertaling van de Griekse woordgroep euangelion, euangelidzein, euangelistès. De Septuagint gebruikt het werkwoord als vertaling van het Hebreeuwse basseer. Doorgaans betekent dit woord het brengen van een goede boodschap. Een uitzondering vormt 1 Samuël 4:17, waar sprake is van het slechte bericht van de nederlaag van Israël tegen deFilistijnen. Het Hebreeuwse Oude Testament kent ook het woord besora, verheugend bericht, goede tijding, in 2 Samuël 4 vertaald door ‘bodeloon’.

Het werkwoord euangelidzein wordt in het Nieuwe Testament verbonden met God, Christus, engelen, Johannes de Doper, de apostelen en andere predikers. In de brieven van Paulus wordt ‘evangelie’ op vele plaatsen nader omschreven als evangelie van God (Rom. 1:1), evangelie van zijn Zoon (Rom. 1:9); evangelie van Christus (2 Kor. 2:12), evangelie van uw behoud (Ef. 1:13), evangelie van de vrede (Ef. 6:15).

In Nederlandse vertalingen van het Oude Testament komt het woord ‘evangelie’ niet voor. In de vertalingen van het Nieuwe Testament worden naast ‘evangelie’ ook woorden als boodschap, blijde boodschap, goede tijding, tijding van vreugde gebruikt.

Betekenis in context

Oude Testament

Goede tijding

Onder een ’tijding’ verstaan we een bericht over een feitelijk gebeuren dat bij de ontvanger een verandering teweegbrengt. Het hangt van de aard van de verandering af of een tijding voor de ontvanger een goede tijding is of niet. Zo is de dood van Saul voor de Filistijnen een goede boodschap (1 Sam. 31:9), maar voor Israël en voor David niet (2 Sam. 4:10). In 2 Samuël 18:19-33 is sprake van boodschappers die aan David het bericht van de overwinning op Absalom brengen. De inhoud vande boodschap is in één woord: vrede. Keerzijde hiervan is wel de dood van Absalom. Hierdoor is David niet langer een vluchteling; hij is nu de overwinnaar. Uit de houding van de geadresseerde blijkt of de goede boodschap aanvaard wordt. David is aanvankelijk diep bedroefd, maar Joab weet de koning te bewegen het feit te erkennen en dienovereenkomstig te handelen. Uit het verhaal blijkt verder dat de persoon van de boodschapper een rol speelt. Omdat Joab weet dat de boodschap twee kanten heeft voor David, zendt hij een vreemdeling in plaats van een bondgenoot naar David om hem de uitslag van de strijd -die de dood van Davids zoon ten gevolge heeft – mee te delen. Een boodschapper is verplicht de goede boodschap door te geven (2 Kon. 7:9).

Vreugdebode

In Jesaja 52:7 is sprake van een bode die aan Jeruzalem de omkeer in de situatie van de ballingen verkondigt. De terugkeer betekent: het goede, heil, vrede, vergeving (Jes. 40:1). Terwijl de stad nog in puin ligt, wordt het bericht dat de Here koning is uitgeroepen als een voldongen feit dat een nieuwe tijd inluidt. De toekomst is reeds begonnen. De inwoners van Jeruzalem die de voetstappen van de bode horen, geven op hun beurt vol vreugde deze goede tijding door (40:9). Deze tijding van vreugde overschrijdt de grenzen van Israël en geldt alle volken (Jes 42:4; Ps. 96:10).

In het derde deel van het boek van Jesaja wordt de inhoud van de heilsboodschap verdiept als een goede tijding voor de armen, voor mensen die er onderdoor gaan. Het jubeljaar van de bevrijding wordt uitgeroepen (Jes. 61:1-3). Ook hier blijkt dat de boodschap oproept tot geloof (Jes. 53:1). De heilsboodschap is een ongehoord bericht, dat op weerstanden en bezwaren stuit (vgl. Gen. 45:26). De feiten weerspreken het bericht vanGods koningschap. Het brengen van de boodschap impliceert lijden.

Nieuwe Testament

‘Evangelie’ in de wereld van het Nieuwe Testament

Zowel in de Grieks-Romeinse als in de joodse wereld ten tijde van Jezus en de apostelen was ‘evangelie’ een bekend woord. Met name rond de persoon van de keizer van Rome krijgt het een speciale betekenis. Berichten over zijn aanvaarding van de regering of van zijn overwinning krijgen het karakter van een goede boodschap die de wereld een ander gezicht zal geven. In een inscriptie gewijd aan de verjaardag van Augustus wordt het bericht van zijn geboorte ‘het begin van de goede tijdingen die aangaande hem zijn uitgegaan’ genoemd. Men beleeft zo’n blij bericht als het begin van een nieuwe tijd. In de geschriften van de rabbijnen wordt de figuur van de heilbode uit Jesaja 52 en 61 gezien als de voorloper van de Messias of de Messias zelf. Met zijn komst breekt de tijd van Gods bevrijdende heerschappij aan. Evangelie is in de wereld van het Nieuwe Testament dus nauw verbonden met koningschap.

Het evangelie vanJezus Christus

Marcus schrijft als opschrift boven zijn boek ‘begin van het evangelie van Jezus Christus, Gods Zoon’. De verwijzing naar Jesaja 40 laat zien hoe op de achtergrond van dit woord de genoemde Jesaja-teksten staan. Jezus zelf verkondigt het tijdens zijn aardse leven, maar Hij is ook de inhoud van zijn boodschap. Marcus’ eerste lezers in Rome zullen er wellicht ook iets van een contrast in gehoord hebben. Niet de komst van de Caesar, maar de komst en het werk van Jezus Christus is een goede tijding. Het evangelie van Jezus Christus is het evangelie van het Koninkrijk (Mar. 1:14-15; Mat. 4:23; 9:35; Luc. 4:43; 8:1). Inde boodschap van Jezus en de apostelen (Luc. 9:2) wordt verkondigd dat de heerschappij van God ophanden is als een heilrijke werkelijkheid. Het gebeurt in het woord en het werk van Jezus, met name in zijn lijden, sterven en opstanding. Het wordt aangezegd als een voldongen feit, waarover niet te discussiëren valt. Met deze proclamatie is daarom de oproep tot geloof en bekering onlosmakelijk verbonden (Mar. 1:15).

In het bericht aangaande de geboorte van Jezus vertelt Lucas (2:9v) dat een engel van de Here als een vreugdebode de geboorte aankondigt van de Redder, namelijk Christus, de Here, in de stad van David; deze tijding van vreugde brengt de herders in beweging, zodat ze in geloof zich naar Betlehem haasten. Een belangrijk facet van de betekenis van woorden als ‘goede tijding’ en ‘de goede tijding verkondigen’ is de nadruk op de verkondiging aan de armen – de mensen die naar de heersende opinie van die tijd als de zondaren golden – maar ook de achtergestelden, zowel in sociaal als in godsdienstig opzicht. In zijn woorden in de synagoge van Nazaret (Luc. 4:18-19) en in zijn antwoord aan Johannes de Doper (Luc. 7:22) identificeert Jezus Zich met de vreugdebode van Jesaja 61. In zijn weg en werk gaat dit profetenwoord in vervulling. Dat de Here koning is, betekent vrede en heil: blinden zien, lammen gaan lopen, melaatsen worden genezen, doven horen, doden worden opgewekt en armen horen het evangelie dat hen in de ruimte stelt van de vergeving (Luc. 7:49; 19:5, 10) en hen opneemt in een nieuwe gemeenschap (Mar. 2:14). Dit adres van de evangelieverkondiging stuit op weerstand en ergernis; het staat haaks op het streven en denken van mensen die neerkijken op de schare die de wet niet kent en naleeft. Daarom zijn lijden en vervolging inherent aan de dienst van de verkondiging van het goede nieuws (Mar. 13:9-13). Toch is deze verkondiging een doorgaand gebeuren; krachtens de heilswil van God moet het evangelie aan alle volken verkondigd worden voordat het einde komt (Mar. 13:10; Mat. 24:14).

Na de opstanding en na de uitstorting van de Heilige Geest zijn het de apostelen en hun medewerkers die in opdracht van Christus de goede tijding doorgeven, allereerst onder hun volksgenoten in Israël, maar dan ook in de volkenwereld (Hand. 1:6-8; 5:42; 8:12, 35; 11:20; 20:24). Inhoud van hun boodschap is dat de opgestane Jezus de Messias en de Heer is.

Evangelie als evangelieboek

Terwijl in het Nieuwe Testament ‘evangelie’ de inhoud van de goede boodschap aanduidt, krijgt het woord in de eeuwen daarna ook de betekenis ‘evangelieboek’. Zo spreekt reeds de kerkvader Irenaeus van Lyon (2e eeuw na Chr.) over het ‘Evangelie naar Matteüs’ als de op schrift gestelde boodschap. De evangelieboeken van Matteüs, Marcus en Lucas vertonen bij alle verschillen toch zoveel overeenkomst dat ze vanaf de 18e eeuw de synoptische evangeliën genoemd worden. De term ‘synoptisch’ wil zeggen dat men deze evangeliën naast elkaar kan leggen om ze in één oogopslag te bezien. Het Evangelie van Johannes draagt in vergelijking met de andere drie een eigen karakter. Elk evangelie heeft weliswaar zijn eigen karakter en doelstelling, maar wat in Johannes 20:30, 31 gezegd wordt, geldt voor alle evangelisten.

Zij geven de overlevering over Jezus’ woorden en daden, zijn lijden en opstanding niet weer als neutrale informatie, maar als verkondiging van feiten die geloof in Jezus Christus willen bewerken of versterken.

Evangelie in de brieven van Paulus

Paulus kan kortweg spreken over ‘mijn evangelie’ (Rom. 16:25; 2 Tim. 2:8), dat wil zeggen de evangelieboodschap die hem is toevertrouwd en die hij verkondigt. De prediking van deze goede tijding is een gebeuren, een ‘kracht van God tot behoud’. God Zelf is daarin aan het werk om mensen te redden uit hun verloren bestaan. Het evangelie is immers de manifestatie van Gods heilbrengend, rechtvaardig handelen aan goddelozen voor ieder die gelooft in Jezus Christus (Rom. 1:16, 17; vgl. Rom. 3-4). Het is al vóór Christus’ komst verkondigd door de profeten, zoals uit de heilige Schriften (het OT) blijkt. Wat als belofte is aangekondigd, ontvangt zijn vervulling en bekrachtiging in de komst van Christus, de Messias van Israël. Hij is van boven en van beneden: Zoon van God en Zoon van David. In zijn opstanding komt zijn goddelijke kracht tot doorbraak. Hij is verhoogd tot Heer (Rom. 1:1-4; 10:9; Filp. 2:9-11). De dood en de opstanding van Christus behoren tot het hart van de evangelieverkondiging (1 Kor. 15:1-4; 2 Tim. 2:8-9). Deze verkondiging, bestemd voor joden en heidenen, is niet ‘naar de mens’; het is vreemd aan zijn denken en streven. Met name in 1 Korintiërs 1:18-31 verwoordt de apostel dit tegendraadse karakter van het evangelie. Het botst met de wijsheid van deze wereld, met de retorische vaardigheden en het hogere inzicht waarop men zich in Korinte beroemde: het evangelie is namelijk de boodschap van het kruis. Een gekruisigde Messias is voor de jood een ergernis en voor de Griek een dwaasheid. Alleen door het geloof wordt deze ergernis overwonnen.

Sprekers en hoorders van de blijde boodschap zijn daarom aangewezen op de kracht van de Heilige Geest, die in die verkondiging werkzaam is. Aan Hem is het te danken dat mensen het woord aannemen niet als het woord van een mens, maar als een boodschap van God (1 Tess. 1:5-7; 2:13). De verkondiging veroorzaakt een radicale omkeer: afwending van de afgoden en omkeer tot de levende God (1 Tess. 1:9; 2 Kor. 4:6).

Bij evangelieprediking denken we vooral aan een verbaal gebeuren. Uit Romeinen 15:19 blijkt echter dat deze prediking vergezeld ging van wonderen en tekenen (vgl. Mar. 16:19; Hebr. 2:4). Concrete voorbeelden daarvan vinden we in het boek Handelingen (o.a. 16:26; 19:11-12; 28:3-8).

Het eeuwig evangelie

In Openbaring 14:6 wordt gesproken over een eeuwig evangelie. Het is afkomstig uit de hemel – een engel is de boodschapper – en bestemd voor alle mensen op aarde. In de context is sprake van het gericht over Babel, symbool voor de anti-goddelijke machten. De waarschuwende en appellerende inhoud herinnert aan de oerchristelijke missionaire prediking (Hand. 14:15; 1 Tess. 1:910). Nu het oordeel nadert, wordt ieder opgeroepen tot omkeer, dat wil zeggen: aanbidding van God, de Heer der wereld (vgl. Ps. 29). Dat het een eeuwig evangelie heet, wijst op de volstrekte geldigheid en de onvergankelijkheid van de boodschap.

Evangelist

Het woord komt drie keer in het Nieuwe Testament voor ter aanduiding van mensen die geen apostel zijn. In Handelingen 21:8 wordt het gezegd van Filippus, een van de zeven die verkozen werden om de apostelen te assisteren in de hulpverlening aan de armen (6:1-6). Na zijn vlucht uit Jeruzalem is hij werkzaam in Samaria als verkondiger van het goede nieuws met betrekking tot Christus (8:4-8). Onder de gaven die Christus aan zijn gemeente geeft om haar op te bouwen, worden in Efeziërs 4:11 ook evangelisten genoemd. Wij krijgen van hun specifieke taak geen helder beeld. Dat geldt ook van Timoteüs, die door Paulus wordt aangespoord om het werk van een evangelist te doen (2 Tim. 4:5). Vermoedelijk hebben we te denken aan gemeenteleden die in het voetspoor van de apostelen werkzaam waren in de verkondiging van het evangelie, en duidt het woord meer het werk aan dan dat het een speciale ambtaanduiding is.

Kern

Het evangelie als boodschap van verlossing en bevrijding is de ‘ware schat van de kerk’ (Luther). De verkondiging van deze tijding van vreugde in woord en daad is de kerntaak van de gemeente en haar zending in de wereld. Altijd weer is er het gevaar dat deze verkondiging verwordt tot een vorm van religieuze of christelijke propaganda. Daarom is het noodzakelijk zich te concentreren op Hem die de inhoud van het evangelie is, namelijk Jezus Christus, de gekruisigde en opgestane Heer. Dit evangelie is bestemd voor heel de wereld, het zal klinken tot aan de voleinding.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: Koninkrijk van God, gezalfde, kruis, opstanding, woord, verkondigen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken